ECLI:NL:TDIVTC:2013:9 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2012/38 en 2012/39

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2013:9
Datum uitspraak: 27-06-2013
Datum publicatie: 12-08-2013
Zaaknummer(s): 2012/38 en 2012/39
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   Beklaagden hebben nalatig gehandeld bij de castratie van een hond, doordat daarbij in plaats van een niet ingedaalde testikel de prostaat (inclusief de urethra) is verwijderd. Gegrond: berisping.

X,  klaagster

tegen

Y1,     beklaagde sub 1 (zaaknr. 2012/38)

Y2,     beklaagde sub 2 (zaaknr. 2012/39)

tezamen te noemen: beklaagden.

1. DE PROCEDURE

Klaagster heeft tegen genoemde beklaagden ieder afzonderlijk een klacht ingediend.

Beklaagden hebben ieder voor zich verweer gevoerd, waarna door klaagster in beide zaken is gerepliceerd en alleen in de zaak 2012/38 is gedupliceerd. Aangezien de klachten op hetzelfde feitencomplex betrekking hebben, is besloten een gevoegde mondelinge behandeling te agenderen en wel op 25 april 2013. Partijen hebben zich daarvoor echter afgemeld. Het college heeft de zaak vervolgens in raadkamer besproken en uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

De klacht komt er samengevat op neer dat beklaagden veterinair verwijtbaar hebben gehandeld bij de castratie van de hond van klaagster, doordat daarbij in plaats van een niet ingedaalde testikel de prostaat inclusief de urethra is verwijderd.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klaagster, een Duitse Herder met de naam XXXXX, geboren op 22 januari 2009.

3.2. Klaagster heeft de hond op 30 januari 2012 volgens afspraak naar de praktijk van beklaagden gebracht om de hond te laten castreren, waarbij ook een niet ingedaalde (rechter) testikel zou worden verwijderd.  Omdat beklaagde sub 1 naar hij heeft gesteld tijdens de operatie deze (rechter) testikel niet kon traceren, maar wel rechts in het caudale deel van de buikholte verdacht weefsel aantrof dat zat verkleefd aan de binnenkant van de wervelkolom, heeft hij de operatie stil gelegd en de hulp van beklaagde sub 2 ingeroepen. Na overleg hebben beklaagden besloten het verdachte weefsel te verwijderen, daarbij kennelijk in de veronderstelling verkerend dat het weefsel de niet ingedaalde (tumoreus ontaarde) testikel betrof.

3.3. In de in beide zaken gevoerde weren lopen de lezingen van beklaagden uiteen over ieders  aandeel in de operatie. Beklaagde sub 1 stelt dat beklaagde sub 2 het operatieve deel van de verwijdering van het weefsel voor zijn rekening heeft genomen. Beklaagde sub 2 echter stelt dat hij slechts de eerste ligatuur heeft aangelegd en dat beklaagde sub 1 de door hem begonnen operatie heeft voortgezet en afgerond.

3.4. Omdat de hond in de dagen na de operatie niet meer bleek te kunnen plassen, veel pijn had, steeds suffer werd en in een later stadium gedronken water meteen weer uitbraakte, is de hond op 31 januari 2012 en 1 februari 2012 door een collega in de praktijk van beklaagden onderzocht. Bij laatstgenoemd consult is de hond naar een specialist doorverwezen. 

3.5. Deze specialist heeft de hond onderzocht en besloten tot een operatie voor een buikinspectie.  Tijdens deze operatie bleek dat de buik van de hond veel vocht (urine) bevatte en dat bij de eerder op de praktijk van beklaagden uitgevoerde operatie niet de rechter testikel, maar de prostaat van de hond inclusief de urethra was verwijderd. Vanwege een infauste prognose is de hond vervolgens na overleg geëuthanaseerd.

3.6. Beklaagden zijn van de bevindingen van de specialist op de hoogte gesteld en hebben erkend dat er onjuist is gehandeld. Zij hebben alle kosten voortvloeiend uit de behandeling op hun praktijk en op de tweedelijns kliniek voor hun rekening genomen en telefonisch hun spijt betuigd over de gang van zaken en aangeboden in een later stadium nogmaals contact op te nemen met klaagster. . 

4. HET VERWEER

Beklaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagden te kort zijn geschoten in de zorg die zij als dierenarts hadden behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier hun hulp was ingeroepen.

5.2. Uit de stukken kan worden afgeleid dat beklaagde sub 1 met de operatie is begonnen en dat hij die vanwege het aangetroffen weefsel heeft stilgelegd en advies van beklaagde sub 2 heeft gevraagd. Hoewel onduidelijk is gebleven welk aandeel ieder van de beide beklaagden in het verdere verloop van de operatie heeft gehad, ziet het college, gelet op het gezamenlijk genomen besluit om het weefsel weg te nemen, aanleiding om beide beklaagden in gelijke mate voor de gang van zaken verantwoordelijk te achten.

5.3. Niet in geschil is dat in plaats van een testikel de prostaat inclusief de urethra bij de hond is weggenomen. Hoewel er bij een castratie, ook als een niet ingedaalde testikel moet worden getraceerd en verwijderd, altijd onvoorziene complicaties kunnen ontstaan, had de hier begane fout naar het oordeel van het college voorkomen kunnen worden. Behalve dat beklaagden geen zekerheid hadden over de aard van het aangetroffen weefsel en of dit de niet ingedaalde testikel betrof en in dat kader een echo had kunnen worden gemaakt, neemt het college in redelijkheid aan dat de niet ingedaalde testikel ook had kunnen worden getraceerd door met het blote oog vanuit de lies de zaadleider tot aan de testikel te volgen. Door voor geen van deze opties te kiezen heeft het kunnen gebeuren dat per abuis de prostaat met inbegrip van de urethra is verwijderd, hetgeen tot de hiervoor geschetste ernstige gevolgen heeft geleid.

5.4. Op grond van het voorgaande staat vast dat beklaagden kan worden verweten dat er een ernstige en vermijdbare fout is begaan en dat de klacht gegrond is. Het college acht het opleggen van na te melden maatregel passend en geboden.  

6. DE BESLISSING

Het College:

In de zaken met de klachtnummers 2012/38 en 2012/39:

verklaart de klachten gegrond;

geeft ieder van beklaagden een berisping, als bedoeld in artikel 16, lid 1 sub b van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J. Hilvering, drs. M. Lockhorst, drs. J.G. Neuteboom en drs. B.A.M. Austie, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2013, door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.