ECLI:NL:TDIVBC:2013:11 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2012/20

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2013:11
Datum uitspraak: 12-09-2013
Datum publicatie: 28-01-2014
Zaaknummer(s): VB 2012/20
Onderwerp: Overige diersoorten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Behandeling papegaai (ara) na knippen c.q. slijpen snavel.

Veterinair Beroepscollege

Uitspraak van 12 september 2013

in de zaak VB 12/20 van

X, wonende te A,

klaagster in eerste aanleg, appellante van een uitspraak van 9 augustus 2012 van het Veterinair Tuchtcollege (2011/64),

hierna te noemen: klaagster

tegen

Y, dierenarts te B,

beklaagde in eerste aanleg, verweerder in hoger beroep en tevens appellant van voormelde uitspraak van 9 augustus 2012 van het Veterinair Tuchtcollege (2011/64),

hierna te noemen: dierenarts.                        .

1      Het geding

Bij beroepschrift van 24 augustus 2012 is klaagster bij het Veterinair Beroepscollege in beroep gekomen tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van 9 augustus 2012, voor zover daarbij haar klacht tegen de dierenarts ongegrond is verklaard .

De dierenarts heeft hierop bij verweerschrift van 24 september 2012 gereageerd en tevens beroep ingesteld tegen genoemde uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege, voor zover daarbij de klacht van klaagster gegrond is verklaard en hem een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub a van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 is gegeven.

Bij verweerschrift van 5 november 2012 heeft klaagster gereageerd.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van het Veterinair Beroepscollege, gehouden op 28 juni 2013, waar de dierenarts, bijgestaan door  Z  , zijn standpunt heeft toegelicht. Klaagster heeft bij brief van 20 juni 2013 meegedeeld niet ter zitting aanwezig te kunnen zijn.

Hierna is de uitspraak bepaald.

2       De voorgeschiedenis

2.1    Het Veterinair Tuchtcollege heeft de voorgeschiedenis van de zaak als volgt weergegeven, daarbij de dierenarts aanduidend als beklaagde:

“3.1. De zaak heeft betrekking op de papegaai van klaagster, een blauwgele ara met de naam Romario, die ongeveer twintig jaar oud was ten tijde van de gebeurtenissen die tot de onderhavige klacht hebben geleid.

3.2. Partijen hadden met elkaar de afspraak gemaakt dat de snavel van de ara zou worden geknipt c.q. geslepen. Beklaagde is daartoe op 28 juni 2011 bij klaagster thuis gekomen, waar de ara met een net is gevangen en onder sedatie is gebracht middels een intramusculaire injectie in de borstspier. De ara is vervolgens eerst in de eigen kooi gezet en na enige tijd overgeplaatst in een speciale verduisterde bench en door beklaagde mee naar zijn praktijk genomen om de behandeling uit te voeren.

3.3. Naar beklaagde stelt en ook in de patiëntenkaart staat vermeld is qua narcose 0,4 ml Ketamine en 0,4 ml Sedazine toegediend. Vervolgens zijn de snavel alsmede zijn de nagels van de ara geknipt c.q. geslepen en is de vogel in de verduisterde bench terug geplaatst.

3.4. Klaagster is in de loop van de ochtend gebeld om de ara op te komen halen. Toen zij op de praktijk arriveerde was de ara onrustig en enigszins in paniek. Beklaagde heeft de vogel overgezet van de verduisterde bench in de eigen kooi en klaagster geadviseerd deze met een doek te verduisteren. Uit de stukken is gebleken dat de ara nog niet geheel wakker was toen de vogel met klaagster mee naar huis is gegaan.

3.5. Enige tijd na thuiskomst heeft klaagster beklaagde telefonisch gemeld dat er bloed op de schouder c.q. vleugel van de vogel zat. Blijkens haar eigen stellingen in haar klaagschrift had de vogel zich in de schouder gebeten. Beklaagde is naar klaagster thuis gegaan, en heeft geconstateerd dat er bloed op de kop van de ara zat, dat afkomstig leek te zijn van een wondje in de schouderregio. Beklaagde heeft de situatie niet als verontrustend ingeschat en is vertrokken, in de veronderstelling dat het wondje vanzelf zou genezen. Klaagster is geadviseerd contact op te nemen bij problemen.

3.6. Op 1 juli 2011 heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met de praktijk van beklaagde en gemeld dat de ara niet voldoende at, waarschijnlijk ten gevolge van stress en dat de rechtervleugel wat zou afhangen. Een collega van beklaagde heeft geadviseerd om de vogel een homeopathisch drankje tegen stress te geven.

3.7. Op 8 juli 2011 heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met de praktijk van beklaagde en aan de assistente gemeld dat de ara stil was en dat het niet goed met de vogel ging. Klaagster heeft de assistente gevraagd of beklaagde haar wilde terugbellen. Beklaagde heeft dit verschillende keren tevergeefs getracht.

3.8. Tijdens het avondspreekuur (op 8 juli 2011) heeft klaagster opnieuw met de praktijk gebeld en tegen de assistente verteld dat zij intussen een andere dierenarts had geraadpleegd en dat de ara een gekneusde of gebroken vleugel kon hebben. Beklaagde betwist dat tijdens de telefoongesprekken die dag met de assistente door klaagster zou zijn gezegd dat er een stukje bot door de vleugel stak.

3.9. Uit de stukken blijkt dat klaagster zich tot een dierenarts in België heeft gewend, alwaar op 12 juli 2012 een consult heeft plaatsgevonden. Uit het medisch verslag van deze dierenarts volgt dat deze heeft geconstateerd dat er een stuk bot van 2 cm lang dorsaal door de veren stak en dat na verder onderzoek sprake bleek te zijn van fracturen aan beide vleugels, waarna deze zijn geamputeerd.

3.10. Klaagster stelt zich op het standpunt dat beklaagde verantwoordelijk is voor het ontstaan van de fracturen. Er heeft nog een telefoongesprek op 19 juli 2011 tussen partijen plaatsgevonden, maar dit gesprek heeft niet tot een vergelijk geleid, waarna klaagster de onderhavige tuchtprocedure is gestart.”

  3.       De beslissing van het Veterinair Tuchtcollege

4.1   Het Veterinair Tuchtcollege heeft de klacht deels gegrond en deels ongegrond   verklaard en daartoe als volgt overwogen, daarbij de dierenarts aanduidend als beklaagde:

“5.1. In het geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had

 behoren te betrachten ten opzichte van de ara van klaagster, met betrekking tot welk dier

 haar (lees: zijn) hulp was ingeroepen.

5.2. In zijn algemeenheid wordt door het college overwogen dat niet valt in te zien dat een vogel

 altijd onder narcose zou moeten worden gebracht voor een op zichzelf niet invasieve ingreep als

 het knippen c.q. slijpen van de snavel. In dat verband dient een dierenarts er ook steeds op

 bedacht te zijn dat een lange vergroeide snavel op een onderliggende ziekte kan duiden en narcose

 in een dergelijke situatie risicovol kan zijn. In het onderhavige specifieke geval acht het college

 echter verdedigbaar en niet verwijtbaar dat de ara onder narcose is gebracht, nu voldoende

 aannemelijk is geworden dat deze vogel erg moeilijk hanteerbaar was en anders niet naar

 de praktijk te vervoeren zou zijn geweest.

5.3. Met betrekking tot het onder narcose brengen van vogels in het algemeen geldt dat

 gasanesthesie en het gebruik van Isofluraan zonder meer de voorkeur heeft als zijnde de

 veiligste en meest optimale anesthesiemethode. Daarmee is echter niet gezegd dat de door

 beklaagde toegepaste injectieanesthesie als veterinair onjuist zou moeten worden

 gekwalificeerd, waar er ook geregistreerde middelen in acceptabele doseringen zijn

 gebruikt. Aldus ziet het college ook op dit punt niet voldoende aanleiding om beklaagde

 een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.4. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting kan niet met zekerheid worden

 vastgesteld op welke wijze en wanneer precies de fracturen aan vleugels bij de ara zijn

 ontstaan. Dat dit reeds het geval was op de dag van de ingreep, nadat klaagster telefonisch

 had gemeld dat er bloed op de vleugel c.q. schouder zat, acht het college onvoldoende vast

 komen staan. Beklaagde heeft ter zitting verklaard dat hij de vogel later op de dag bij

 klaagster thuis heeft geïnspecteerd en toen geen fractuur of ernstige beschadiging aan de

 vleugels heeft kunnen vaststellen, maar slechts een klein wondje. Beklaagde heeft gesteld

dat hij ervan uitging dat de vogel zichzelf tijdens de recovery in de vleugel had gebeten en

 later met zijn kop langs het wondje is geschuurd. Beklaagde heeft ook uitdrukkelijk

 betwist dat klaagster zijn assistente tijdens de telefoongesprekken op 8 juli 2011 of bij

 andere contacten met hem zou hebben verteld dat er een botje uit de vleugel stak en

 aangevoerd dat hij die informatie eerst kreeg nadat klaagster bij de opvolgend dierenarts

 was geweest en beklaagde diens rapport las. Op grond van het voorgaande is niet komen

 vast te staan wanneer en waardoor de fracturen aan de vleugels bij de ara zijn ontstaan,

 noch dat beklaagde kan worden verweten dat hij ten onrechte een ernstige beschadiging

 aan de vleugels niet zou hebben opgemerkt.

5.5. Wat beklaagde naar het oordeel van het college wel kan worden verweten is dat hij de

 ara na de ingreep aan klaagster mee naar huis heeft gegeven, terwijl door hem is erkend

 dat de vogel nog niet geheel was bijgekomen uit de narcose en erg onrustig en angstig

 was. Dit was niet in overeenstemming met de zorgvuldige beroepsuitoefening, nu van een

 dierenarts mag worden verwacht eerst een dier mee naar huis te laten gaan als het volledig

 uit de narcose is ontwaakt. Het college is van oordeel dat beklaagde in zoverre veterinair

 onjuist heeft gehandeld en acht een waarschuwing op zijn plaats.

5.6. Het college beveelt beklaagde voorts aan om in overweging te nemen een onder

 narcose gebrachte vogel, zeker een ara, na een ingreep in een handdoek te wikkelen. Uit

 de door beklaagde zelf overgelegde literatuur kan worden afgeleid dat met betrekking tot

 de anesthesie het gebruik van een combinatie van Ketamine en Sedazine een onrustige

 recovery kan veroorzaken. Als de vleugels middels een omwikkelde handdoek zijn

 gefixeerd, wordt de kans op verwondingen bij het ontwaken zoveel mogelijk uitgesloten.

 Herhaald zij overigens dat niet is komen vast te staan hoe en wanneer de fracturen zijn

 ontstaan.

5.7. Voor zover klaagster om toekenning van een schadevergoeding heeft verzocht geldt

 dat zulks in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel niet mogelijk is. Bijzondere

 omstandigheden om van deze hoofdregel af te wijken zijn niet gebleken.”

4        De grieven en het verweer

4.1     Klaagster heeft in beroep aangevoerd, dat, anders dan het Veterinair Tuchtcollege onder 5.2 en 5.3 oordeelt, de gekozen narcosemethode van een injectie met ketamine en xylazine niet langer veterinair acceptabel is.

Ook komt klaagster in beroep tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege onder 5.4 betreffende het tweede bezoek van de dierenarts op 28 juni, waarbij de dierenarts volgens klaagster onvoldoende onderzoek heeft gedaan en daardoor niet heeft geconstateerd dat de ara twee vleugels had gebroken.

4.2     De dierenarts heeft in beroep aangevoerd, dat hij –anders dan het Veterinair Tuchtcollege heeft overwogen- de ara niet te vroeg aan (de man van) klaagster heeft meegeven, omdat de vogel voldoende ver uit de narcose was bijgekomen, waarbij zijn reflexen dusdanig waren teruggekeerd dat hij inmiddels weer bezig was op de poten te komen. Voorts heeft de dierenarts erop gewezen, dat het beter is een ara in nog licht verdoofde toestand mee te geven, omdat het voor een ara, die zelden uit de eigen kooi wordt gehaald, doorgaans minder stressvol is om volledig in de eigen kooi te ontwaken.

Voorts heeft de dierenarts opgemerkt, dat naar (vaste) jurisprudentie van het Veterinair Tuchtcollege een dier aan zijn eigenaar mag worden meegegeven als de reflexen zijn teruggekeerd en/of het dier reageert op externe prikkels, terwijl niet vereist is dat het dier weer op eigen benen kan staan.

Ten slotte heeft de dierenarts aangegeven, dat hij nadrukkelijk instructies aan de man van klaagster heeft meegegeven, met name dat de kooi van de vogel goed verduisterd moest worden om hem rustig bij te laten komen om zo stress en paniek te voorkomen.

5       De beoordeling van het beroep van klaagster

5.1    Ter zake van het onder narcose brengen van de ara kan het Veterinair Beroepscollege zich verenigen met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege onder 5.2 en 5.3 heeft overwogen. Het Veterinair Beroepscollege overweegt hierbij, dat de dierenarts ruime ervaring had met het op deze wijze onder narcose brengen van vogels en dat hij de doseringen van de narcosemiddelen heeft aangepast aan de niet-invasieve ingreep (het slijpen van de snavel en het knippen van de nagels), die hij diende te verrichten.

5.2     Het Veterinair Beroepscollege acht de beslissing van de dierenarts begrijpelijk en aanvaardbaar om de ara zelf met een net te vangen en onder sedatie te brengen middels een intramusculaire injectie in de borstspier. Weliswaar heeft klaagster aangevoerd, dat de ara voor haar wel makkelijk hanteerbaar was en daarom beter –zonder injectie- door haarzelf van de eigen kooi in de andere kooi had kunnen worden geplaatst, maar zij gaat er daarmee aan voorbij, dat de dierenarts op dat moment een eigen verantwoordelijkheid had voor het gedrag van de ara en met de kennis, dat een ara, indien deze door het overzetten van de ene kooi naar de andere toch gestresst zou raken, met zijn snavel ernstige verwondingen kan aanrichten, er terecht voor gekozen heeft de ara op de meest veilige wijze als bovenomschreven te verplaatsen.

5.3    Wat het verwijt van klaagster betreft, dat de dierenarts de ara bij zijn tweede bezoek op 28 juni niet beter heeft bekeken, kan het Veterinair Beroepscollege zich verenigen met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege ter zake onder 5.4 heeft overwogen.

Het Veterinair Beroepscollege merkt hierbij op, dat uit het rapport van de dierenarts uit België kan worden afgeleid, dat de breuken in de vleugels van de ara op 12 juli  2011 al een aantal dagen aanwezig hebben moeten zijn, maar niet, dat dit gebeurd moet zijn op de dag, dat hij geholpen werd aan zijn snavel en nagels. Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die bij het tweede bezoek op 28 juni dwongen tot een nader onderzoek.

         De beoordeling van het beroep van de dierenarts    

5.4    Anders dan het Veterinair Tuchtcollege heeft overwogen acht het Veterinair  Beroepscollege het niet onder alle omstandigheden tuchtrechtelijk verwijtbaar, dat

         een vogel, die nog niet geheel is bijgekomen uit een narcose, aan de eigenaar wordt  meegeven. In het onderhavige geval was de ara, anders dan het Veterinair Tuchtcollege onder 5.5 heeft vermeld, niet erg onrustig en angstig, toen deze zich nog  op de praktijk van de dierenarts bevond. Ook klaagster heeft verklaard, dat de ara op  dat moment nog rustig was. Gelet op de niet weersproken verklaring van de dierenarts, dat de reflexen van de ara weer zodanig aanwezig waren, dat hij voldoende uit de narcose was ontwaakt, de omstandigheid dat hij –naar de dierenarts ter zitting heeft verklaard- naar huis werd vervoerd in een verduisterde en met een schapenvacht  beklede recoverykooi van 40 x 80 cm, en de inschatting van de dierenarts, dat het voor een ara mogelijk beter is om in de eigen kooi volledig te ontwaken, acht het Veterinair Beroepscollege het niet onbegrijpelijk, dat de dierenarts de ara in een nog  niet volledig ontwaakte toestand heeft meegegeven. Wellicht zou het de voorkeur hebben gehad om de ara pas over te laten stappen van de recoverykooi in de eigen kooi op het moment dat deze weer volledig bij kennis was, maar mede omdat het   allerminst duidelijk is dat hiermee voorkomen had kunnen worden, dat de vogel zich in zijn eigen kooi letsel zou toebrengen, kan de dierenarts geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

5.5   Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat de bezwaren van klaagster ongegrond  zijn en de bezwaren van de dierenarts gegrond zodat als volgt dient te worden beslist.

6.             De beslissing

Het Veterinair Beroepscollege in het beroep van klaagster en de dierenarts:

-vernietigt de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege en verklaart de klacht in zijn geheel ongegrond.

      Aldus gewezen door mr. W. Sorgdrager, voorzitter en de leden mr. G. van der Wiel,

      mr. Y.A.J.M. van Kuijck, drs. M.A. van Messel (dierenarts) en dr. L.M. Derkx-

      Overduin (dierenarts), in tegenwoordigheid van mr. C.M. Lubbers, secretaris, en in het

      openbaar uitgesproken door de voorzitter te Den Haag op 12 september 2013 in                                     

      tegenwoordigheid van de secretaris.

      w.g. secretaris                                                                              w.g. voorzitter

      Voor eensluidend afschrift,

       secretaris