ECLI:NL:TDIVTC:2013:YF0486 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2011/109

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2013:YF0486
Datum uitspraak: 28-01-2013
Datum publicatie: 14-02-2013
Zaaknummer(s): 2011/109
Onderwerp: Overige diersoorten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie:   Beklaagde verbreekt cliëntrelatie wegens verstoorde verhoudingen.  In beginsel aanvaardbaar. Er moet dan wel andere veterinaire zorg in de regio zijn en voor noodsituaties geldt een uitzondering. In dit geval is niet gebleken dat van een situatie sprake is geweest, waarin spoedhulp is geweigerd. Ongegrond.

X,      klaagster

tegen

Y,     beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. Beide partijen hebben van de mondelinge behandeling afgezien. Het college heeft de zaak op 19 december 2012 in raadkamer besproken. De uitspraakdatum is bepaald op heden.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat zij weigert om medische zorg aan de dieren van klaagster te verlenen.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Uit de stukken heeft het college begrepen dat er tussen partijen sedert 1993 een klantrelatie heeft bestaan en dat de dieren van klaagster (honden, een paard, schapen) door beklaagde althans haar collega’s in het verleden zijn behandeld voor verschillende klachten.

3.2. Op enig moment is de verstandverhouding verstoord geraakt. Bij brief van 12 juli 2011 heeft beklaagde klaagster te kennen gegeven dat zij en de andere dierenartsen van haar praktijk niet langer als dierenarts van klaagster wilden fungeren en is klaagster verzocht zich voor medische zorg voor haar dieren tot een andere dierenartsenpraktijk te wenden.

3.3. Klaagster heeft eind augustus 2011 op de brief gereageerd en enkele maanden nadien, in november 2011, een klacht bij het college ingediend, stellende dat beklaagde zou weigeren in nood verkerende dieren medische zorg te verlenen.

3.4. Uit de vervolgens in verweer ingediende stukken is gebleken dat beklaagde bij brief van 9 januari 2012 heeft aangegeven dat in noodsituaties geen hulp zal worden geweigerd en dat klaagster nogmaals dringend is verzocht naar een andere dierenarts op zoek te gaan.

4. HET VERWEER

Op het verweer  van beklaagde zal, voor zover nodig, hierna nog worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort geschoten is in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de dieren van klaagster, met betrekking tot welke dieren haar hulp was ingeroepen of dat zij anderszins tekort is geschoten in de uitoefening van haar beroep, waardoor er voor de diergezondheidszorg ernstige schade kon ontstaan.

5.2. Het staat vast dat de verstandhouding tussen partijen verstoord is geraakt, reden waarom beklaagde de cliëntrelatie wilde beëindigen. Het college stelt vast dat klaagster daarover door beklaagde bij brieven van 12 juli 2011 en 9 januari 2012 is geïnformeerd en dat klaagster daarbij duidelijk is verzocht om zich voor de toekomst tot een andere dierenartsenpraktijk te wenden.

5.3. Het college is van oordeel dat een vertrouwensbreuk met een diereigenaar voor een dierenartsenpraktijk een aanvaardbare reden kan zijn om een cliëntrelatie te beëindigen, met dien verstande dat er andere veterinaire zorg in de regio beschikbaar dient te zijn. In dat kader is door beklaagde gesteld dat er in de nabije omgeving andere praktijken bereid zijn om klanten te bedienen en gesteld noch gebleken is dat dit niet het geval zou zijn. Voorts geldt een restrictie voor acute noodsituaties. Als in een dergelijke situatie een beroep op een dierenarts wordt gedaan, dan is deze gehouden medische zorg te bieden, ongeacht wie de diereigenaar is en ongeacht eventueel verstoorde verhoudingen. Hoewel in de eerste brief van beklaagde van 12 juli 2011 nog wordt gerept over het gevrijwaard zijn van het behandelen van spoedgevallen, is uit de brief van 9 januari 2012 onmiskenbaar gebleken dat beklaagde bekend is met deze uitzonderingsregel, waar voorts niet is kunnen blijken dat zich in de tussentijd of daarna een situatie heeft voorgedaan, waarin door beklaagde of haar collega’s gevraagde spoedhulp is geweigerd.

5.4. Ten overvloede wordt overwogen dat als de patiëntenkaarten althans het repliek wordt gevolgd, er dan ook in het tijdvak na 9 januari 2012 nog hulp aan een schaap van klaagster is geboden, zij het dat die hulp mogelijk door iemand anders is verzocht. Dit laat evenwel onverlet dat het klaagster bekend was met de beëindiging van de cliëntrelatie, dat dit haar duidelijk kenbaar is gemaakt en dat niet is gebleken dat zich feitelijk een noodsituatie heeft voorgedaan.

5.5. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat beklaagde geen veterinair nalatig of tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan worden verweten. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils, en drs. M. Lockhorst, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2013 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.