ECLI:NL:TDIVTC:2013:YF0487 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2011/110

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2013:YF0487
Datum uitspraak: 28-01-2013
Datum publicatie: 14-02-2013
Zaaknummer(s): 2011/110
Onderwerp: Paarden
Beslissingen: Gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   Keuringsrapport paard bevat onregelmatigheden c.q. onvolkomenheden van dien aard dat het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel geboden is. Berisping.

X,       klager

tegen

Y,       Beklaagde

1.  DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 december 2012. Klager is niet verschenen. Hij werd vertegenwoordigd door mr. A. Beklaagde is wel verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. B

2. DE KLACHT 

De klacht houdt in:

- dat beklaagde in het kader van een aankoopkeuring het paard van klager heeft goedgekeurd, terwijl het cornage had en nimmer goedgekeurd had mogen worden;

- dat het keuringsrapport onjuistheden bevat;

- dat beklaagde heeft meegewerkt aan een in Nederland verboden cornage operatie.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

1.1. Het gaat in deze zaak om het paard (een ruin) XXXX, een sportpaard, ingeschreven bij het K.W.P.N. 

1.2.  Voor wat betreft de feitelijke gebeurtenissen die aan de klacht vooraf gingen en daaraan ten grondslag hebben gelegen zijn de stukken niet geheel duidelijk. Het college heeft daaruit en uit het verhandelde ter zitting begrepen dat de gang van zaken als volgt is geweest.

1.3. Klager heeft genoemd paard onder voorbehoud van goedkeuring bij een handelsstal gekocht. Het paard is op 7 maart 2011 door beklaagde gekeurd op verzoek van de verkoper, die bij die keuring aanwezig was. Het college heeft begrepen dat de verkoper op de keuringsdag (7 maart 2011) telefonisch aan klager heeft medegedeeld dat het paard was goedgekeurd, zonder dat daarbij een keuringsrapport is verstrekt of verstuurd. Feitelijk werd door beklaagde bij de keuring echter cornage vastgesteld en heeft een dag later een operatie te dier zake plaatsgevonden. Een keuringsrapport werd op dat moment niet gemaakt. Voor een goed begrip van de zaak is voorts van belang dat ter zitting is gebleken dat het paard na de operatie voor revalidatie en herstel op de handelsstal bij de verkoper is blijven staan. Het college heeft verder begrepen dat beklaagde na een aantal maanden door de verkoper is benaderd met de mededeling dat het paard goed was hersteld en genezen en met de vraag of beklaagde niet alsnog een keuringsrapport wilde opmaken.

1.4. In het vervolgens opgestelde keuringsrapport heeft beklaagde vermeld dat klager bij de keuring aanwezig was en dat de keuring in diens opdracht had plaatsgevonden. Verder is daarin vermeld dat bij de klinische keuring op 7 maart 2011 cornage is vastgesteld en dat een laryngoscopie is uitgevoerd. In zijn rapport kwam beklaagde tot de conclusie dat er sprake was van een klinisch gezond paard, dat het röntgenologisch acceptabel was en dat een positief advies kon worden uitgebracht. In het rapport vermeldde beklaagde voorts dat het paard op 8 maart 2011 is geopereerd aan cornage. Het college heeft begrepen dat klager er pas na ontvangst en lezing van het keuringsrapport achter is gekomen dat het paard cornage had en daaraan ook was geopereerd.

1.5. In verband met klachten in de vorm van chronisch hoesten en verslikken bij het drinken, is het paard op 11 augustus 2011 door de verkoper op de kliniek van beklaagde voor onderzoek aangeboden. Uit het onderzoek, dat is uitgevoerd door een collega, kwam naar voren dat de verslikklachten verband hielden met de cornage operatie en dat daarvoor geen goede therapie meer voorhanden is, terwijl van een tweede operatie weinig succes te verwachten viel. Tussen klager en de verkoper is vervolgens een geschil ontstaan met als inzet ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. Ter beoordeling staat de vraag of beklaagde terzake van de keuring van het paard en het opstellen van het keuringsrapport in gebreke is gebleven. Ten algemene en evenzeer terzijde wordt vooraf overigens opgemerkt dat het mogelijk is en niet verwijtbaar hoeft te zijn om een paard met cornage goed te keuren.

5.2. Voorzover is gesteld dat beklaagde een in Nederland verboden cornage operatie heeft uitgevoerd, geldt dat dit op basis van artikel 40 van de Gezondheid- en Welzijnswet voor Dieren op zichzelf juist is, met dien verstande dat daarop een uitzondering mogelijk is ten aanzien van o.a. ingrepen waarvoor een diergeneeskundige noodzaak bestaat. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een sportpaard dat bij inspanning benauwd wordt en daarvan ernstige belemmeringen ondervindt. Dit zal bepaald moeten worden aan de hand van de klinische verschijnselen en endoscopisch onderzoek. Door de gemachtigde van klager is ter zitting terecht opgemerkt dat er discrepantie bestaat tussen hetgeen beklaagde daarover in zijn verweerschrift heeft gesteld, te weten dat de ingreep op grond van een goede en duidelijke veterinaire indicatie heeft plaatsgevonden, en hetgeen hij ter zitting heeft verklaard, te weten dat paarden met cornage in het algemeen niet leiden tot problemen in de sport. Voor het college is echter niet mogelijk om objectief en met zekerheid vast te stellen of er in dit geval al dan niet een veterinaire noodzaak voor de cornage operatie heeft bestaan, zodat aan die discussie voorbij zal worden gegaan. Vast staat wel dat een dergelijke operatie is uitgevoerd.

5.3. Voor wat betreft de verslaglegging van een en ander mag bij een aankoopkeuring van een paard worden verwacht dat een keuringsrapport door een dierenarts naar waarheid wordt opgemaakt, dat het rapport juist en volledig is en dat daarin alle relevante bevindingen tijdens de keuring worden opgenomen. Een keuringsrapport dient in beginsel verder de toestand en conditie van het paard weer te geven op de keuringsdag zelf.

5.4. Dienaangaande is het college van oordeel dat het keuringsrapport niet aan de eisen voldoet die daar in redelijkheid aan mogen worden gesteld. Zo wordt daarin ten onrechte vermeld dat klager bij de keuring op 7 maart 2011 aanwezig is geweest en is het rapport niet door de opdrachtgever getekend. Beklaagde heeft in het keuringsrapport verder vermeld dat op 8 maart 2011 een operatie terzake cornage heeft plaatsgevonden, waar onderaan op het voorblad staat vermeld dat het rapport alleen de toestand op 7 maart 2011 weergeeft. Ook wordt in het rapport gesuggereerd dat er op de keuringsdag een laryngoscopie (aangekruist) is uitgevoerd, die blijkens het verweer eerst de volgende dag en voorafgaande aan de operatie heeft plaatsgevonden. In het rapport staat verder niets vermeld over de mate waarin het paard cornage had. In ieder geval wordt niet beschreven dat sprake was van een duidelijk inspiratoir bijgeluid, veroorzaakt door een belemmerende luchtstroom en dat bij zwaardere belasting ook benauwdheid optrad, zoals in verweer wel is gesteld. Uit het rapport is ook niet gebleken dat beklaagde aanleiding heeft gevonden het paard aan een inspanningstest te onderwerpen om de mate van benauwdheid te meten. Het meest verwijtbaar acht het college echter dat beklaagde, uitgaande van de situatie op 7 maart 2011, ondanks de hiervoor vermelde bevindingen een positief advies heeft uitgebracht terwijl hij tegelijkertijd kennelijk de noodzaak tot een operatie aanwezig achtte, waartoe de volgende dag ook is overgegaan. Een dergelijke discrepantie is niet overeenkomstig de veterinaire maatstaven die aan een keuringsrapport mogen worden gesteld.

5.5. Verder is weliswaar niet ongeoorloofd om een keuringsrapport achteraf op te maken, maar wenselijk is dit naar het oordeel van het college allerminst. In dit geval had het naar het oordeel van het college in de rede gelegen dat beklaagde zich op basis van zijn bevindingen op de dag van keuring van een aankoopadvies had onthouden althans zijn advies had aangehouden in afwachting van de resultaten en het herstel van de operatie, waarna het paard opnieuw volledig had moeten worden gekeurd. Beklaagde heeft de keuring kennelijk echter op 7 maart 2011 afgerond, in het keuringsrapport als conclusie vermeld dat het een klinisch goed paard betrof dat het röntgenologisch acceptabel was en een positief advies uitgebracht, zonder dat daarbij enig voorbehoud is gemaakt. Aan het vorenstaande kan niet afdoen dat beklaagde heeft aangegeven dat hij het keuringsrapport pas heeft opgemaakt nadat het paard van de operatie was genezen.

5.6. Op grond van het vorenstaande is het college van oordeel dat de in het keuringsrapport voorkomende onregelmatigheden c.q. onvolkomenheden van dien aard zijn dat het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel geboden is. De klacht is in zoverre dus gegrond.

6. DE BESLISSING

Het College:

Verklaart de klacht gegrond, als hiervoor in rov. 5.6 samengevat;

Geeft beklaagde daarvoor een berisping als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub b van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. M. Lockhorst, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2013 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.