ECLI:NL:TDIVTC:2013:YF0478 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2011/79

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2013:YF0478
Datum uitspraak: 17-01-2013
Datum publicatie: 08-02-2013
Zaaknummer(s): 2011/79
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie:     Beklaagde wordt verweten dat zij nalatig heeft gehandeld met betrekking tot de hond van klaagster door niet tijdig tandsteen te verwijderen, met als gevolg dat er nadien diverse snijtanden moesten worden getrokken. Klacht stuit af op bewijs voor wat betreft de mate en ernst van tandsteen. Ongegrond

X,      klaagster

tegen

Y ,    beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 november 2012. Klaagster was daarbij aanwezig. Beklaagde is niet verschenen.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat zij nalatig heeft gehandeld met betrekking tot de hond van klaagster door niet tijdig tandsteen te verwijderen, met als gevolg dat er nadien diverse snijtanden moesten worden getrokken.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klaagster met de naam XXXX.

3.2. Op 10 februari 2011 vond op de praktijk waar beklaagde werkzaam is een consult plaats in verband met de jaarlijkse vaccinaties. Beklaagde heeft de hond daarbij klinisch onderzocht en de inentingen toegediend. Klaagster stelt daarbij te hebben aangegeven dat haar hond veel tandsteen had en dat zij heeft gevraagd of een gebitsreinigende behandeling mogelijk was. Beklaagde heeft in verweer aangegeven dat zij de hoeveelheid tandsteen niet ernstig genoeg vond om de hond daarvoor onder narcose te brengen en aldus heeft geadviseerd.

3.3. Er hebben in de hierop volgende periode in verband met braakklachten en diarree nog twee consulten (op 13 mei en 22 juni 2011) op de praktijk waar beklaagde werkt plaatsgevonden, waarbij twee collegae van beklaagde betrokken waren.

3.4. Op 24 juli 2011 heeft klaagster tijdens vakantie met haar hond een andere dierenarts geconsulteerd in verband met een anaalklierabces. Deze dierenarts heeft ook het gebit van de hond bekeken en geconstateerd dat er sprake was van veel tandsteen in relatie tot de leeftijd van de hond, dat er enkele blootliggende wortels bij de snijtanden te zien waren en geïrriteerde gingiva bij de grote kiezen. Deze dierenarts heeft tandsteenpreventieve maatregelen en een gebitsbehandeling bij de eigen dierenarts geadviseerd.

3.5. De hond is op 23 augustus 2011 behandeld op de praktijk waar beklaagde werkt. Het college heeft begrepen dat daarbij onder narcose acht (snij)tanden zijn getrokken.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.  

5.2. Hoewel door de opvolgend dierenarts op 24 juli 2011 is geconstateerd dat een gebitsbehandeling noodzakelijk was, is daarmee nog niet vast komen staan dat zulks ten tijde van het consult bij beklaagde op 10 februari 2011 (ruim 5 maanden eerder) ook reeds het geval was. Het college kan niet anders dan constateren dat de lezingen uiteenlopen waar het gaat om de hoeveelheid tandsteen ten tijde van het bewuste consult. Dat klaagster bij het consult om een gebitsreinigende behandeling heeft verzocht, rechtvaardigt nog niet de conclusie dat daartoe op dat moment een strikte noodzaak bestond. Daartegenover staat immers dat beklaagde heeft gesteld dat de hoeveelheid tandsteen bij de hond niet ernstig noch significant was, reden waarom zij een behandeling, afgezet tegen het narcoserisico, niet direct noodzakelijk achtte. Uit het voorgaande volgt dat de feiten dienaangaande niet met voldoende zekerheid kunnen worden vastgesteld en is niet komen vast te staan dat het gebit qua tandsteen bij het bewuste consult in februari 2011 in een zodanig zorgelijke toestand verkeerde  dat acuut of op korte termijn een behandeling of gebitsreiniging had moeten plaatsvinden.

5.3. Overigens heeft beklaagde gesteld dat twee van haar collega’s in een ander verband enkele maanden nadien, te weten op 13 mei 2011 en 22 juni 2011, de hond hebben onderzocht en is uit de patiëntenkaart noch anderszins gebleken dat daarbij afwijkingen aan het gebit zijn vastgesteld. Verder moet worden geconstateerd dat, nadat de opvolgend dierenarts op 24 juli 2011 constateerde dat er sprake was van loszittende gebitselementen, het vervolgens nog tot 23 augustus 2011 heeft geduurd voordat er daadwerkelijk een behandeling heeft plaatsgevonden. Het kan niet worden uitgesloten dat de problemen tussentijds zijn verergerd.

5.4. Op grond van het voorgaande stuit de klacht af op gebrek aan bewijs. Niet is komen vast te staan dat de hond bij het bewuste consult noodzakelijke medische zorg is onthouden. De klacht zal mitsdien ongegrond worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils, en drs. M. Lockhorst, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2013, door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.