ECLI:NL:TDIVTC:2013:38 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2012/97

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2013:38
Datum uitspraak: 17-10-2013
Datum publicatie: 11-11-2013
Zaaknummer(s): 2012/97
Onderwerp: Overige diersoorten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie:   Beëindiging cliëntrelatie op grond van verstoorde verhoudingen mag. Alsdan blijft echter gelden dat, als in een acute noodsituatie een beroep op de dierenarts wordt gedaan, deze gehouden is medische zorg te bieden, ongeacht wie de diereigenaar is en ongeacht eventueel verstoorde verhoudingen. Uit het verweerschrift kan worden geconcludeerd dat beklaagde met deze uitzondering bekend is. Ongegrond.

X,    klager

tegen

Y,    beklaagde     

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van de klacht, het verweer en de repliek. Klaagster heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot dupliek. Het college heeft besloten tot schriftelijke afdoening van de zaak en zulks aan partijen medegedeeld. De uitspraakdatum is bepaald op heden.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat hij klaagster heeft verzocht om zich voor de toekomst voor (spoedeisende) medische zorg voor haar dieren tot een andere dierenartsenpraktijk te wenden.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Uit de stukken heeft het college begrepen dat tussen partijen tot 1 februari 2012 een klantrelatie heeft bestaan en dat tot die datum 5 dieren (daaronder twee fretten) van klaagster door beklaagde en/of directe collega’s zijn behandeld voor diverse klachten.

3.2. Beklaagde heeft klaagster op 8 februari 2012 per e-mail te kennen gegeven dat er tussen haar en de praktijk een vertrouwensbreuk was ontstaan. Klaagster is daarbij verzocht om zich met betrekking tot de medische (spoed)zorg voor haar dieren voor de toekomst tot een andere dierenartsenpraktijk te wenden. Klaagster heeft dienaangaande overigens gesteld dat zij zich reeds op 1 februari 2012 bij een andere dierenartsenpraktijk had  aangemeld, omdat er van haar kan geen vertrouwen meer bestond in de praktijk van beklaagde.

3.3.  De verstandhouding tussen partijen is verstoord geraakt na de behandeling van een van de fretten van klaagster. Ook tegen de bij die behandeling betrokken dierenarts van de praktijk is door klaagster bij het college een klacht ingediend (zaaknummer 2012/96), die thans nog lopende is. 

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts behoorde te betrachten ten opzichte van de dieren van klaagster. 

5.2. Beklaagde heeft klaagster verzocht om zich voor de toekomst tot een andere praktijk te wenden. Klaagster kan zich daarmee niet verenigen, doch - naar het college begrijpt- uitsluitend voor zover beklaagde daarbij heeft aangegeven haar dieren ook bij voorbaat  spoedeisende zorg te weigeren. 

5.3. Ten aanzien van de klacht geldt eerstens dat het college zich enkel buigt over klachten die op het verleden betrekking hebben, waarbij het vermeende nalatig handelen zich feitelijk reeds heeft voorgedaan. Het tuchtrecht ziet voorts op het veterinair technisch handelen van een dierenarts en klachten over de communicatie tussen een dierenarts en diereigenaar vallen in principe buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht. In casu is geen sprake van een situatie waarin er feitelijk reeds medische zorg is geweigerd, doch enkel van een aankondiging die op de toekomst betrekking heeft en die, zoals hierna zal blijken, tevens nuancering behoeft.

5.4. In eerdere jurisprudentie is reeds overwogen dat een vertrouwensbreuk met de eigenaar van een dier voor een dierenarts een aanvaardbare reden kan zijn om de cliëntrelatie te beëindigen. Dit geldt temeer als er voldoende alternatieven voor veterinaire zorg in de regio zijn. In dat verband staat in de onderhavige zaak vast dat klaagster zich al bij een andere dierenartsenpraktijk had aangemeld, nog voordat zij de bewuste e-mail van beklaagde kreeg.

5.5. Ondanks de beëindiging van een cliëntrelatie blijft gelden dat, als in een acute noodsituatie een beroep op een dierenarts wordt gedaan, deze gehouden is medische zorg te bieden, ongeacht wie de diereigenaar is en ongeacht eventueel verstoorde verhoudingen. Uit het verweerschrift kan worden geconcludeerd dat beklaagde met deze uitzondering bekend is en dat hij zich ervan bewust is dat hij in een dergelijke levensbedreigende situatie –beklaagde noemt zelf als voorbeeld een dier in nood dat bij hem ‘op de stoep staat’- geen spoedzorg mag weigeren, als zijn hulp door klaagster zou worden gevraagd.

5.6. Op grond van het vorenstaande is het college van oordeel dat de feiten waarop de klacht berust niet tot toepassing van artikel 14 van de WUD kunnen leiden en dat de klacht mitsdien  ongegrond zal worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J. Hilvering, drs. M. Lockhorst, drs. M.J. Wisse en drs. M.E.A. Cuppens-Joosten, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2013, door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.