ECLI:NL:TDIVTC:2013:1 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2011/82

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2013:1
Datum uitspraak: 30-05-2013
Datum publicatie: 12-08-2013
Zaaknummer(s): 2011/82
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie:   Beklaagde wordt verweten veterinair nalatig te hebben gehandeld bij het uitvoeren van een sterilisatie, als gevolg waarvan de kat van klaagster is overleden. Ongegrond.

X,    klaagster

tegen

Y,    beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. Beklaagde heeft in zijn dupliek aangegeven af te zien van een eventuele mondelinge behandeling. Klaagster heeft, ondanks herhaald verzoek, niet gereageerd op de schriftelijke kennisgeving van het college dat de klacht zonder zitting zou kunnen worden afgehandeld. Vervolgens is besloten tot schriftelijke afdoening van de klacht.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten veterinair nalatig te hebben gehandeld ten aanzien van de kat van klaagster, en wel bij het uitvoeren van een sterilisatie, met als gevolg dat het dier is overleden.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de kat van klaagster met de naam XXXXX, geboren 6 mei 2010. Eind  april 2011, was de kat van drie kittens bevallen.

3.2. In de ochtend van 5 juli 2011 heeft klaagster de kat volgens afspraak naar de praktijk van beklaagde gebracht voor een sterilisatie. In de middag na de ingreep heeft klaagster zich naar de praktijk vervoegd om de kat op te halen. Bij aankomst vernam zij dat de kat tijdens de operatie was overleden.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort geschoten is in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. In zijn algemeenheid geldt dat aan iedere chirurgische ingreep risico’s kleven, daaronder het narcoserisico, en dat er tijdens of na een operatie altijd onverwachte complicaties kunnen optreden, zonder dat daar per definitie verwijtbare fouten van de dierenarts aan ten grondslag hoeven te liggen en ondanks dat een dier voor een operatie gezond is of oogt.

5.3. Naar het oordeel van het college is in de onderhavige zaak onvoldoende komen vast te staan dat er door beklaagde voorafgaande of tijdens de operatie nalatig is gehandeld. Op basis van de stukken zijn geen concrete aanwijzingen verkregen om te kunnen concluderen dat het pre-anesthetisch onderzoek niet naar behoren zou zijn uitgevoerd of dat er in de voorbereiding op de operatie veterinair onjuist is gehandeld. Aldus gaat het college er vanuit dat beklaagde, zoals hij heeft gesteld, bij het algemeen klinisch onderzoek (hart/longen/slijmvliezen/lymfeklieren e.d.) van de kat voorafgaande aan de ingreep geen afwijkingen of bijzonderheden heeft vastgesteld.

5.4. Voorts is de verkozen methode van opereren -zonder intubatie en gebruikmaking van bewakingsapparatuur- weliswaar niet de meest moderne, maar binnen de hedendaagse diergeneeskunde nog steeds gangbaar en kan deze niet als veterinair onjuist worden gekwalificeerd. Op basis van de stukken kan voorts niet worden geconcludeerd dat qua pre-medicatie en narcose ongebruikelijke middelen (Sedamun en Ketamine) zijn aangewend en is in beginsel ook niet gebleken dat onverantwoorde doseringen zijn toegepast. Hierbij nog opgeteld dat er na het overlijden van de kat geen sectie is verricht –om welke reden dan ook- en er dus geen duidelijkheid is ontstaan over de precieze doodsoorzaak, stuit de klacht af op gebrek aan bewijs.

5.5. Het is buitengewoon treurig dat de kat tijdens de operatie is komen te overlijden en begrijpelijk dat klaagster daar bij een ingreep als hier aan de orde geen rekening mee hield. Zoals gezegd kan echter niet worden geconcludeerd dat het overlijden van de kat door veterinair onjuist en nalatig handelen van beklaagde is veroorzaakt. Dit brengt mee dat de klacht ongegrond wordt verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht  ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter en door de leden drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils, drs. M. Lockhorst en drs. B.A.M. Langhorst-Mak, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2013 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.