ECLI:NL:TGDKG:2013:42 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet1045.2012

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2013:42
Datum uitspraak: 23-07-2013
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet1045.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. In de oorspronkelijke klacht beklaagt klager zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte tot het leggen van bankbeslag is overgegaan, omdat klager stukken had toegezonden waaruit bleek dat eerst nog een uitspraak van de rechtbank over de hoogte van de alimentatie afgewacht zou worden. De Kamer acht het verzet gegrond en beoordeel de klacht als volgt. Onbestreden staat vast dat de gerechtsdeurwaarder klager heeft medegedeeld dat hij stukken naar het kantoor van de gerechtsdeurwaarder mocht opsturen en dat de gerechtsdeurwaarder deze stukken zou bekijken. Naar het oordeel van de Kamer wordt hiermee de verwachting gewekt dat klager nog een reactie van de gerechtsdeurwaarder zou ontvangen, alvorens verdere actie zou worden ondernomen. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om klager mede te delen dat hij de stukken had doorgezonden naar zijn opdrachtgever voor uitleg en verdere instructies. De instructie om het beslag te leggen, stond er niet aan in de weg om klager mede te delen dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder de mening van klager niet deelde en hem had opgedragen de executie door te zetten. Beslaglegging had direct daarna kunnen plaatsvinden. De klacht wordt gegrond verklaard. Er wordt geen maatregel opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 juli 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 11 december 2012 met zaaknummer 816.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 1045.2012 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 7 oktober 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 5 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 18 december 2012 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 13 december 2012.

Bij brief van 22 december 2012 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 juni 2013 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 23 juli 2013.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Op 3 mei 2011 is in hoger beroep een alimentatiebeschikking ten laste van klager gegeven. Op 19 september 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder de beschikking aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen. Bij brief van 21 september 2012 heeft klager de gerechtsdeurwaarder aanvullende stukken toegezonden. Op 25 september 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager bankbeslag gelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft het proces-verbaal van het gelegde beslag dezelfde dag aan klager betekend.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte tot het leggen van bankbeslag is overgegaan, omdat klager stukken had toegezonden waaruit bleek dat eerst nog een uitspraak van de rechtbank over de hoogte van de alimentatie afgewacht zou worden.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat k lager op 3 mei 2011 in hoger beroep veroordeeld is tot betaling van alimentatie en nadien heeft nagelaten daaraan vrijwillig te voldoen. Na betekening van de uitspraak heeft klager de gerechtsdeurwaarder benaderd met de mededeling dat hij in het bezit was van stukken waaruit volgde dat er een afspraak was dat gewacht zou worden op een nieuwe uitspraak van de rechtbank over de hoogte van de alimentatie. De gerechtsdeurwaarder heeft de door klager op zijn verzoek toegestuurde stukken bestudeerd. Daaruit blijkt inderdaad niet van een afspraak om geen alimentatie te betalen zolang er geen nieuwe uitspraak van de rechtbank is. De gerechtsdeurwaarder heeft de stukken voorts doorgestuurd aan zijn opdrachtgeefster, die vervolgens de instructie heeft gegeven om over te gaan tot beslaglegging. Het feit dat de gerechtsdeurwaarder daaraan gevolg heeft gegeven, kan dan ook niet als klachtwaardig worden aangemerkt. Het door de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager gelegde bankbeslag is dan ook niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat anders dan klager blijkbaar meent een tuchtprocedure als deze - nog daargelaten of hiervoor aanleiding zou bestaan - geen ruimte biedt voor een veroordeling tot betaling van schadevergoeding. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken, aldus de voorzitter.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat waar het om gaat is dat een medewerkster hem op 20 september 2012 had toegezegd dat de gerechtsdeurwaarder de betreffende stukken zou gaan bestuderen. Op 24 september 2012 zou zij hem laten weten of die stukken overtuigend zouden zijn om de hele procedure te annuleren. Klager had het geld gereed liggen voor het geval dat zijn ex-echtgenote zou laten weten dat de procedure alsnog zou doorgaan. Echter al voor de datum van 24 september 2012 had de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd. Door de toezegging van de medewerkster van de gerechtsdeurwaarder zijn er onnodige kosten ontstaan die ten goede zijn gekomen van de gerechtsdeurwaarder.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

De Kamer is van oordeel dat het verzet doel treft en de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven.

8. De beoordeling van de klacht

8.1 Onbestreden staat vast dat de gerechtsdeurwaarder klager heeft medegedeeld dat hij stukken naar het kantoor van de gerechtsdeurwaarder mocht opsturen en dat de gerechtsdeurwaarder deze stukken zou bekijken. Naar het oordeel van de Kamer wordt hiermee de verwachting gewekt dat klager nog een reactie van de gerechtsdeurwaarder zou ontvangen, alvorens verdere actie zou worden ondernomen. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om klager mede te delen dat hij de stukken had doorgezonden naar zijn opdrachtgever voor uitleg en verdere instructies. De instructie om het beslag te leggen, stond er niet aan in de weg om klager mede te delen dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder de mening van klager niet deelde en hem had opgedragen de executie door te zetten. Beslaglegging had direct daarna kunnen plaatsvinden.

8.2 Op grond van het voorgaande dient het verzet en de klacht gegrond te worden verklaard. De beslissing van de voorzitter kan niet in stand blijven en dient te worden vernietigd.

9.  De Kamer acht geen termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan. Beslist wordt daarom als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-        verklaart de klacht gegrond;

-        laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. A. Sissing en mr. J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2013, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.