ECLI:NL:TAHVD:2013:296 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6677

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2013:296
Datum uitspraak: 01-11-2013
Datum publicatie: 19-12-2013
Zaaknummer(s): 6677
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Een ander advocaat persoonlijk attaqueren
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bekrachtiging ongegrondverklaring. Klacht van wederpartij advocaat dat het indienen van een klacht tegen hem is gebeurd om hem onder druk te zetten en klacht o.a. over handelen in strijd met de processuele regels.

Beslissing van 1 november 2013

in de zaak 6677

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerders

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 17 december 2012, onder nummer 11-165, aan partijen toegezonden op 17 december 2012, waarbij een klacht van klager tegen verweerders ongegrond is verklaard. Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl, onder nummer YA3766.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 januari 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- brief van verweerder sub 1 d.d. 8 augustus 2013;

- brief van verweerder sub 2 d.d. 12 augustus 2013;

- brief van klager d.d. 13 augustus 2013;

- brief van klager d.d. 14 augustus 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 30 augustus 2013, waar klager en verweerders zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

Verweerder sub 1:

a) een klacht heeft ingediend louter om klager door bedreiging met smaad c.q. middels smaad/klaagschrift althans onder druk van de een tuchtrechtelijke klacht tot terugbetaling te dwingen;

b) door het indienen van de tuchtrechtelijke klacht tegen klager tracht te verhullen dat zijn kantoorgenoot verweerder sub 2 onzorgvuldig zou hebben gehandeld, waarmee hij bij zijn cliënte de indruk heeft proberen te wekken dat niet verweerder sub 2, maar klager onjuist zou hebben gehandeld;

c) door het indienen van de tuchtrechtelijke klacht tegen klager misbruik maakt van zijn positie en naamsbekendheid als voormalig deken Utrecht;

d) in de beschrijving van zijn klacht heeft verzuimd te melden dat de behandelend advocaat van het dossier verweerder sub 2 was;

Verweerder sub 2:

e) onterecht de klacht van zijn cliënte heeft laten indienen door verweerder sub 1 louter met als doel klager tot terugbetaling te dwingen;

f) met het indienen van de tuchtrechtelijke klacht tegen klager heeft getracht zijn eigen onzorgvuldig handelen te verhullen;

g) tracht de schade en kosten af te wentelen op klager en zijn cliënte;

h) misbruik heeft gemaakt van de positie en naamsbekendheid van verweerder sub 1 als voormalig deken Utrecht door de klacht tegen klager door verweerder sub 1 te laten indienen;

i) bewust voor de rechtbank Utrecht heeft gekozen om klager verder onder druk te zetten en reputatieschade te laten leiden;

j) de rechter en klager heeft proberen te misleiden door bewust een kopie van de bankgarantie te verstekken met de kennelijke bedoeling tot opheffing van de beslagen te komen zonder het verstrekken van een bankgarantie en zonder betaling door zijn cliënte aan klager;

k) heeft gehandeld in strijd met de procesreglement kort gedingen door:

- ten onrechte geen opgave aan de rechtbank te doen van de verhinderdata van klager en diens advocaat;

- het ertoe te leiden dat het kort geding op 17 juni 2011 is bepaald op welke dag klager en zijn advocaat verhinderd waren;

- na te laten mededeling van de zittingsdatum te doen aan de advocaat van klager;

- na te laten aan de advocaat van klager een kopie van de (concept)dagvaarding te zenden;

l) herhaaldelijk termijnen heeft gesteld, waarvan hij moest beseffen dat deze niet konden worden gehaald;

m) zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klager door ten onrechte te stellen dat hij de bankrekening van de cliënte van verweerder sub 2 zou hebben geplunderd;

n) ter zitting van 17 juni 2011 geen melding heeft gemaakt van het beslag onder de VL bank;

o) het conservatoir beslag uitsluitend heeft laten leggen om klager aan te tasten in zijn eer en geode naam en heeft hem aldus onder druk gezet;

p) in de kort gedingsdagvaarding van 1 juni 2011 ten onrechte heeft gevorderd dat klager wettelijke rente verschuldigd zou zijn;

Verweerders:

q) ten onrechte twee maal verlof hebben gevraagd, terwijl had kunnen worden volstaan met het eenmalig vragen van verlof, zodat de cliënte van verweerders en klager zich met minder onnodige kosten geconfronteerd zouden zien;

r) de klacht van hun cliënte uitsluitend hebben ingediend vanwege hun eigen belang te weten hun eigen onzorgvuldig handelen te verhullen.

4 FEITEN

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 17 december 2012, gewezen onder nummer 11-165.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. L. Ritzema, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, G.J. Niezink en P.H. Holthuis, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2013.