ECLI:NL:TDIVBC:2013:3 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2012/14

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2013:3
Datum uitspraak: 24-01-2013
Datum publicatie: 24-01-2014
Zaaknummer(s): VB 2012/14
Onderwerp: Overige diersoorten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Behandeling papegaai, geboren omstreeks 1984, die erg mager was en slecht at.

Veterinair Beroepscollege

Uitspraak van 24 januari 2013

in de zaak VB 12/14 van

X, wonende te A,

klager in eerste aanleg, appellant van een uitspraak

van 30 maart 2012 van het Veterinair Tuchtcollege (2011/11),

hierna te noemen: klager,

tegen

Y, dierenarts te B,

beklaagde in eerste aanleg, verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: dierenarts.                       

1      Het geding

Bij een op 15 mei 2012 bij het Veterinair Beroepscollege ingekomen beroepschrift is klager in beroep gekomen tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van

30 maart 2012, waarbij zijn klacht tegen de dierenarts ongegrond is verklaard .

De dierenarts heeft hierop schriftelijk gereageerd.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van het Veterinair Beroepscollege, gehouden op 30 november 2012, waar klager en de dierenarts hun standpunten hebben toegelicht.

Hierna is de uitspraak bepaald.

2       De voorgeschiedenis

          Het gaat in deze zaak om de volgende vaststaande feiten:

2.1     Klager was sinds 2005 eigenaar van een papegaai, geboren omstreeks 1984 en genaamd Macky. Blijkens de status van de dierenarts heeft klager op 25 september 2009 en 26 februari 2010 de praktijk van de dierenarts geconsulteerd voor zijn papegaai. Beide keren heeft de behandelend dierenarts geconstateerd dat de vogel erg mager was en slecht at. Bij de laatste keer is er een röntgenfoto gemaakt en is er in verband met de geconstateerde zwakte van de vogel voor klager een afspraak gemaakt voor een consult bij een vogelspecialist in Utrecht. Klager heeft hieraan vanwege geldgebrek geen gehoor kunnen geven, waarna is besloten dat de behandeling van Macky zou worden voortgezet door de praktijk van de dierenarts.  In aansluiting daarop heeft klager op 2 maart 2010 een voedingsadvies gekregen.

2.2     Op 27 december 2010 heeft klager de dierenarts geconsulteerd vanwege een naar zijn mening enige dagen daarvoor geblesseerd geraakte poot, waardoor de vogel niet goed voedsel tot zich kon nemen en was verzwakt.

          Over de bevindingen van de dierenarts vermeldt de status onder meer:

          “slechte conditie; cachectisch; mager, forse atrofie pectoraalspieren vergroeide snavel (plm 2 cm te lang en kurketrekkerachtig naar lateraal gegroeid); kan dus niet eens goed eten… Onderzoek: valt herhaaldelijk met kop voorover op tafel en met vleugels wijd uitgespreid om evenwicht te bewaren; zielig; gebruikt snavel als derde steunpunt. Diagnose: zwakte en dysbalans voeding….Advies: acuut naar specialist > voorgesteld /besproken, maar geld is een probleem…meneer wil net als in februari niet naar Utrecht: dus hier aan de slag. In elk geval snavel normaliseren; tevens opnieuw Harrison voer gaan dwangvoeden. Meneer wil niet bij snavel knippen aanwezig zijn. (ik heb uitgelegd dat in een snavel die zo-veel te lang is bloedvat weleens verder kan doorgroeien. Met een knipje snavel zonder bloeden ingekort; Macky’s kopje valt slap opzij en geeft hierna 2 x druppel slijm met bloederig vocht op en overlijdt accuut”. Nadat de dierenarts een röntgenfoto van de vogel had gemaakt, is klager in de behandelkamer geconfronteerd met de dood van Macky. Hierbij toonde klager zich zeer geëmotioneerd.

2.3     De op 26 februari en 27 december 2010 gemaakte röntgenfoto’s zijn op verzoek van de dierenarts nadien door een collega/papegaaiendeskundige, Z, beoordeeld. Deze concludeerde naar aanleiding van de op 27 december postmortaal gemaakte foto dat er aanwijzingen waren voor een aspergilloom, longoedeem en mogelijk het Kliermaag Dilatatie Syndroom. Hij constateerde voorts dat de vogel moribund was en in zeer slechte conditie verkeerde.

3        De klacht en het verweer

3.1     Klager voert, voor zover in beroep nog van belang, aan dat de dierenarts een inschattingsfout heeft gemaakt door de snavel van de papegaai te knippen op een moment dat de vogel, als deze verkeerde in door de dierenarts beweerde zeer slechte conditie, de daarmee gepaard gaande stress niet aan zou kunnen. Klager leidt dit af uit de fatale afloop van de behandeling. Hij is voorts van mening dat de vogel is overleden ten gevolge van bloedverlies afkomstig uit de snavel door het knippen ervan.

3.2     De dierenarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop voor zover voor de beoordeling in beroep van belang zal worden ingegaan.

4        De beslissing van het Veterinair Tuchtcollege

4.1     Het veterinair Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard.

5          De beoordeling van het beroep   

5.1       Klager is in beroep gekomen tegen de beslissing van het Veterinair Tuchtcollege.

5.2       In geschil is of de dierenarts op 27 december 2012 tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de papegaai van klager.

5.3       Voor zover klager in eerste aanleg nog heeft ontkend dat de papegaai bij het laatste consult op 27 december 2010 behoorlijk verzwakt was, is hij daar ter zitting in beroep op teruggekomen. Volgens klager was het dier vermagerd en verzwakt doordat het de laatste dagen niet goed kon eten. Klager gaf voorts aan dat de vogel bij de dierenarts op tafel niet op zijn poten kon staan, voorover viel met klapperende vleugels, zoals hij ook thuis al had geconstateerd. Klager heeft ter zitting in beroep ook niet meer betwist dat de dierenarts de volgens klager geblesseerde poot heeft onderzocht. Volgens klager legde de dierenarts daarbij uit dat dit pootje niet de oorzaak van de eetproblemen van de vogel was.

5.4       Allereerst heeft klager zich erover beklaagd dat het Veterinair Tuchtcollege meer geloof heeft gehecht aan hetgeen de dierenarts naar voren heeft gebracht omtrent het handelen en nalaten waarover is geklaagd, dan aan hetgeen klager in dat verband heeft aangevoerd.

            Het Veterinair Beroepscollege overweegt dienaangaande dat in gevallen als het onderhavige, waarin partijen een verschillende lezing geven van de voor de beoordeling van de klacht relevante feiten en omstandigheden, het vaste tuchtrechtspraak is dat, wanneer op grond van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld van welke lezing moet worden uitgegaan, de klacht met betrekking tot het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit rechtsoordeel berust niet op de opvatting dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van beklaagde, doch op het uitgangspunt dat het oordeel omtrent de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van handelen of nalaten waarover is geklaagd, zijn grondslag behoort te vinden in feiten en omstandigheden die als vaststaand kunnen worden aangenomen. Een tuchtrechtelijke sanctie kan slechts worden gebaseerd op zodanige feiten en omstandigheden. Voorts wordt in aanmerking genomen dat in beroep de versies van partijen over de gang van zaken aanmerkelijk minder uiteenlopen dan in eerste aanleg.

5.5       Begrijpt het Veterinair Beroepscollege klager goed, dan houdt hij staande  dat de doodsoorzaak niet de algehele verzwakking van de vogel is, maar bloedverlies door het knippen van de snavel. Kennelijk verwijt hij de dierenarts de snavel onoordeelkundig te hebben geknipt op een moment dat de vogel de daarmee gepaard gaande stress niet zou kunnen verdragen. Daardoor is volgens klager de vogel extra leed en pijn aangedaan.

5.6       Uit zijn onderzoek op 27 december 2010 is de dierenarts gebleken dat de vogel ernstig ziek was, zoals ook bevestigd is door het verslag van door de dierenarts ingewonnen second opinion van de hand van genoemde Z. Deze papegaaienspecialist rapporteert aan de dierenarts  “…Wat u beschrijft aan verschijnselen bij het bezoek op 27/12 duidt op een moribunde grijze roodstaart. Een patient met dergelijke verschijnselen is sterk dyspnoeisch en bijna dood en over het algemeen niet te redden.”  Op grond hiervan en mede in aanmerking genomen de voorgeschiedenis zoals deze blijkt uit de patiëntenkaart houdt het Veterinair Beroepscollege het er voor dat ten gevolge van een achterliggende oorzaak, Z wijst op aspergillose (op basis van de röntgenfoto), de voortschrijdende verzwakking van het dier al langer een feit is geweest, dan sedert enkele dagen voor het laatste consult, zoals klager aangeeft. Hieraan doet niet af dat de situatie van de vogel na de voedingsadviezen begin 2010 een tijd verbeterd is.

5.7       Dat de dierenarts de ernst van de situatie op 27 december 2010 goed heeft ingeschat, blijkt al uit zijn advies aan klager een papegaaienspecialist te raadplegen. Toen klager hiervan om hem moverende redenen af zag, heeft de dierenarts, zoals deze niet weersproken heeft aangevoerd, klager voorgehouden dat de eetproblemen niet een gevolg waren van enig gebrek aan het pootje maar naast andere oorzaken, van de afwijkende vorm van de snavel, en dat knippen daarvan de enige hem nog resterende behandeloptie vormde. Met toestemming van klager is de dierenarts daartoe overgegaan.

5.8       Naar eigen zeggen heeft hij klager vooraf meegedeeld, dat hij de snavel voorzichtig stukje voor stukje zou knippen en dat er een kans was dat daarbij een druppeltje bloed uit de snavel zou kunnen komen. Klager betwist dit niet. Dit was voor klager reden om bij het knippen niet aanwezig te willen zijn.

5.9       Vaststaat dat klager hevig geëmotioneerd was bij het zien van de vogel na de ingreep. Uit niets blijkt de juistheid van klagers veronderstelling dat het door hem waargenomen bloed afkomstig was van de geknipte snavel. Volgens de dierenarts begon de vogel onverwacht meteen na het eerste knipje bloed op te geven uit de longen. Dat strookt met de observatie van klager dat hij de vogel toen bloed uit zijn bek zag uitspugen. Het Veterinair Beroepscollege passeert daarom de stelling van klager dat de dierenarts bij het knippen van de snavel onoordeelkundig dan wel verwijtbaar onvoorzichtig te werk is gegaan.

5.10     Voor zover klager de dierenarts nog verwijt dat hij het knippen achterwege had moeten laten, gelet op de slechte conditie van de vogel, en beter tot euthanasie had kunnen adviseren, volgt het Veterinair Beroepscollege klager daarin niet. De dierenarts kon, ook gezien de na de precaire gezondheidssituatie van de vogel begin 2010 geconstateerde verbetering, menen dat klager nog niet toe was aan een advies tot euthanasie, wetend hoezeer klager aan de vogel was gehecht. Het knippen van de snavel behoeft voor een papegaai op zich een niet bijzonder belastende ingreep op te leveren. Pas bij het zien van de achteraf door hem gemaakte röntgenfoto was de dierenarts gebleken hoezeer de gezondheidstoestand van de vogel in vergelijking met de foto uit februari 2010 was verslechterd. In deze situatie kan niet gezegd worden dat sprake is geweest van een de dierenarts rechtens verwijtbare onnodige ingreep. Dat wordt enkel door de fatale afloop ervan niet anders.

5.11     Dit neemt niet weg dat, zoals ter terechtzitting in beroep is gebleken, dat de onverwachte dood van de papegaai voor beide partijen een schokkende gebeurtenis is geweest en voor klager nog steeds is.

5.12     Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat de bezwaren van klager ongegrond zijn en dat het beroep dient te worden verworpen.

6         De beslissing

Het Veterinair Beroepscollege

verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door mr. W. Sorgdrager, voorzitter en de leden mr. I.M. Davids,

mr. J.M. Willink, drs. N.H. Lieben (dierenarts) en drs. M.I. de Nijs (dierenarts), in tegenwoordigheid van mr. C.M. Lubbers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter te Den Haag op 24 januari 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

w.g. secretaris                                                                        w.g. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

secretaris