ECLI:NL:TDIVTC:2013:54 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2012/96

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2013:54
Datum uitspraak: 19-12-2013
Datum publicatie: 02-01-2014
Zaaknummer(s): 2012/96
Onderwerp: Overige diersoorten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie:   Na sterilisatie fret blijkt letsel te zijn ontstaan aan een voorpoot, van dien aard dat uiteindelijk drie teentjes moeten worden geamputeerd. Bij gebrek aan toereikend bewijs is niet komen vast te staan dat beklaagde ten aanzien van het ontstane letsel een verwijt kan worden gemaakt. Ongegrond.

X,       klaagster,

tegen

Y,       beklaagde.     

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van de klacht, het verweer en de repliek. Beklaagde heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een akte van dupliek in te dienen. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 oktober 2013. Beide partijen waren daarbij aanwezig.

2. DE KLACHT

2.1. De klacht komt er in de kern op neer dat beklaagde wordt verweten dat na de sterilisatie van de fret van klaagster letsel aan de rechtervoorpoot is ontstaan van dien aard dat uiteindelijk drie teentjes moesten worden geamputeerd. Klaagster verwijt beklaagde verder dat zij onduidelijke en wisselende verklaringen voor het ontstaan van dat letsel heeft gegeven. 

2.2. Klaagster heeft gelijktijdig met de onderhavige klacht ook een klacht ingediend tegen een collega van beklaagde. Het college heeft in die zaak besloten tot schriftelijke afdoening en op 17 oktober 2013 uitspraak gedaan.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de (vrouwtjes)fret van klaagster met de naam XXXXX, geboren op 5 mei 2011, hierna verder te noemen: de fret.

3.2. Op 27 januari 2012 heeft klaagster haar twee fretten, een mannetje en een vrouwtje, naar de praktijk van beklaagde gebracht voor sterilisatie c.q. castratie. De beide dieren hebben zowel voor als na de ingreep tezamen in één kooi verbleven. Ten behoeve van de operatie is de fret uitgebonden met behulp van tape, dat boven de carpus is aangebracht. Na de operatie is de fret terug bij het mannetje geplaatst. Op enig moment werd geconstateerd dat er bij de fret een nageltje aan de rechtervoorpoot los zat en een ander nageltje ontbrak. Beklaagde heeft het loszittende nageltje verwijderd. Bij het ophalen van de fretten bleek dat de rechtervoorpoot van de fret gezwollen en blauw verkleurd was. Er heeft vervolgens collegiaal overleg plaatsgevonden, waarna aan de fret een injectie Baytril is toegediend. Ook is Enrofloxoral en Carprofen voorgeschreven en zijn de beide diertjes met klaagster mee naar huis gegaan.

3.3. De volgende dag, op 28 januari 2012, heeft een vervolgconsult plaatsgevonden. Bij het klinisch onderzoek werden geen fracturen vastgesteld en volgens de patiëntenkaart werd gedacht aan een infectie of kneuzing. Er is opnieuw een injectie met Baytril  toegediend en Enrofloxoral voorgeschreven. Tussen partijen is verdere discussie ontstaan over de oorzaak van het letsel. Het college heeft begrepen dat door beklaagde onder meer is gesproken over de mogelijkheid dat de fret de nageltjes er zelf had uitgetrokken of met het pootje ergens achter was blijven haken, maar dat een andere oorzaak niet kon worden uitgesloten. Klaagster stelde zich daarbij op het standpunt dat er tijdens het verblijf van de fret op de praktijk niet goed toezicht was gehouden en dat het dier mogelijk met haar pootje tussen de deur van de kooi was gekomen. Omdat beklaagde de ontstane situatie betreurde, heeft zij –zonder erkenning van schuld- aangeboden de kosten van het consult en van de voorgeschreven antibiotica voor eigen rekening te nemen, met welk aanbod klaagster heeft ingestemd.

3.4. Op 30 januari 2012 heeft op initiatief van klaagster opnieuw een consult plaatsgevonden en is de fret andermaal op controle geweest. Mede omdat klaagster, die enkele andere dierenartsen daarover had geraadpleegd, er vanuit bleef gaan dat er sprake was van een trauma en dat de fret met haar pootje tussen de deur van de kooi terecht was gekomen, is een röntgenfoto gemaakt, waarop echter geen bijzonderheden of afwijkingen zichtbaar werden. Door beklaagde is volgens de patiëntenkaart tijdens dit consult kennelijk ook gesproken over de mogelijkheid dat de fret, doordat ze bij het toedienen van de narcose had tegengestribbeld, haar pootje had verzwikt. Aan de fret is vervolgens Carprofen toegediend en klaagster heeft het advies gekregen de behandeling met pijnstillende medicatie en antibiotica te vervolgen.

3.5. De volgende dag, op 31 januari 2012, heeft opnieuw een consult plaatsgevonden. Bij het klinisch onderzoek werd blijkens de patiëntenkaart vastgesteld dat een derde teentje zwart begon te verkleuren, dat een vierde teentje grijs was geworden, terwijl het tweede teentje juist roder leek. De voet bleek in zijn geheel wel veel minder dik, maar bij palpatie pijnlijk. Er is opnieuw een röntgenfoto gemaakt en het vermoeden rees dat een of meer teentjes aan het afsterven waren. Klaagster werd geadviseerd de behandeling met antibiotica en pijnstillende medicatie voort te zetten en een vervolgafspraak te maken. Beklaagde heeft een in behandeling van fretten gespecialiseerde collega om advies gevraagd, die niet waarschijnlijk achtte dat het zwart worden van de teentjes een gevolg was van een kneuzing en die beklaagde heeft gewezen op de mogelijkheid van een thrombo-embolie vanuit de maag als gevolg van stress, die tot verminderde doorbloeding van de teentjes kan hebben geleid. Klaagster is hierover door beklaagde geïnformeerd, maar zij bleef bij haar standpunt dat er sprake was van een trauma.

3.6. Op 1 februari 2012 heeft een telefonisch consult plaatsgevonden, waarbij volgens de patiëntenkaart door klaagster is aangegeven dat de fret erg sloom was en het voetje kouder aanvoelde. Aan klaagster is geadviseerd om naar het spreekuur te komen, waarbij is aangegeven dat dan wel weer kosten in rekening gebracht zouden worden. Klaagster kon zich daar niet mee verenigen en heeft zich tot een andere dierenkliniek gewend, die de behandeling heeft overgenomen. Uiteindelijk zijn begin maart 2012 drie teentjes geamputeerd.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. Ter beoordeling ligt aan het college de vraag voor of beklaagde bij de behandeling van de fret veterinair onjuist en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.2. Het college stelt voorop dat niet in geschil is en er ook geen aanwijzingen zijn dat de sterilisatie als zodanig niet naar behoren zou zijn uitgevoerd of dat er ter zake de voorbereiding op die operatie verwijtbare fouten zijn gemaakt. Aldus blijft alleen de vraag over of de nazorg naar behoren is geweest en of beklaagde een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt voor het feit dat er na de ingreep letsel aan de teentjes is ontstaan, dat uiteindelijk tot amputatie heeft geleid. 

5.3. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat op eigen verzoek van klaagster de beide fretten na de ingreep bij elkaar zijn ondergebracht in een hok c.q. kooi, omdat met name de vrouwtjesfret erg aan de mannetjesfret was gehecht en klaagster verwachtte dat het vrouwtje rustiger zou blijven in diens onmiddellijke nabijheid. Gelet hierop ziet het college onvoldoende grond om beklaagde te verwijten dat de fret na de ingreep bij de nog niet geopereerde mannetjesfret is geplaatst, met de aantekening dat in zijn algemeenheid niet wordt aanbevolen om een uit een narcose bijkomend dier bij een wakker (c.q. nog niet geopereerd) dier in een en dezelfde kooi onder te brengen.

5.4. Voor wat betreft de verleende nazorg heeft beklaagde gesteld dat na de operatie beide dieren in een kooi in een ruimte hebben verbleven waar een medewerkster aanwezig is gebleven voor toezicht, die ook enkele keren de lichaamtemperatuur heeft opgenomen. Dat die medewerkster onoplettendheid kan worden verweten is niet komen vast te staan. Beklaagde heeft gesteld dat deze medewerkster onder meer ook een rol handdoeken aan de binnenzijde langs de randen van de kooi heeft gelegd om te voorkomen dat de fret zich zou bezeren of verwonden. Dat ondanks de voorzorgsmaatregelen op enig moment is geconstateerd dat de fret een nageltje was kwijtgeraakt en een ander nageltje los zat, rechtvaardigt naar het oordeel van het college nog niet de conclusie dat de nazorg onvoldoende zou zijn geweest en debet aan het loslaten van de nageltjes en de opgetreden zwelling en verkleuring van de voorpoot.

5.5. Nadat beklaagde met de losgelaten nageltjes en gezwollen voorpoot werd geconfronteerd, heeft zij naar het oordeel van het college in veterinair opzicht voldoende adequaat gehandeld. De fret is nog enkele keren onderzocht, er zijn antibiotica en pijnstillende medicatie voorgeschreven en röntgenfoto’s gemaakt en er is advies gevraagd aan een in de behandeling van fretten gespecialiseerde collega. Het college kan zich voorstellen dat voor klaagster onbevredigend is geweest dat er door beklaagde wisselende verklaringen zijn gegeven over de mogelijke oorzaak van het letsel, maar gaat er vanuit dat dit met goede bedoelingen is gebeurd, waar de zwelling en verkleuring een groter gebied en meerdere teentjes betrof en een eenduidige verklaring ook achteraf niet met zekerheid valt aan te wijzen. Het blijft dus ook achteraf ongewis hoe het letsel heeft kunnen ontstaan en het ontbreekt aan toereikend bewijs om met zekerheid aan te kunnen nemen dat dit door onzorgvuldig of onjuist veterinair handelen door of onder verantwoordelijkheid van beklaagde is ontstaan, waar ook verder niet kan worden geconcludeerd dat zij debet is geweest aan de noodzaak tot amputatie van de drie teentjes. Door beklaagde is wel toegegeven dat de communicatie op de dag van de sterilisatie beter had gekund, echter daarin kan naar het oordeel van het college geen aanleiding worden gevonden voor een tuchtrechtelijke sanctie.

5.6. Op grond van het vorenstaande komt het college tot de slotsom dat bij gebrek aan toereikend bewijs niet is komen vast te staan dat beklaagde ten aanzien van het ontstane letsel een verwijt kan worden gemaakt, waar voor het overige ook niet is kunnen blijken dat zij veterinair onjuist en verwijtbaar heeft gehandeld, althans niet zodanig dat het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel geboden zou zijn. De klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.       

6. DE BESLISSING

Het College:

Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J. Hilvering, drs. M. Lockhorst, drs. M.E.A. Cuppens-Joosten en drs. M.J. Wisse, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2013, door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.