ECLI:NL:TDIVBC:2013:5 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2013/01

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2013:5
Datum uitspraak: 12-09-2013
Datum publicatie: 28-01-2014
Zaaknummer(s): VB 2013/01
Onderwerp: Konijnen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Behandeling konijn, dat al enkele dagen niet of slecht at.

Veterinair Beroepscollege

Uitspraak van 12 september 2013

in de zaak VB 13/01 van

X, dierenarts te A,

beklaagde in eerste aanleg, appellant van een uitspraak

van 19 december 2012 van het Veterinair Tuchtcollege (2011/20),

hierna te noemen: de dierenarts,

tegen

Y, wonende te A,

klaagster in eerste aanleg, verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: klaagster.                        .

1      Het geding

Bij beroepschrift van 6 januari 2013 is de dierenarts bij het Veterinair Beroepscollege in beroep gekomen tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van 19 december 2012, waarbij de klacht tegen hem (samengevat), dat hij veterinair nalatig heeft gehandeld ten aanzien van het konijn van klaagster, deels gegrond is verklaard en hem de maatregel van een onvoorwaardelijke geldboete van € 300,- overeenkomstig het bepaalde in artikel 16, lid 1, sub c, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 is opgelegd.

Bij een op 3 juni 2013 bij het Veterinair Beroepscollege ingekomen brief heeft de dierenarts zijn standpunt nader toegelicht en meegedeeld niet ter zitting van het Veterinair Beroepscollege op 28 juni 2013 aanwezig te zullen zijn.

Bij brief van 11 juni 2013 heeft klaagster op het beroepschrift en op laatstgenoemde brief van de dierenarts gereageerd en tevens meegedeeld eveneens niet ter zitting van het Veterinair Beroepscollege op 28 juni 2013 aanwezig te zullen zijn.

Het beroep is aan de orde gesteld ter zitting van het Veterinair Beroepscollege, gehouden op 28 juni 2013.

Hierna is de uitspraak bepaald.

2       De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

2.1     Het Veterinair Tuchtcollege heeft de voorgeschiedenis van de zaak als volgt weergegeven, daarbij de dierenarts aanduidend als beklaagde:

“3.1. De zaak heeft betrekking op het konijn van klaagster met de naam Pippi. Op  20 december 2010 heeft klaagster beklaagde geconsulteerd omdat haar konijn al enkele  dagen niet of slecht at. Bij klaagster bestond het vermoeden dat dit veroorzaakt werd door  gebitsproblemen dan wel door stress ten gevolge van een recente verhuizing.

3.2. Beklaagde heeft het konijn onderzocht en geen afwijkingen aan het gebit kunnen  constateren. De onder sedatie verrichte keelinspectie leverde geen bijzonderheden op.

 Vervolgens heeft beklaagde een röntgenfoto gemaakt, waarop een grote haarbal (circa 4 x   7 cm) in de maag van het konijn zichtbaar was. Beklaagde heeft geadviseerd de haarbal  operatief te verwijderen, waarmee klaagster heeft ingestemd en waarbij tussen partijen is  afgesproken dat het konijn tevens zou worden gecastreerd. Klaagster heeft haar konijn ten  behoeve van de operatie op de praktijk achter gelaten. Beklaagde heeft ter voorbereiding  op de operatie als anestheticum Ketamine in combinatie met Isofluraan toegediend. Na de  ingreep heeft beklaagde de maag en buikholte met Vicryl gesloten en de huid met

 Supramid. Het konijn heeft een vochtinfuus gekregen en er is een antibioticum en  pijnstillende medicatie toegediend.

3.3. Na de operatie is klaagster telefonisch medegedeeld dat zij haar konijn in de avond op  de praktijk kon ophalen. Klaagster stelt dat haar konijn bij het mee naar huis geven nog  niet uit de narcose was ontwaakt, dat beklaagde op geen enkele wijze instructies voor thuis  heeft gegeven en haar slechts zou hebben gevraagd om de volgende dag voor nazorg op de  praktijk terug te komen. Klaagster heeft verder beschreven dat haar konijn na thuiskomst  de verdere avond slap en buiten bewustzijn op haar schoot heeft gelegen en op enig  moment stuiptrekkingen kreeg en is komen te overlijden.”         

3       De beslissing van het Veterinair Tuchtcollege

 3.1   Het Veterinair Tuchtcollege heeft de klacht deels gegrond verklaard en daartoe als volgt overwogen, daarbij de dierenarts aanduidend als beklaagde:

“5.1. In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van het konijn van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.  

5.2. Voor zover klaagster haar ongenoegen heeft geuit over de in haar ogen onverschillige houding die door beklaagde tijdens het consult werd aangenomen en de wijze waarop door hem is gecommuniceerd, geldt naar vaste jurisprudentie dat dergelijke klachten buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht vallen en niet in behandeling kunnen worden genomen.

5.3. Naar het oordeel van het college heeft beklaagde op goede gronden tot een operatie  kunnen besluiten, nadat uit röntgenonderzoek was gebleken dat het konijn een haarbal in de maag had, zijnde een zeer aannemelijke oorzaak voor de klachten waarmee het konijn werd aangeboden. Operatief ingrijpen was dus geïndiceerd, waarbij het college verdedigbaar en niet verwijtbaar acht dat beklaagde in de gegeven omstandigheden kennelijk voortvarendheid heeft willen betrachten en niet eerst dwangvoeding heeft toegepast. Het college heeft verder geen aanwijzingen die erop duiden dat bij de operatie als zodanig fouten zijn gemaakt. Voorts zijn er gangbare narcosemiddelen gebruikt en is ook postoperatief voor geëigende medicatie gekozen.

5.4.  Anderzijds wordt voor wat betreft de verder betrachte nazorg door het college wel aangenomen dat beklaagde nalatig en onverantwoordelijk heeft gehandeld. Als door klaagster gesteld en door beklaagde niet of onvoldoende weersproken gaat het college er vanuit dat het konijn na de operatie is meegegeven terwijl het dier nog niet uit de narcose was bijgekomen. Dit betreft dan een ernstige en vermijdbare kunstfout. Uit de door klaagster in het geding gebrachte door beklaagde opgestelde verslag van het consult blijkt voorts niet dat er terzake de nazorg specifieke instructies aan klaagster zijn gegeven. Ook op dit punt gaat het college dan ook uit van de juistheid van hetgeen klaagster daarover heeft gesteld, te weten dat beklaagde haar slechts heeft verzocht de volgende dag terug te komen voor de nazorg. Dergelijke specifieke instructies, zoals ten aanzien van huisvesting, omgevingstemperatuur en voeding, waren erg belangrijk, eens te meer omdat het konijn vooraf reeds in verzwakte conditie verkeerde en nog daargelaten dat het konijn in de niet ontwaakte toestand überhaupt nog niet mee naar huis had mogen worden gegeven. De klacht is op de genoemde onderdelen gegrond.

5.5. Met betrekking tot de op te leggen maatregel houdt het college rekening met de ernst van de tekortkomingen, alsook met het feit dat ambtshalve is geconstateerd dat beklaagde twee keer eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld ter zake de behandeling van een gezelschapsdier. Op grond hiervan acht het college na te melden maatregel passend en geboden. Ten overvloede wordt overwogen dat beklaagde zichzelf geen dienst heeft bewezen door geen schriftelijk verweer te voeren en door ook ter zitting niet te verschijnen om openheid van zaken te geven. Die proceshouding komt voor eigen risico.”

4          De grieven en het verweer

4.1       De dierenarts meent, dat hij klaagster door haar in een afwijkend geval als het onderhavige weliswaar niet schriftelijk middels een operatiewijzer maar wel intensief mondeling adequate postoperatieve instructies te geven ruim voldoende heeft geïnformeerd. Voorts was het volgens de dierenarts verantwoord om het konijn mee naar huis te geven, omdat het na de narcose voldoende bij kennis was.

4.2      Klaagster heeft gemotiveerd schriftelijk verweer gevoerd, waarop voor zover voor de beoordeling in beroep van belang hieronder zal worden ingegaan.

5         De beoordeling van het beroep

5.1     Ter zake van de grieven van de dierenarts overweegt het Veterinair Beroepscollege het volgende:

De dierenarts heeft verklaard, dat het konijn, toen het aan klaagster na de operatie werd meegegeven, voor 80 – 85% uit de narcose was ontwaakt. Naar zijn verklaring heeft hij klaagster uitgelegd dat het konijn, omdat het verzwakt was door de aanwezigheid van de eerder verwijderde haarbal, trager bijkwam dan de meeste konijnen, en heeft hij haar uitgelegd, dat het konijn in de avonduren langzaam verder zou moeten bijkomen.

Naar het oordeel van het Veterinair Beroepscollege heeft de dierenarts het konijn onder de door hem zelf vermelde omstandigheden te snel mee naar huis gegeven.

Na een zware ingreep als het verwijderen van een grote haarbal uit de maag had het konijn volledig uit de narcose moeten zijn ontwaakt voordat het werd meegegeven. Door het konijn toch mee te geven, terwijl het nog niet volledig uit de narcose was ontwaakt, onder de mededeling dat het in de avonduren nog verder zou moeten bijkomen, heeft de dierenarts, zoals het Veterinair Tuchtcollege onder 5.4 heeft overwogen, een ernstige en verwijtbare kunstfout gemaakt. In dit verband merkt het Veterinair Beroepscollege nog op, dat van de gehele gang van zaken niets meer uit een patiëntenkaart van het konijn kan blijken, omdat deze kaart kort na de behandeling door de dierenarts is vernietigd.

5.2    Voorts heeft de dierenarts verklaard klaagster intensief mondeling adequate postoperatieve instructies te hebben gegeven.

Naar het oordeel van het Veterinair Beroepscollege had de dierenarts, omdat een konijn een kwetsbaar huisdier is, specifiek op het  konijn gerichte instructies moeten geven met betrekking tot onder meer huisvesting, omgevingstemperatuur en voeding.

Omdat uit het verslag van het consult en overigens ook door het ontbreken van de patiëntenkaart niet is komen vast te staan, dat met betrekking tot de nazorg bedoelde specifiek op het  konijn gerichte instructies, welke, zoals het Veterinair Tuchtcollege onder 5.4 terecht heeft overwogen, erg belangrijk waren, zijn gegeven, gaat het Veterinair Beroepscollege evenals het Veterinair Tuchtcollege uit van de juistheid van hetgeen klaagster daarover heeft gesteld, te weten dat de dierenarts haar slechts heeft verzocht de volgende dag terug te komen voor de nazorg.

Ten aanzien van de door de dierenarts bij zijn beroepschrift meegezonden operatiewijzer merkt het Veterinair Beroepscollege in dit verband nog op, dat deze, ware hij zonder nadere toelichting meegegeven, als niet toereikend kan worden aangemerkt.

5.3    Het vorenoverwogene brengt met zich, dat de grieven van de dierenarts geen doel   treffen, dat het Veterinair Beroepscollege zich kan verenigen met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege onder 5.5 heeft overwogen en dat daarom het beroep dient te worden verworpen.

4         De beslissing

Het Veterinair Beroepscollege

verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door mr. W. Sorgdrager, voorzitter en de leden mr. G. van der Wiel,

mr. Y.A.J.M. van Kuijck, drs. M.A. van Messel (dierenarts) en dr. L.M. Derkx-

Overduin (dierenarts), in tegenwoordigheid van mr. C.M. Lubbers, secretaris, en in het

openbaar uitgesproken door de voorzitter te Den Haag op 12 september 2013 in                                 

tegenwoordigheid van de secretaris.

w.g. secretaris                                                                        w.g. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

secretaris