ECLI:NL:TGDKG:2013:34 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet38.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2013:34
Datum uitspraak: 23-07-2013
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet38.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. In de oorspronkelijke klacht beklaagt klaagster zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag roerende zaken op haar adres heeft aangekondigd. Het adres staat op haar naam en niet op naam van de veroordeelde. De voorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Ter zitting heeft klaagster medegedeeld dat degene aan wie de aankondiging van het beslag was gericht haar zoon is en dat hij mede op haar adres stond ingeschreven. Nog afgezien van het feit dat de klacht omtrent het niet informeren van klaagster dat het aangekondigde beslag niet zou worden gelegd, niet in de inleidende klacht staat vermeld, geldt dat er in een geval als het onderhavige geen informatieplicht van de gerechtsdeurwaarder ten opzichte van klaagster bestaat. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 juli 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 11 december 2012 met zaaknummer 886.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 38.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 27 oktober 2012 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 8 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 11 december 2012 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 13 december 2012.

Bij brief van 24 december 2012 heeft klaagster verzet op nader aan te voeren gronden ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Op 9 januari 2013 heeft klaagster de gronden van het verzet ingediend. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 juni 2013 alwaar klaagster en haar gemachtigde zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 23 juli 2013.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Bij brief van 23 oktober 2012 gericht aan het adres van klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder een zekere [     ] laten weten dat uit kracht van een op 21 mei 2012 aan hem betekend vonnis, waaraan door hem niet is voldaan, op 2 november 2012 beslag op roerende zaken zal worden gelegd. Alvorens de brief te verzenden stelt de gerechtsdeurwaarder een adresverificatie te hebben gedaan. Volgens de Gemeentelijke Basisadministratie was [     ] destijds nog op het adres van klaagster woonachtig. Per e-mail van 27 oktober 2012 heeft [     ] de gerechtsdeurwaarder laten weten dat hij niet meer op het adres van klaagster woonachtig was en een betalingsregeling aangeboden. Het door de gerechtsdeurwaarder aangekondigde beslag is niet gelegd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag roerende zaken op haar adres heeft aangekondigd. Het adres staat op haar naam en niet op naam van [     ]. Daarnaast beklaagt klaagster zich er over dat [     ] geen eerlijk proces heeft gehad.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat d e gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij beslag roerende zaken op het adres van klaagster heeft aangekondigd, maar de voorzitter acht dit niet verwijtbaar nu uit de Gemeentelijke Basisadministratie kon worden opgemaakt dat de schuldenaar ook op dat adres woonde. Om die reden kan het de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat hij een dergelijk beslag op het adres van klaagster heeft aangekondigd.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat het tweede onderdeel van de klacht kennelijk betrekking heeft op de procedure die heeft geleid tot voormeld vonnis. Daar staat klaagster evenwel buiten.

5.3 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat anders dan klaagster blijkbaar meent een tuchtprocedure als deze - nog daargelaten of hiervoor aanleiding zou bestaan - geen ruimte biedt om dossier [     ] te vernietigen dan wel een veroordeling tot betaling van een schadevergoeding toe te kennen.

6. De gronden van het verzet

6.1 Klaagster is het niet eens met de bestreden beslissing. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende gemotiveerd heeft dat degene aan wie de aankondiging van het beslag was gericht, in de Gemeentelijke Basisadministratie op het betreffende adres stond ingeschreven ten tijde van verzending van de bedoelde aankondiging. Zo is geen kopie van het uittreksel bijgevoegd bij het verweer van de gerechtsdeurwaarder, of op andere wijze enig bewijs van die stelling van de gerechtsdeurwaarder in het geding gebracht.

6.2 Nu klaagster staat ingeschreven op het adres waarnaar de aankondiging van het beslag is verzonden en een eventueel beslag roerende zaken ook haar zou treffen, stelt klaagster zich op het standpunt dat zij wel degelijk belanghebbende is ten aanzien van het beslag. Dat zij niet degene is aan wie de aankondiging is gericht staat hieraan niet in de weg, zo meent klaagster. Om deze reden is klaagster van mening dat haar klacht met betrekking tot de procedure met betrekking tot het beslag alsnog inhoudelijk dient te worden behandeld.

6.3 Klaagster stelt tevens dat op het onderdeel van de klacht dat erop ziet dat zij geen brief heeft ontvangen van de gerechtsdeurwaarder om haar te kennen te geven dat het beslag aan haar adres geen doorgang zou vinden, in het geheel niet is ingegaan. Zij meent dat dit getuigt van onzorgvuldige besluitvorming.

6.4 Klaagster stelt als laatste dat het nalaten van het verzenden aan haar van een dergelijke brief getuigt van onzorgvuldig handelen van de gerechtsdeurwaarder. Zij heeft hierdoor onnodig last gehad van stress en rondgelopen met de angst dat ten onrechte beslag gelegd zou worden op roerende zaken die haar toebehoren. Klaagster stelt dat - bovenstaande in aanmerking genomen - de gerechtsdeurwaarder niet in overeenstemming met de voor hem geldende norm heeft gehandeld.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Klaagster heeft ter zitting medegedeeld dat degene aan wie de aankondiging van het beslag was gericht haar zoon is en dat hij mede op haar adres stond ingeschreven. Het betrof een zaak tussen haar zoon en de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. De brief waarmee het beslag werd aangekondigd was ook gericht aan haar zoon. Nog afgezien van het feit dat de klacht omtrent het niet informeren van klaagster dat het aangekondigde beslag niet zou worden gelegd niet in de inleidende klacht staat vermeld, geldt dat er in een geval als het onderhavige geen informatieplicht van de gerechtsdeurwaarder ten opzichte van klaagster bestaat.

7.2 De door klaagster in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de klacht waarop de voorzitter heeft beslist. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist, zodat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. A. Sissing en mr. J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2013, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.