ECLI:NL:TDIVTC:2013:YF0506 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2012/31

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2013:YF0506
Datum uitspraak: 25-04-2013
Datum publicatie: 07-05-2013
Zaaknummer(s): 2012/31
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie:   Beklaagde wordt verweten dat hij bij een hond een onjuiste diagnose heeft gesteld en in dat kader geen röntgenfoto heeft gemaakt, dat hij onnodig een operatie heeft voorgesteld en dat hij de hond ruim 3 weken geen pijnstillende medicatie heeft gegeven. Ongegrond.

X,     klager

tegen

Y,      beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 maart 2013. Beklaagde was daarbij aanwezig.

Klager was niet aanwezig.

2. DE KLACHT

De klachten komen er samengevat op neer dat beklaagde wordt verweten dat hij ten aanzien van de hond van klager een verkeerde diagnose heeft gesteld en geen röntgenfoto heeft gemaakt, dat hij onnodig een operatie heeft voorgesteld en voorts geen pijnstillende medicatie heeft gegeven.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klager met de naam XXXXX, geboren op 1 juni 1999.

3.2. Medio juli 2011 heeft klager zijn eigen dierenarts bezocht, in verband met het feit de hond op drie poten liep. Deze dierenarts heeft de hond onderzocht, maar niet kunnen achterhalen waarom de hond de betreffende achterpoot niet kon belasten. Klager werd geadviseerd om een röntgenfoto te maken. Omdat de eigen dierenarts daarvoor niet de geschikte apparatuur had, werd klager naar beklaagde verwezen. Uit de overgelegde patiëntenkaart blijkt dat de eigen dierenarts op 15 en 20 juli 2011 pijnstillende en ontstekingsremmende medicatie heeft voorgeschreven, respectievelijk 14 tabletten Rimadyl 100 mg en 20 tabletten Tramadol 50 mg.

3.3. Beklaagde heeft de hond op 22 juli 2011 algemeen en orthopedisch onderzocht en geconcludeerd dat sprake was van vermoedelijk kruisbandletsel aan de linker achterhand, mogelijk met secundair artrose. Beklaagde heeft een operatie voorgesteld en aangegeven dat het de voorkeur had om die op korte termijn uit te voeren. Er werd de afspraak gemaakt om die operatie op 1 augustus 2011 te verrichten. Door beklaagde is gesteld dat binnen zijn praktijk gebruik is om voorafgaande aan een operatie als hier aan de orde een röntgenfoto te maken, maar dat de hond van klager daarvoor bij het consult op 22 juli 2011 te onrustig en gestrest was. In overleg met klager werd daarom besloten die röntgenopname op de dag van de operatie te maken en wel direct voorafgaande aan die operatie, na sedatie van de hond.

3.4. Tot een operatie is het niet gekomen. Gebleken is dat klager terzake de aan die operatie verbonden kosten herhaaldelijk aan beklaagde betaling in de vorm van enkele schilderijen heeft voorgesteld, op welk voorstel beklaagde niet heeft willen ingaan. Klager is voor een second opinion naar een andere dierenarts gegaan, die de betreffende poot van de hond heeft verbonden en pijnstillende medicatie heeft voorgeschreven. Klager heeft gesteld dat de hond na drie weken weer normaal -op vier poten- kon lopen.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Klager stelt in zijn klaagschrift dat hij beklaagde aansprakelijk stelt voor de schade die hij heeft geleden. Voor zover daarin een verzoek tot schadevergoeding moet worden gelezen, overweegt het college dat als een van de uitgangspunten in het veterinair tuchtrecht geldt dat door het college in beginsel geen schadevergoeding kan worden toegekend. Bijzondere omstandigheden om in het onderhavige geval van dit uitgangspunt af te wijken, zijn niet gebleken.

5.3. Uit de stukken is gebleken dat beklaagde op 22 juli 2011 bij zijn algemeen en orthopedisch onderzoek heeft vastgesteld dat de hond op drie poten binnen kwam, graad IV kreupel. De betreffende poot die door de hond niet werd belast, had een verdikte knie en er kon een positieve schuiflade worden opgewekt. In de patiëntenkaart wordt voorts melding gemaakt van een val uit een camper, hetgeen op onverwacht ontstane kreupelheid kan duiden. Naar het oordeel van het college heeft beklaagde op basis van deze klinische bevindingen in redelijkheid tot de conclusie mogen komen dat er sprake was van voorste kruisbandletsel, mogelijk met secundair artrose.

5.4. Beklaagde heeft verder voldoende aannemelijk gemaakt dat er normaliter ook nog een röntgenfoto van de betreffende poot wordt gemaakt om te bezien of er in het te opereren gebied andere aandoeningen of bijzonderheden te verwachten zijn en waarbij tevens de mate van artrose kan worden vastgesteld. Het is voldoende aannemelijk geworden dat die foto op 22 juli 2011 niet is gemaakt omdat de hond daarvoor te onrustig was en dat in overleg tussen partijen is besloten die foto te maken direct voorafgaande aan de operatie, nadat de hond onder sedatie zou zijn gebracht.

5.5. Op grond van het voorgaande is het advies van beklaagde tot opereren naar het oordeel van het college veterinair niet onjuist geweest, noch kan worden geconcludeerd dat dit advies op ondeugdelijk onderzoek zou zijn gebaseerd. Behalve dat voor het stellen van de hier bedoelde diagnose niet steeds een röntgenopname noodzakelijk is, zou een dergelijke opname in dit geval nog direct voorafgaande aan de operatie worden gemaakt, waartoe het echter niet meer is gekomen. Ook het advies om de operatie binnen redelijke termijn uit te voeren kan niet als veterinair onjuist worden aangemerkt, omdat de hond anders met pijn zou moeten blijven rondlopen, de artrosevorming zou kunnen toenemen en de knie steeds slechter zou gaan functioneren. Aan het vorenstaande doet niet af dat de hond na consult bij de opvolgend dierenarts met medicatie en zonder operatief ingrijpen na enkele weken kennelijk weer normaal is gaan lopen. Bij gebreke van nadere informatie daaromtrent is overigens niet duidelijk of het na dat consult ingetreden herstel van blijvende aard is geweest.

5.6. Beklaagde heeft ten slotte een plausibele verklaring gegeven voor het feit dat hij bij het consult op 22 juli 2011 geen ontstekingsremmende c.q. pijnstillende medicatie heeft voorgeschreven. Uit de stukken is gebleken dat de eigen dierenarts korte tijd daarvoor (op 15 en 20 juli 2011) nog dergelijke medicatie had voorgeschreven in een zodanige hoeveelheid, dat beklaagde er vanuit mocht gaan dat klager nog over voldoende medicatie beschikte om bijvoorbeeld de periode tot aan de geplande operatie te overbruggen. Daar komt bij dat klager zich tussentijds ook altijd nog tot zijn eigen dierenarts kon wenden, als aanvullende pijnstillende medicatie nodig mocht zijn.

5.7. Op grond van het vorenstaande ziet het college onvoldoende aanleiding te oordelen dat er door beklaagde veterinair onjuist en tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J. Hilvering, drs. J.A.A.M. van Erp, drs. M. Lockhorst en drs. B.J.A. Langhorst-Mak, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2013, door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.