ECLI:NL:TAHVD:2013:325 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6655

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2013:325
Datum uitspraak: 18-11-2013
Datum publicatie: 07-01-2014
Zaaknummer(s): 6655
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bekrachtiging ongegrondverklaring klachten tegen de wederpartij over berichten aan de pers.

Beslissing van 18 november 2013

in de zaak 6655

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 27 november 2012, onder nummer 12-072A, aan partijen toegezonden op 27 november 2012, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als YA3519.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 27 december 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.

2.2 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 20 september 2013, waar klager en verweerder zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij de uitlatingen van A. een commissie van X, tijdens een bespreking tussen partijen, “dat verweerder de media bewust zal gebruiken om klager en Y onder druk te zetten en kapot te maken indien er niet betaald zou worden” niet weersproken heeft. Verweerder heeft uitvoerig gegeven aan dit dreigement door tussen de pers en andere derden bewust negatieve, suggestieve en onjuiste informatie te hebben verstrekt over klager en de vennootschappen waarvan hij bestuurder was, met als tweeledig doel, klager - ondanks het feit dat hij geen aandeelhouder is van Y – en Y onder druk te zetten tot het doen van een (in rechte betwiste) betaling aan de boedel; en ten tweede de publieke opinie, de onderzoekers van de Ondernemingskamer en de rechtbank te beïnvloeden;

b) hij in een telefonisch onderhoud met mevrouw B, eveneens curator, heeft gezegd dat klager “onbetrouwbaar” is, waardoor klager ernstig is belemmerd in zijn functioneren als fundmanager van een fonds bij de onderhandelingen over een dispuut met mevrouw B in een andere zaak;

c) hij in een gesprek met de heer C over klager heeft gesproken, klager daarbij heeft aangeduid als “onbetrouwbaar” en heeft meegedeeld dat “hij nog zeven miljoen van hem kreeg”.

d) hij in juni 2010, nog voordat klager kennis kon nemen van de inhoud van deze stukken, de dagvaarding en de verzoeken tot beslaglegging bij de redactie van het FD ter inzage heeft gegeven, waarop een publicatie daarover volgde op 14 juni 2010. De negatieve berichtgeving die daarop volgde heeft er toe geleid dat enkele maanden nadien het  faillissement van Z. is uitgesproken.

e) hij heeft meegewerkt aan de totstandkoming van een artikel in het FD van 14 oktober 2010, waarin wordt gesteld dat verweerder ondanks de dreigende ondergang van Z doorgaat met zijn claim van € 7,2 miljoen op Y en klager. In dit artikel duidt verweerder klager aan als “mens van vlees en bloed” en wordt namens hen gesteld “dat hij die miljoenen niet zomaar laat zitten”.

4 FEITEN

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 27 november 2012, gewezen onder nummer 12-072A.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, P.T. Gründemann, A.J.M.E. Arpeau, G.J. Niezink, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2013.