ECLI:NL:TDIVTC:2013:YF0505 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2012/40

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2013:YF0505
Datum uitspraak: 25-04-2013
Datum publicatie: 07-05-2013
Zaaknummer(s): 2012/40
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Beklaagde wordt verweten dat hij tot tweemaal toe geen huisvisite heeft afgelegd, de eerste keer nadat hij had toegezegd te zullen komen en de tweede keer op telefonisch verzoek om de hond te laten inslapen. Onvoldoende aanleiding voor een tuchtrechtelijk verwijt. Ongegrond

X,       klaagster

tegen

Y,      beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 maart 2013. Klaagster was aanwezig, tezamen met haar zoon. Beklaagde is verschenen met zijn echtgenote en met zijn gemachtigde,  mr. Z..

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat hij tot tweemaal toe geen huisvisite heeft afgelegd, de eerste keer nadat hij klaagster had toegezegd te zullen komen en de tweede keer na een dringend telefonisch verzoek van klaagster om de hond in het trappenhuis van het flatgebouw waar zij woont te laten inslapen.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klaagster, een Sint Bernard (reu) met de naam XXXXX, geboren op 28 mei 2002.

3.2. Op of omstreeks 28 februari 2012 constateerde klaagster dat haar hond, die al langere tijd met hartklachten en artrose kampte, mank liep. Klaagster heeft telefonisch contact opgenomen met beklaagde en hem verzocht bij haar langs te komen, alsmede het middel Meloxidyl voor te schrijven. Uit de stukken althans het verhandelde ter zitting is gebleken dat beklaagde op dat moment in de auto zat op weg naar een van zijn cliënten om duiven te gaan enten. Beklaagde zegde klaagster toe in de loop van de middag langs te zullen komen.

3.3. Omdat het toegezegde bezoek uitbleef, heeft klaagster tussentijds eerst contact opgenomen met een andere dierenarts en deze met name om advies over toepassing van bepaalde medicatie gevraagd, waarna zij op diens advies opnieuw telefonisch contact heeft opgenomen met beklaagde. Tijdens dat tweede telefoongesprek met beklaagde later op de middag is door hem aangegeven niet meer op huisbezoek te zullen komen, maar heeft hij wel het door klaagster gevraagde middel (Meloxidyl) voorgeschreven en besteld. Klaagster heeft dit middel de volgende dag bij de praktijk van beklaagde opgehaald.

3.4. Op of omstreeks 1 maart 2012 is de hond na het uitlaten in het trappenhuis van het flatgebouw waar klaagster woont, in elkaar gezakt. Klaagster, die stelt dat de hond benauwd was en dat zij vermoedde dat de hond een hartaanval had gekregen, heeft telefonisch contact opgenomen met beklaagde en hem verzocht langs te komen om de hond te laten inslapen. Volgens klaagster zou beklaagde dit hebben geweigerd omdat hij moe was en wilde slapen. In ieder geval staat ook volgens de eigen stellingen van klaagster vast dat beklaagde haar heeft geadviseerd om contact op te nemen met de dierenambulance, teneinde de hond vanuit het trappenhuis te vervoeren. Klaagster stelt vervolgens enkele dierenambulances te hebben gebeld, die echter pas later op de avond, na 19:00 uur, beschikbaar konden zijn. Daarna heeft klaagster kennelijk vergeefs getracht telefonisch contact te krijgen met beklaagde, waarna klaagster met de brandweer en vervolgens met de politie heeft gebeld. Door tussenkomst van de politie is uiteindelijk toch een dierenambulance ter plaatse gekomen, die de hond naar de dichtstbijzijnde dierenarts heeft vervoerd. Deze dierenarts heeft de hond geëuthanaseerd.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Partijen verschillen van mening over de precieze data, waarop de hiervoor vermelde gebeurtenissen zich hebben afgespeeld. Die data zijn op zichzelf echter van ondergeschikt belang voor de beoordeling van deze zaak. Ter beoordeling ligt slechts voor of beklaagde inderdaad op twee verschillende data niet is ingegaan op verzoeken van klaagster om een visite aan huis af te leggen en zo ja, of dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is geweest.

5.3. In zijn algemeenheid en naar vaste jurisprudentie geldt dat geen verplichting voor een dierenarts kan worden aangenomen om op verzoek van een diereigenaar een huisvisite af te leggen, als het mogelijk is om het dier naar de praktijk te vervoeren. Het afleggen van een huisvisite moet in beginsel dan ook worden beschouwd als een extra service, die niet vanzelfsprekend is.

5.4. Vaststaat dat beklaagde naar aanleiding van het eerste verzoek van klaagster om een huisbezoek af te leggen (op 28 of 29 februari 2012) heeft toegezegd in de loop van die dag bij haar langs te zullen komen. Op dat moment dat zulks werd toegezegd, was beklaagde in zijn auto onderweg naar een andere cliënt. Achteraf is gebleken dat beklaagde de met klaagster gemaakte afspraak voor die middag in de auto niet heeft kunnen noteren en die vervolgens simpelweg is vergeten. Dit is uiteraard slordig geweest, maar rechtvaardigt in het onderhavige geval naar het oordeel van het college niet het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat onvoldoende is kunnen blijken dat klaagster er tijdens dat tweede telefoongesprek bij beklaagde op heeft aangedrongen alsnog op huisbezoek te komen omdat de toestand van de hond dat noodzakelijk maakte. Tijdens dat gesprek in de middag werd tussen partijen voorts afgesproken dat beklaagde de door klaagster gewenste medicatie voor de hond (Meloxidyl) zou bestellen en dat dit middel de volgende dag door klaagster bij zijn praktijk kon worden opgehaald. Dit impliceert ook dat het gesprek op normale wijze en kennelijk naar tevredenheid van beide partijen is afgesloten.

5.5. Het tweede verzoek om een huisvisite (op 1 of 2 maart 2012) werd gedaan in verband met het feit dat de hond tijdens het uitlaten in het trappenhuis van het appartementencomplex waar klaagster woont in elkaar was gezakt. Klaagster heeft beklaagde telefonisch benaderd, die daarop naar het oordeel van het college niet onjuist heeft gehandeld door het advies te geven om een dierenambulance te bellen, teneinde, naar hij ter zitting heeft gesteld, de hond naar zijn praktijk of die van een andere dierenarts over te brengen voor onderzoek en zonodig euthanasie. Klaagster heeft hierop, naar zij stelt, enkele ambulances gebeld en toen op korte termijn geen ambulance beschikbaar bleek te zijn nogmaals telefonisch contact gezocht met beklaagde. Gelet op de betwisting daarvan door beklaagde is niet komen vast te staan dat er vervolgens die middag nog feitelijk telefonisch contact tussen partijen is geweest. Met de verdere gang van zaken heeft

beklaagde geen bemoeienis meer gehad en in die zin kan hem dus geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, noch kan hem naar het oordeel van het college worden tegengeworpen dat er kennelijk geen dierenambulance direct ter plaatse kon komen, een omstandigheid waarmee hij, naar het college aanneemt, ook eerst achteraf bekend is geworden.

5.6. Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van het college niet gebleken dat beklaagde in veterinaire en tuchtrechtelijke zin nalatig en verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. J. Hilvering, drs. M. Lockhorst en drs. B.J.A. Langhorst-Mak, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2013, door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.