ECLI:NL:TDIVBC:2013:6 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2013/02

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2013:6
Datum uitspraak: 12-09-2013
Datum publicatie: 28-01-2014
Zaaknummer(s): VB 2013/02
Onderwerp: Katten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Euthanasie kat, die buiten medeweten eigenaar was meegenomen door medewerkers dierenambulance.

Veterinair Beroepscollege

Uitspraak van 12 september 2013

in de zaak VB 13/02 van

X, wonende te A,

klager in eerste aanleg, appellant van een uitspraak

van 29 november 2012 van het Veterinair Tuchtcollege (2011/41),

hierna te noemen: klager

tegen

Y, dierenarts te A,

beklaagde in eerste aanleg, verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: dierenarts.                        .

1      Het geding

Bij beroepschrift van 22 januari 2013 is klager bij het Veterinair Beroepscollege in beroep gekomen tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van 29 november 2012, waarbij zijn klacht tegen de dierenarts ongegrond is verklaard .

De dierenarts heeft hierop schriftelijk gereageerd.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van het Veterinair Beroepscollege,  gehouden op 28 juni 2013, waar mw. Z het standpunt van klager heeft toegelicht. De dierenarts is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Hierna is de uitspraak bepaald.

2       De voorgeschiedenis

2.1    Het Veterinair Tuchtcollege heeft de voorgeschiedenis van de zaak als volgt

weergegeven, daarbij de dierenarts aanduidend als beklaagde:

“3.1. Het gaat in deze zaak om de kat van klager met de naam Tiki, die ten tijde van de gebeurtenis die tot de onderhavige klacht heeft geleid, ongeveer 12 jaar oud was.

3.2. De kat had een fibrosarcoom, een bindweefselgezwel dat zich tussen de schouderbladen had gevormd. De kat onderging daarvoor bij de Faculteit Diergeneeskunde te Utrecht een experimentele nucleaire behandeling, holmium microbrachytherapie genaamd. Daarnaast kwam de kat wekelijks op controle bij de eigen dierenarts.

3.3. Op 17 juni 2010, het was een warme dag, lag de kat in de middag buiten onder een boom nabij de woning van klager. Niet in geschil is dat de kat een duidelijk zichtbare bult tussen de schouderbladen had. Op een naburig perceel waren bouwvakkers aan het werk, die de kat zagen en die de dierenambulance hebben gebeld. Medewerkers van de dierenambulance hebben de kat opgehaald en afgeleverd bij de dierenkliniek waar beklaagde werkzaam is.

3.4. Beklaagde heeft de kat die middag omstreeks 18:00 uur onderzocht en geconcludeerd dat er sprake was van ernstig lijden. In de stukken wordt vermeld dat zij telefonisch nog een instantie heeft benaderd om te achterhalen of de kat vermist werd. Niet veel later heeft beklaagde besloten de kat te euthanaseren. Klager is na thuiskomst van zijn werk naar zijn kat op zoek gegaan. De volgende dag kwam hij te weten dat beklaagde de kat had geëuthanaseerd. Er heeft geen sectie plaatsgevonden.” 

3.      De klacht en het verweer

3.1     Klager stelt zich op het standpunt dat de dierenarts de kat zonder zijn toestemming en zonder noodzaak heeft geëuthanaseerd.  Hij verwijt de dierenarts, dat zij niet voldoende moeite heeft gedaan om te achterhalen wie de eigenaar van de kat was. Voorts voert klager aan, dat de noodzaak om snel tot euthanasie over te gaan niet aanwezig was, omdat de dierenarts zelf heeft verklaard, dat, indien zij had gedacht, dat de eigenaar binnen enkele dagen bekend zou zijn, zij zou hebben geprobeerd de kat in een betere conditie te brengen.

 3.2   De dierenarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop voor zover voor de beoordeling  in beroep van belang hieronder zal worden ingegaan.

  4       De beslissing van het Veterinair Tuchtcollege

 4.1   Het Veterinair Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard en daartoe als volgt overwogen, daarbij de dierenarts aanduidend als beklaagde:

“ 5.1.  In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klager, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

5.2.    Klager stelt zijn kat die bewuste middag op 17 juni 2010 omstreeks 15:00 uur nog te hebben gezien en met wondzalf te hebben behandeld. Volgens klager onderging de kat weliswaar een tumortherapie, maar was ze aan de beterende hand en goed op gewicht, had ze een verzorgde vacht zonder vlooien en is ze door beklaagde ten onrechte aangezien voor een zwerfkat. Klager stelt zich op het standpunt dat beklaagde had kunnen weten dat de kat een behandeling onderging en dat beklaagde te snel en zonder toestemming tot euthanasie is overgegaan, waar geen enkele noodzaak toe bestond. In de visie van klager had beklaagde de kat langer onder zich moeten houden of elders in opvang moeten onderbrengen, althans had zij meer moeten ondernemen om een eigenaar te achterhalen.

5.3.   Voor zover klager heeft gesteld dat zijn kat in goede conditie verkeerde, geldt anderzijds dat niet in geschil is dat de kat een zichtbare afwijking had in de vorm van een grote bult tussen de schouderbladen, met daarnaast diepe wondgaten. Voorts hadden bouwvakkers het kennelijk nodig gevonden een dierenambulance in te schakelen en hebben medewerkers van die dierenambulance aanleiding gezien de kat naar een dierenarts te brengen, hetgeen erop duidt dat het dier een zieke indruk maakte. Volgens beklaagde was de kat bij het onderzoek apathisch en reageerde ze niet of nauwelijks op palpatie, manipulaties, noch bij het opnemen van de temperatuur en toediening van de intramusculaire verdovingsinjectie. Beklaagde heeft verder gesteld dat sprake was van grote, verharde en kale knobbels in het schoudergebied en dat er diepe wondgaten zaten met daarin necrotisch materiaal. Volgens beklaagde waren de knobbels met botwervels vergroeid en heeft zij niet opgemerkt dat er haren weg geschoren waren, mogelijk omdat de kale knobbels ook een verdikte huid hadden, waardoor ze de indruk had dat de haargroei ter plekke afwijkend was. Beklaagde stelt voorts dat ze bij haar onderzoek niet de geur van de wondzalf heeft geroken.

5.4.    Mede op grond van voormeld verweer acht het college onvoldoende komen vast te staan dat beklaagde een verwijt treft voor het feit dat zij niet heeft geconstateerd dat de kat een speciale veterinaire behandeling onderging, waar een dergelijke behandeling overigens ook niet vaak wordt toegepast. Op grond van de beschreven symptomen kan bepaald niet onbegrijpelijk worden geacht dat beklaagde er vanuit is gegaan dat de kat een vorm van kanker met een erg slechte prognose had en dat het dier ernstig leed, waar het door klager gestelde tegendeel overigens niet zonder meer als vast staand kan worden aangenomen. Blijkens de stukken had de eigen dierenarts de kat op 12 juni 2011 voor het laatst gezien.

5.5.    Het vorenstaande laat onverlet dat in zijn algemeenheid geldt dat van een dierenarts mag worden verwacht, alvorens tot euthanasie over te gaan, eerst overleg met de eigenaar te plegen. Deze regel leidt uitzondering als sprake is van ondraaglijk en onnodig lijden, zonder reëel perspectief. Behalve dat beklaagde heeft gesteld dat een dergelijke situatie hier aan de orde was, komt daar in dit geval ook bij dat de kat niet gechipt en dus niet identificeerbaar was, waarmee een zeker risico wordt aanvaard dat bij een dierenarts de gedachte kan postvatten dat er geen eigenaar is met wie nog overleg kan worden gepleegd. Voorts in aanmerking genomen dat de kat uiterlijk verschijnselen vertoonde die in de richting van ernstig leed wezen en er vanuit gaande dat beklaagde niet kan worden verweten dat zij niet bedacht is geweest op de speciale behandeling die de kat onderging, mocht zij naar het oordeel van het college concluderen dat nader onderzoek en behandeling niet zinvol meer waren en dat euthanasie op korte termijn geïndiceerd en in het belang van de kat was.  Aldus is er in dit specifieke geval te weinig aanleiding om te oordelen dat beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat zij niet langer heeft gewacht tot zich een eigenaar aandiende en dus zonder overleg tot euthanasie heeft besloten, waar zij overigens kennelijk nog wel telefonisch een instantie heeft benaderd om na te gaan of de kat werd vermist. Een en ander brengt mee dat de klacht ongegrond wordt verklaard.”

5       De beoordeling van het beroep

5.1    Klager is tegen deze beslissing in beroep gekomen. Hij volhardt in beroep bij zijn stelling dat de dierenarts veterinair onjuist heeft gehandeld door de kat te euthanaseren, hetgeen de dierenarts opnieuw gemotiveerd heeft bestreden.

5.2     In geding is of de dierenarts te kort geschoten is in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klager.

5.3     Het Veterinair Beroepscollege kan zich verenigen met de overweging van het Veterinair Tuchtcollege, dat in zijn algemeenheid geldt dat van een dierenarts mag worden verwacht, alvorens tot euthanasie over te gaan, eerst overleg met de eigenaar te plegen en dat deze regel uitzondering leidt als sprake is van ondraaglijk en onnodig lijden zonder reëel perspectief.

5.4    De dierenarts heeft in dit verband gesteld, dat de kat bij binnenkomst apathisch was en ook bleef gedurende het onderzoek van de bulten, die grotendeels kaal en stevig bleken en vergroeid waren met de wervels met op diverse plekken diepe gaten met necrotisch materiaal.

Ter staving van de toestand, waarin de kat verkeerde toen deze haar werd aangeboden, heeft de dierenarts bij haar verweerschrift een drietal kleurenfoto’s van de kat meegezonden.

Zij heeft aangegeven, dat de kat niet was gechipt, zodat de eigenaar niet snel kon worden achterhaald.

Van de kant van klager is ter zitting in beroep verklaard, dat genoemde overgelegde foto’s niet van de kat van klager zijn. Anders dan op bedoelde foto’s is te zien, had klager een grijze cyperse kat.

5.5    Het Veterinair Beroepscollege leidt uit de verklaringen van de dierenarts af, dat de kat, toen deze haar werd aangeboden, weliswaar in een ogenschijnlijk slechte gezondheidstoestand verkeerde maar geen sprake was van ondraaglijk lijden. De kat was immers naar haar zeggen apathisch, hetgeen nog niet betekent dat op dat moment sprake was van ernstig lijden. Ook de overige bevindingen (temperatuur laag/normaal en geen afwijkingen slijmvliezen/hart en longen) wezen daar niet op.

Het Veterinair Beroepscollege is van oordeel, dat onder deze omstandigheden te snel tot euthanasie is overgegaan. De dierenarts had de kat, die weliswaar apathisch was maar geen kenmerken vertoonde van hevig lijden, rustig gedurende enige tijd (zeker één nacht) onder zich kunnen houden om de volgende dag nog een poging te doen de eigenaar te achterhalen dan wel de eigenaar een redelijke termijn te gunnen zich te melden. De omstandigheid, dat de kat niet was gechipt, doet hier niet aan af.

De foto’s, waarvan betwist wordt dat zij van de onderhavige kat zijn, heeft het Veterinair Beroepscollege buiten beschouwing gelaten.

Anders dan het Veterinair Tuchtcollege is het Veterinair Beroepscollege van oordeel, dat de dierenarts door de kat van klager onder gemelde omstandigheden zo snel te euthanaseren als zij gedaan heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en het opleggen van de maatregel van een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16 lid 1

sub a van de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde 1990, passend en geboden is.     

5.6     Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat de bezwaren van klager gegrond

   zijn en als volgt wordt beslist.

6.             De beslissing

Het Veterinair Beroepscollege

-vernietigt de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege;

- legt de dierenarts de maatregel van een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16 lid 1

   sub a van de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde 1990 op.

      Aldus gewezen door mr. W. Sorgdrager, voorzitter en de leden mr. G. van der Wiel,

      mr. Y.A.J.M. van Kuijck, drs. M.A. van Messel (dierenarts) en dr. L.M. Derkx-

      Overduin (dierenarts), in tegenwoordigheid van mr. C.M. Lubbers, secretaris, en in het

      openbaar uitgesproken door de voorzitter te Den Haag op 12 september 2013 in

      tegenwoordigheid van de secretaris.

       w.g. secretaris                                                                                 w.g. voorzitter                   

      Voor eensluidend afschrift,                                     secretaris