ECLI:NL:TGDKG:2013:10 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet949.2012

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2013:10
Datum uitspraak: 14-05-2013
Datum publicatie: 10-07-2013
Zaaknummer(s): GDWverzet949.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Verschil van mening over de uitleg van compensatie van kosten door de rechter. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaard het verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 mei 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 13 november 2012 met zaaknummer 617.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 949.2012 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 26 juli 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 8 augustus 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 13 november 2012 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Op 19 november 2012 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Klager heeft bij brief van 21 november 2012, binnengekomen op 23 november 2012, verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

De gerechtsdeurwaarder heeft op 30 november 2012 een reactie gegeven op het verzetschrift.

Klager heeft op 5 december 2012 gereageerd op de brief van de gerechtsdeurwaarder van 30 november 2012.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 april 2013 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 14 mei 2013.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Op 14 april 2010 is een vonnis ten laste van klager gewezen. Op 10 juni 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen. Op 30 juni 2010 is de gerechtsdeurwaarder een voorlopige betalingsregeling met klager overeengekomen voor de duur van zes maanden. Op 27 december 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht het restant van de vordering te voldoen dan wel een nieuw betalingsvoorstel te doen. Op 12 januari 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder klager schriftelijk medegedeeld dat de reeds overeengekomen betalingsregeling zal worden gecontinueerd. Op 7 december 2011 en 25 januari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klager aangeschreven, omdat de betalingsregeling stagneerde. Op 27 januari 2012 heeft klager de gerechtsdeurwaarder telefonisch medegedeeld het restant niet te voldoen. Op 9 februari, 2 mei en 6 juni 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klager schriftelijk verzocht het restant van de vordering vrijwillig te voldoen.      Uiteindelijk heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager (derden)beslag gelegd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte de executiekosten bij hem in rekening heeft gebracht en ten onrechte (derden)beslag heeft gelegd, omdat de volledige vordering is voldaan. Klager stelt daartoe dat hij de executiekosten niet hoeft te voldoen, omdat de rechter heeft geoordeeld dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de executiekosten bestaan uit de kosten die een gerechtsdeurwaarder in rekening brengt om een vonnis ten uitvoer te leggen. Deze kosten komen ten laste van de schuldenaar. Het is derhalve niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder deze kosten bij klager in rekening heeft gebracht.

5.2 De voorzitter heeft daarnaast overwogen dat de klacht over het beslag betrekking heeft op de executie van een titel, waarover deze Kamer niet kan oordelen. Executiegeschillen dienen aan de voorzieningenrechter in kort geding te worden voorgelegd. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake, Aldus de voorzitter.

6. De gronden van het verzet

Klager heeft samengevat in verzet aangevoerd dat hij een verschil in opvatting constateert omtrent hetgeen wel en niet zou kunnen vallen onder de 'kosten' zoals door de rechter in zijn uitspraak van 14 april 2010 tussen partijen zijn gecompenseerd. De kosten waarop het vonnis ziet, zijn volgens klager duidelijk omschreven. Buiten de rente zijn er geen kosten te verrekenen, ook niet de kosten van betekening van exploten. Wanneer de rechter in zijn vonnis expliciet de buitengerechtelijke kosten niet toewijst, ziet klager niet in dat deze toch door hem zouden moeten worden betaald. Klager stelt zich op het standpunt dat hij alle door de rechter opgelegde betalingsverplichtingen is nagekomen (met uitzondering van een betaling van 50 euro, welke door gebrek aan een batig banksaldo, niet is uitgevoerd).

6.2 Klager vindt het onjuist dat een gerechtsdeurwaarder beslag kan leggen op een bedrag van duizenden euro's, terwijl de feitelijke vordering slechts een paar tientjes betreft. In het geval van klager is voor een vermeende vordering van maximaal 170 euro, een bedrag van 550,00 euro geïncasseerd van zijn bankrekening. Zou er onverhoopt meer geld op de rekening aanwezig zijn geweest, dan was dit volgens de bank ook gevorderd, aldus klager.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Hetgeen klager heeft aangevoerd met betrekking tot de kosten, is onjuist. De rechter beslist over de kosten tot aan het vonnis. De kosten die na het vonnis worden gemaakt zijn kosten van de tenuitvoerlegging die voor rekening van klager komen. Nu klager zoals hij heeft erkend, een betaling heeft gemist, mocht de gerechtsdeurwaarder het vonnis ten uitvoer leggen. Dat het gehele saldo van de rekening door een beslag wordt getroffen volgt uit het systeem van het beslag. De voorzitter heeft terecht overwogen dat indien klager het daar niet mee eens is, hij dit geschil voor dient te leggen aan de executierechter.

7.2 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer daarom geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist, zodat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A. Sissing en

J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.