ECLI:NL:TDIVTC:2013:4 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2012/72

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2013:4
Datum uitspraak: 30-05-2013
Datum publicatie: 12-08-2013
Zaaknummer(s): 2012/72
Onderwerp: Overige diersoorten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie:   Een dienstdoend dierenarts neemt waar voor dierenartsenpraktijken die zich bij de betreffende spoeddienstregeling hebben aangesloten. Het is in beginsel dan ook aanvaardbaar om cliënten van niet aangesloten praktijken tijdens een nachtdienst te verwijzen naar de eigen dierenarts of de dienstregeling van de eigen dierenarts, behoudens bijzondere omstandigheden. Beklaagde kan in dit geval naar het oordeel van het college geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt voor het feit dat zijn echtgenote klaagster die nacht naar de spoeddienstregeling van de eigen dierenarts heeft verwezen. Ongegrond.

X,   klaagster

tegen

Y,   beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden. De klacht is in raadkamer besproken en er is vervolgens uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

De klacht komt er samengevat op neer dat beklaagde veterinair verwijtbaar heeft gehandeld met betrekking tot de cavia XXXXX van klaagster, die ten tijde van de hier in het geding zijnde feiten ongeveer vier jaar oud was. Meer in het bijzonder stelt klaagster dat beklaagde aan de cavia spoedeisende zorg (in de vorm van het toepassen van euthanasie) heeft geweigerd.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Op 24 oktober 2011 heeft de eigen dierenarts van klaagster bij de cavia blaasgruis althans een blaassteen uit de urinebuis verwijderd. De eigen dierenarts heeft hierna pijnstillende medicatie en antibiotica voorgeschreven en geadviseerd om de cavia extra voeding te geven. Klaagster heeft de cavia na deze ingreep mee naar huis gekregen.

3.2. In de loop van de avond verslechterde de toestand van de cavia in ernstige mate, zodanig dat klaagster haar cavia wilde laten inslapen. Omdat haar eigen dierenarts geen dienst had, heeft klaagster omstreeks middernacht telefonisch contact gezocht met de praktijk van beklaagde, die redelijk dichtbij gelegen was. Beklaagde had die nacht dienst, echter in principe niet voor de praktijk van de eigen dierenarts van klaagster. Klaagster werd  -naar later is gebleken- te woord gestaan door de echtgenote van beklaagde.

3.3. Partijen hebben verschillende lezingen gegeven omtrent hoe dit telefoongesprek precies is verlopen en wat er over en weer exact is gezegd. Wel staat vast dat klaagster is verwezen naar de spoeddienst van haar eigen dierenarts en dat het gesprek op enig moment door klaagster is beëindigd. Klaagster heeft zich vervolgens met de cavia tot een andere dienstdoende praktijk gewend –naar het college heeft begrepen de spoeddienst van haar eigen dierenarts- alwaar de cavia is geëuthanaseerd. Klaagster verwijt beklaagde dat zij die nacht niet direct met haar cavia naar zijn praktijk kon komen voor euthanasie, waardoor de cavia circa 45 minuten langer heeft moeten lijden dan nodig was.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de cavia van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Voorop staat dat het door de echtgenote van beklaagde telefonisch gegeven advies onder de verantwoordelijkheid van beklaagde als dienstdoende dierenarts valt. De echtgenote heeft in haar overgelegde schriftelijke verklaring ook aangegeven dat zij voor beklaagde als achterwacht c.q. assistente fungeerde en voor hem de telefoon aannam. Dat zij zich in de door klaagster gestelde bewoordingen heeft uitgedrukt en bijv. ook haar naam niet zou hebben genoemd is overigens betwist en niet komen vast te staan. Het college kan slechts vast stellen dat het gesprek niet naar tevredenheid van klaagster is verlopen en dat zij op enig moment de verbinding heeft verbroken.

5.3. In zijn algemeenheid geldt dat een dienstdoend dierenarts waarneemt voor dierenartsenpraktijken die zich bij de betreffende spoeddienstregeling hebben aangesloten. Het is in beginsel dan ook aanvaardbaar om cliënten van niet aangesloten praktijken tijdens een nachtdienst te verwijzen naar de eigen dierenarts of de dienstregeling van de eigen dierenarts,  behoudens bijzondere omstandigheden. In casu zijn over en weer zijn tegenstrijdige lezingen gegeven over wat er tijdens het bewuste telefoongesprek tussen de echtgenote en klaagster precies is gezegd. Wat wel vast staat is dat klaagster naar de eigen dierenarts, die de cavia die dag eerder had behandeld, althans de spoeddienst van de eigen dierenarts is verwezen. De vraag die voorligt is of het gegeven advies, waarvoor beklaagde dus verantwoordelijk kan worden gehouden, in redelijkheid mocht worden gegeven.

5.4. Namens beklaagde is in verweer gesteld dat beklaagde ten tijde van het telefoongesprek op locatie met een spoedkeizersnede bezig was. Voor zover dit juist zou zijn, zou reeds om die reden de verwijzing naar de spoeddienstregeling van de eigen dierenarts niet verwijtbaar zijn, vanwege de praktische onmogelijkheid voor beklaagde om die nacht direct hulp te kunnen bieden.

5.5. Van de zijde van beklaagde is verder gesteld dat klaagster tijdens het telefoongesprek op geen enkele wijze te kennen heeft gegeven dat de eigen dierenarts of de spoeddienst van de eigen dierenarts niet bereikbaar was en/of dat zij daar met de cavia niet terecht kon. Het college gaat daar ook niet vanuit, nu in repliek door klaagster feitelijk niet meer is gesteld dan dat zij de echtgenote zou hebben gemeld niet te weten waar de praktijk van de spoeddienst van de eigen dierenarts gelegen was. Van de zijde van beklaagde is overigens weer betwist dat een dergelijke melding door klaagster zou zijn gedaan, waarbij het college aantekent dat het de vraag is of het redelijk is die omstandigheid -het niet kennen van de route- voor rekening van beklaagde te laten komen. De echtgenote van beklaagde heeft in haar verklaring verder aangegeven dat zij bij een dergelijke melding actie had ondernomen en het college kan niet anders concluderen dan dat er ook op dit punt tegenspraak is en de feiten niet met zekerheid kunnen worden vastgesteld.

5.6. Los hiervan heeft klaagster de andere spoeddienst kennelijk toch weten te bereiken, zij het later dan haar bedoeling was, en heeft beklaagde onbestreden gesteld dat de afstand tussen de woning van klaagster en de praktijk waar de cavia is geëuthanaseerd circa 7,5 kilometer bedroeg. Dit impliceert dat ook geen sprake was van een onredelijk grote extra reisafstand naar die dienstdoende praktijk. Het is weliswaar voldoende aannemelijk geworden dat voortvarend handelen gewenst was en dat zeker niet tot de volgende ochtend kon worden gewacht, echter gelet op de gevoerde weren kan beklaagde geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt voor het feit dat zijn echtgenote klaagster die nacht naar de spoeddienstregeling van de eigen dierenarts heeft verwezen. Op grond hiervan zal de klacht ongegrond worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. M. Lockhorst en drs .B.A.M. Austie, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2013, door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.