ECLI:NL:TDIVTC:2013:29 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2012/50

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2013:29
Datum uitspraak: 17-09-2013
Datum publicatie: 11-10-2013
Zaaknummer(s): 2012/50
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: De klacht ziet op het veterinair handelen van beklaagde als behandelend chirurg tijdens een operatie van een hond, meer in het bijzonder de constatering dat er sprake was van ernstige necrose van de maagwand en het gegeven advies tot euthanasie. Ongegrond.

X,     klager

tegen

Y,    beklaagde

1. DE PROCEDURE

1.1. Het college heeft kennis genomen van de klacht, het verweer en de repliek. Beklaagde heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een akte van dupliek in te dienen.

1.2. Behalve tegen beklaagde heeft klager een klacht ingediend tegen een collega van beklaagde, die, voorafgaande aan de door beklaagde verrichte operatie, onderzoek bij de hond van klager heeft verricht. Die klacht is geadministreerd onder zaaknummer 2012/49. In beide zaken is een gelijkluidend klaagschrift (met gelijkluidende bijlagen) en repliek ingediend. Het college heeft kennisgenomen van de stukken in beide zaken.

1.3. Hetgeen in het klaagschrift de betreffende collega wordt verweten, regardeert beklaagde in tuchtrechtelijke zin niet, waar dat andersom ook geldt. Beklaagde heeft ook, geheel juist en in overeenstemming met het in het veterinair tuchtrecht geldende uitgangspunt dat een dierenarts alleen op zijn of haar eigen diergeneeskundig handelen kan worden aangesproken, in zijn verweer uitsluitend op de tegen hem gerichte veterinaire verwijten gereageerd.

1.4. Partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling op 25 juli 2013. Geen van beiden is daarbij verschenen.

2. DE KLACHT

Klager heeft in het klaagschrift het veterinair handelen van beklaagde tijdens de operatie van de hond van klager ter discussie gesteld, meer in het bijzonder de constatering dat er sprake was van een ernstige necrotisering van de maag en het door beklaagde gegeven advies tot euthanasie. 

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond XXXXX, geboren op 10 augustus 2000.

3.2. Op 6 augustus 2011 heeft -naar het college heeft begrepen- de vriendin van klager de hond bij de spoedkliniek aangeboden waar beklaagde als chirurg werkzaamheden voor verricht, omdat het dier in de middag omstreeks 15:00 uur acuut braakklachten had gekregen, waarbij een keer wit schuim was gebraakt en de hond hijgerig en onrustig was.

3.3. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de betreffende collega van de spoedkliniek de hond na aankomst uitgebreid heeft onderzocht, waarbij op basis van een gemaakte röntgenfoto is geconstateerd dat sprake was van een zeer sterk met voedsel overvulde maag, die niet te sonderen bleek, terwijl de hond loos braakte. Gezien de ernst van de verschijnselen en mate van overvulling is door de  collega van beklaagde in overleg met beklaagde als dienstdoende chirurg geadviseerd tot een operatie, waarmee is ingestemd. 

3.4. Beklaagde heeft de operatie uitgevoerd en daarbij een maagtorsie geconstateerd. Na repositie van de maag werd bij verder onderzoek vastgesteld dat er sprake was van uitgebreide necrose van de cardia en een deel van het corpus van de maag. In verband hiermee heeft beklaagde geadviseerd tot euthanasie, waarmee van de zijde van klager is ingestemd.

3.5. Na het overlijden van de hond is er sectie verricht. Daarbij zijn een uitgebreide stuwing, hemorrhagiën en necrose van de maagwand aangetroffen, passend bij maagdilatatie-volvulus.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Gebleken is dat deze kwestie al in een bezwaarprocedure bij de kliniek waar beklaagde aan verbonden is aan de orde is gesteld. Voor zover klager in zijn klaagschrift kritiek heeft geuit over de wijze waarop die procedure bij die kliniek is verlopen en zijn bezwaar aldaar is behandeld, geldt dat daarover in de onderhavige procedure niet kan worden geklaagd.

5.3. Uit de stukken leidt het college af dat beklaagde tijdens de operatie een maagtorsie van 180° (rechtsom) heeft vastgesteld. Beklaagde heeft eerstens de maag tot normale positie terug gedraaid en daarna bij verdere exploratie een uitgebreide necrose van de cardia en een deel van het corpus van de maag aangetroffen. Vanwege deze uitgebreide veranderingen van het cardiagebied van de maag heeft beklaagde nog tijdens de operatie buiten de operatiekamer klager en zijn vriendin gewezen op de ernst van de situatie en de in zijn visie infauste prognose, waarna gezamenlijk is geconcludeerd dat euthanasie de beste optie was. Beklaagde heeft vervolgens de hond laten inslapen en het abdomen gesloten.

5.4. Het zich bij de stukken bevindende sectierapport houdt als conclusie in:

“Hond in goede conditie met uitgebreide stuwing, hemorrhagien en necrose van de maagwand, passend bij maagdilatatie-volvulus. Overige abdominale organen vertonen geen afwijkingen die aan de maagafwijkingen ten grondslag zouden kunnen liggen.”

5.5. Nu in het sectierapport wordt bevestigd dat sprake was van een uitgebreide necrose van de cardia en de maagwand, heeft beklaagde de situatie naar het oordeel van het college terecht als zeer ernstig ingeschat. Ook voor het college staat op basis van de stukken genoegzaam vast dat  de prognose zeer slecht was. De door klager kennelijk gewenste heronderzoek en het opnieuw analyseren van het maagweefsel, heeft in het kader van de beoordeling van de onderhavige klacht voor het college geen meerwaarde. Bij een dergelijke ernstige bevinding als door beklaagde gedaan, die wordt bevestigd in het autopsierapport, is veterinair niet onjuist gehandeld door te adviseren tot euthanasie, waarmee van de zijde van klager ook is ingestemd. Het college ziet in die zin maar ook overigens geen aanleiding om aan de kundigheid en ervaring van beklaagde als diergeneeskundige te twijfelen. De stelling van klager dienaangaande mist feitelijke onderbouwing  en wordt dan ook verworpen.

5.6. Op grond van het voorgaande bestaat er naar het oordeel van het college geen aanleiding om te oordelen dat beklaagde een veterinair onjuist advies heeft gegeven of dat hij anderszins veterinair onjuist en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Al hetgeen klager voor het overige nog heeft aangevoerd kan niet tot een andere conclusie leiden. De klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J. Hilvering, drs. J. A.M. van Gils, drs. M. Lockhorst en drs. B.J.A. Langhorst-Mak in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2013, door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.