ECLI:NL:TDIVTC:2013:YF0499 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2012/15

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2013:YF0499
Datum uitspraak: 04-04-2013
Datum publicatie: 10-04-2013
Zaaknummer(s): 2012/15
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie:   Beklaagde wordt verweten dat zij een dikte in de buik van de poes over het hoofd heeft gezien. Ongegrond. Afhankelijk van de lichaamshouding van de poes is de dikte mogelijk niet voelbaar geweest. 

X,   klagers

tegen

Y,   beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, repliek en dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 februari 2013. Beide partijen waren aanwezig.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, samengevat,  dat zij een dikte in de buik van de poes over het hoofd heeft gezien, geen echo van de buik heeft gemaakt en een onjuiste behandeling heeft ingezet.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de poes van klagers, een Europese Korthaar met de naam XXXX, geboren op 1 mei 2005. Klagers hebben op 23 december 2011 met hun poes de praktijk van beklaagde bezocht omdat zij rood helder vocht c.q. bloederige urine op de vloer van hun woning hadden aangetroffen, vermoedelijk afkomstig van XXXX, hoewel er meerdere katten in huis waren. Uit de anamnese bleek in ieder geval dat XXXX af en toe wat braakte en slecht at. Of er ook melding is gemaakt van een verhoogde hartslag, versnelde ademhaling en koorts, als door klagers gesteld, is voor het college niet duidelijk geworden. Beklaagde heeft de poes uitgebreid onderzocht en daarbij ook de buik bevoeld, waarbij zij geen bijzonderheden heeft kunnen constateren. Op basis van haar bevindingen vermoedde beklaagde een urineweginfectie en heeft zij een medicamenteuze behandeling (o.a. Convenia, Onsoir, Meloxidyl, Cerenia) ingesteld. Aan klagers is verzocht thuis urine van de poes op te vangen en de volgende dag terug te komen als de poes dan nog niet goed at of als ze weer gebraakt had. Daarnaast is klagers gevraagd bij te houden hoeveel de poes at en dronk en geadviseerd om zonodig dwangvoeding toe te passen.

3.2. Op 28 december 2011 is door de klagers donkerbruin/rode vloeistof op de vloer in hun woning aangetroffen, dat door hen in een reageerbuisje is opgevangen en op de praktijk is afgegeven. Op aandringen van beklaagde en haar assistente zijn klagers later op die dag met het dier op het spreekuur geweest. Bij het consult bleek dat de eetlust na het eerdere consult aanvankelijk was toegenomen maar dat de poes vervolgens weer minder was gaan eten en na een aantal dagen weer had gebraakt. Beklaagde heeft de inhoud van het buisje onderzocht en ging er vanuit dat het braaksel met bloed van de poes betrof. Daarnaast heeft beklaagde de poes opnieuw onderzocht en ook de buik weer uitgebreid bevoeld, waarbij volgens haar opnieuw geen bijzonderheden zijn opgevallen. Het was klagers overigens niet gelukt om urine van de poes op te vangen. Er is wel bloedonderzoek verricht, waaruit leucocytose en lichte regeneratieve anemie naar voren kwam. Op basis van de verkregen bevindingen is beklaagde terzake het bloedbraken qua waarschijnlijkheidsdiagnose uitgegaan van ernstige gastritis dan wel beschadiging of ulcus in het maagdarmkanaal. Beklaagde heeft opnieuw medicijnen voorgeschreven en er is een vervolgafspraak voor de volgende dag gemaakt.

3.3. Op 29 december 2011 heeft beklaagde de poes opnieuw gezien. Omdat de poes goed had gegeten en levendiger was, is afgezien van het maken van een echo en is de behandeling met medicijnen voortgezet. Op 30 december 2011 is telefonisch geïnformeerd naar de toestand van de poes en bleek de verbetering zich door te zetten. Klagers werd geadviseerd bij verslechtering op controle te komen, desnoods bij de spoedarts, en na het weekend opnieuw op het spreekuur te komen. Gebleken is dat, hoewel de kat in conditie op 31 december  2011 verslechterde, klagers geen contact hebben opgenomen met beklaagde of met de dienstdoende dierenarts. Op 1 januari 2012 is de poes overleden. De poes is na haar overlijden door een andere dierenarts uitwendig onderzocht.  Volgens de door deze dierenarts opgestelde verklaring werd een tumor van circa 2 bij 5 cm geconstateerd, waarschijnlijke uitgaande van de lever.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de poes van klagers, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

5.2. Het college laat in het midden of de na het overlijden van de poes door een andere dierenarts in de buikholte van de poes vastgestelde verdikking daadwerkelijk een tumor betrof, zoals wordt gesteld althans gesuggereerd.

5.3. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat beklaagde de poes van klagers in  de periode van 23 december 2011 tot en met 29 december 2011 in totaal drie keer heeft gezien, waarbij het dier uitvoerig is onderzocht en ook uitgebreid aandacht is besteed aan de buik. Bij geen van de onderzoeken heeft beklaagde een verdikking in de buik kunnen vaststellen. Verder heeft beklaagde het bloed en het braaksel van de poes onderzocht. Na het eerste consult werd qua waarschijnlijkheidsdiagnose aan een urineweginfectie gedacht en bij het tweede onderzoek aan gastritis dan wel een beschadiging of ulcus in het maagdarmkanaal. Dat deze aandoeningen bij die consulten het hoogst in haar differentiaaldiagnose stonden, acht het college niet onbegrijpelijk en verdedigbaar op basis van haar bevindingen. Gelet hierop en nu buikpalpatie geen bijzonderheden had opgeleverd, kan het college beklaagde volgen in haar redenering dat zij op dat moment nog geen echo heeft voorgesteld en dat zij eerst het effect van de medicatie wilde afwachten, waar zij ook niet verwachtte dat een echo extra informatie zou opleveren terzake de door haar gestelde waarschijnlijkheidsdiagnose(s).

5.4. Bij controle op 29 december 2011 is gebleken dat de er verbetering was opgetreden. De poes had weer eetlust, werd actiever, de turgor was weliswaar matig maar verbeterd en de slijmvliezen hadden een betere kleur. Anderzijds was wel sprake van koorts en leucocytose, in welk verband een antibioticum is voorgeschreven. Gelet echter op de ingetreden verbetering valt de keuze van beklaagde te billijken om ook op dat moment nog geen echo te maken en de medicamenteuze behandeling voort te zetten, hetgeen te meer geldt nu door beklaagde is geadviseerd de volgende dag telefonisch contact op te nemen of bij sloomheid of slecht eten terug te komen voor controle.

5.5. Klagers verwijten beklaagde verder dat zij wel met een collega maar niet met hen heeft gesproken over haar vermoeden dat er ook sprake zou kunnen zijn van een tumor en er ondanks dat vermoeden niet voor heeft gekozen een echo te maken, terwijl de praktijk wel over een dergelijke faciliteit beschikt. Ook dat verwijt kan om de hiervoor vermelde reden geen doel treffen. Het valt naar het oordeel van het college te begrijpen dat een tumor bij beklaagde laag in haar differentiaaldiagnose stond, in aanmerking genomen dat er door haar geen bijzonderheden aan de buik konden worden gevoeld. Dat zij dit niet met klagers heeft gecommuniceerd acht het college om bovenvermelde reden onvoldoende verwijtbaar. 

5.6. Het verst strekkende verwijt betreft dat beklaagde de dikte in de buik van de poes niet heeft opgemerkt. Uit de stukken blijkt dat een na het overlijden van de poes geconsulteerde dierenarts de poes heeft onderzocht, eerst terwijl de poes met gekromde rug nog in haar mandje lag, vervolgens in gestrekte ligging en daarna weer met gekromde rug. Daarbij bleek dat als de poes gestrekt op tafel lag, geen verdikking kon worden gevoeld, maar in een positie met gekromde rug wel. Mede gelet hierop zou zich de uiterst ongelukkige omstandigheid kunnen hebben voorgedaan dat de verdikking in bepaalde lichaamsposities –als in staande houding- niet voelbaar is geweest en dat er alsdan onvoldoende reden is beklaagde een tuchtrechtelijk verwijt te moeten maken.  Overigens kan de door de na het overlijden geconsulteerde dierenarts gevoelde dikte ook een nier zijn geweest, maar nu er geen sectie is verricht, kan de gevoelde dikte niet nader worden bepaald. Ook dit klachtonderdeel zal daarom worden afgewezen.

5.7. Hoewel de gesteldheid van de poes op 31 december 2011 verslechterde, hebben klagers geen gevolg gegeven aan het door beklaagde gegeven advies bij verslechtering in de situatie onmiddellijk op controle te komen, dan wel zich te wenden tot een dienstdoende dierenarts voor een spoedconsult. Voor zover zij niet op de hoogte waren van de mogelijkheid van een consult bij de dienstdoende dierenarts, kan die eventuele onwetendheid beklaagde niet worden verweten.

5.8. Op grond van al het vorenstaande ziet het college onvoldoende aanleiding om te oordelen dat beklaagde veterinair onjuist heeft gehandeld en tekort is

geschoten in de zorg die zij jegens de poes van klagers diende te betrachten. De klacht zal daarom ongegrond worden verklaard. 

6. DE BESLISSING

Het college:

Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J.Hilvering, drs. M. Lockhorst, drs. J.G. Neuteboom en drs. B.A.M. Austie, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2013, door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.