ECLI:NL:TGDKG:2013:24 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet1028.2012

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2013:24
Datum uitspraak: 18-06-2013
Datum publicatie: 10-07-2013
Zaaknummer(s): GDWverzet1028.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. In de oorspronkelijke klacht beklaagt klager beklaagt zich er samengevat over dat er geen rechtsgrond aanwezig is voor het leggen van beslag roerende zaken en er sprake is van ongeoorloofde intimidatie van de zijde van de gerechtsdeurwaarder. Klager stelt zich op het standpunt dat het pand en de roerende goederen zijn eigendom zijn en niet in eigendom aan zijn zoon toebehoren. Daarop mag geen beslag worden gelegd, aldus klager. De voorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard.   De Kamer overweegt dat anders dan klager heeft aangevoerd er een geldige titel aanwezig was voor het aangekondigde beslag, namelijk een ten nadele van de zoon van klager gewezen vonnis. Wanneer een gerechtsdeurwaarder aankondigt beslag te komen leggen op zaken waarvan een derde stelt eigenaar te zijn, noopt die enkele aanspraak de gerechtsdeurwaarder niet om op voorhand van het beslag af te zien. In dit geval was daarvoor des te minder reden, omdat - zoals klager ter zitting heeft erkend - roerende zaken van de zoon van klager op zijn adres aanwezig waren. Het verzet wordt, met aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 juni 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 13 november 2012 met zaaknummer 808.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 1028.2012 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

waarnemend-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde:

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 27 september 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 9 oktober 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 13 november 2012 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 22 november 2012.

Bij brief van 6 december 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 mei 2013 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 18 juni 2013.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Op 17 januari 2007 is een verstekvonnis gewezen ten laste van [     ], de zoon van klager. De zoon staat volgens de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde gegevens van de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven op het adres van zijn vader. Op 10 juli 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder het verstekvonnis aan de zoon van klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen. Op 29 februari 2012 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij en zijn zoon geen kennis hebben genomen van de vordering. Klager heeft bij brieven van 3 en 12 september 2012 bezwaar gemaakt tegen het aangekondigde beslag op roerende zaken. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brieven van 7 en 13 september 2012 gereageerd. De gerechtsdeurwaarder heeft diverse malen onderzoek laten doen om het huidige adres van de zoon van klager te achterhalen. De gerechtsdeurwaarder heeft uiteindelijk besloten het aangekondigde beslag op te schorten. Bij brief van 18 september 2012 is dit aan klager medegedeeld.

4. De oorspronkelijke klacht

In de oorspronkelijke klacht beklaagt klager beklaagt zich er samengevat over dat er geen rechtsgrond aanwezig is voor het leggen van beslag roerende zaken en er sprake is van ongeoorloofde intimidatie van de zijde van de gerechtsdeurwaarder. Klager stelt zich op het standpunt dat het pand en de roerende goederen zijn eigendom zijn en niet in eigendom aan zijn zoon toebehoren. Daarop mag geen beslag worden gelegd, aldus klager.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat e en aankondiging van een beslagpoging intimiderend mag overkomen, maar zolang hieraan een geldige executoriale titel ten grondslag ligt is er van klachtwaardig, laat staan onrechtmatig handelen geen sprake. Er is een verstekvonnis ten laste van de zoon van klager gewezen dat onherroepelijk is geworden en er is derhalve sprake van een executoriale titel. De gerechtsdeurwaarder is op grond daarvan gerechtigd tot het treffen van beslagmaatregelen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake, aldus de voorzitter.

6. De gronden van het verzet

Klager heeft in verzet aangevoerd dat de voorzitter ten onrechte de door de gerechtsdeurwaarder in zijn verweer gegeven samenvatting van de klacht voor zijn beslissing heeft gebruikt. Voorts is ten onrechte aangenomen dat er een rechtsgeldige titel ten grondslag lag aan de aankondiging van het beslag van de roerende zaken op de eigendommen van klager.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Naar het oordeel van de Kamer staat het de voorzitter vrij de klacht samen te vatten op de wijze waarop hij dat heeft gedaan. Anders dan klager heeft aangevoerd was er een geldige titel aanwezig voor het aangekondigde beslag, namelijk een ten nadele van de zoon van klager gewezen vonnis. Op grond van dat vonnis mogen maatregelen tegen de zoon van klager worden aangekondigd waaronder het leggen van beslag.

7.2 Wanneer een gerechtsdeurwaarder aankondigt beslag te komen leggen op zaken waarvan een derde stelt eigenaar te zijn, noopt die enkele aanspraak de gerechtsdeurwaarder niet om op voorhand van het beslag af te zien. In dit geval was daarvoor des te minder reden, omdat - zoals klager ter zitting heeft erkend - roerende zaken van de zoon van klager op zijn adres aanwezig waren.

7.3 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer daarom geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist, zodat het verzet, met aanvulling van de motivering ongegrond dient te worden verklaard.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.