ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4357 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch VtW 72-2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4357
Datum uitspraak: 02-05-2013
Datum publicatie: 04-06-2013
Zaaknummer(s): VtW 72-2013
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek dient te worden gedaan zodra de feiten en omstandheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Hiervan is geen sprake. Wrakingsverzoek niet ontvankelijk.

        Beslissing van 2 mei 2013

in de zaak VtW 72 - 2013

naar aanleiding van het verzoek tot wraking van

A en G

verzoekers

tegen:

B, C , D , E en F

verweerders

1                Verloop van de procedure

1.1          Op 10 maart 2013 hebben verzoekers een verzoek ingediend strekkende tot wraking van B, plv. voorzitter van de raad van discipline in het ressort H, en van F, D, C en E, leden van de raad van discipline in het ressort H, samen vormend de kamer van die raad, welke op 14 januari 2013 zitting had.

1.2          De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 april 2013, waarvoor zowel verzoekers als verweerders zijn opgeroepen bij brief van 18 maart 2013 en verweerders eveneens in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk op het wrakingsverzoek te reageren. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          Verzoekers zijn bij de mondelinge behandeling van 22 april 2013 verschenen. Verweerders zijn niet verschenen en hadden zulks aangekondigd bij brief van 28 maart 2013 (B), 2 april 2013 (F), 5 april 2013 (D), 10 april 2013 (C) en 12 april 2013 (E). B heeft in zijn brief van 28 maart 2013 op het wrakingsverzoek gereageerd en aangegeven niet in het wrakingsverzoek te berusten. De overige leden van de raad hebben zich daarbij aangesloten.

1.4          De raad heeft kennis genomen van:

-                      het onder 1.1 genoemde wrakingsverzoek van 10 maart 2013;

-                      de onder 1.3 genoemde brieven van verweerders;

-                      de door verzoekers ter zitting overgelegde pleitnota;

-                      de door verzoekers ter zitting overgelegde getuigenverklaring van P en V van 22 april 2013;

-                      de door verzoekers ter zitting overgelegde verklaring van mevrouw mr. M van 22 april 2013;

-                      een door verzoekers ter zitting overgelegde verklaring van HK van 16 april 2013.

2                VERZOEK

Verzoekers hebben de volgende bezwaren aan hun verzoek ten grondslag gelegd.

2.1          De voorzitter heeft een uiterste vooringenomenheid getoond, hetgeen al aanstonds bleek na de aanvang van de behandeling.

2.2          De voorzitter wilde het kort houden, deelde mede dat de deken niet hoefde te komen en stond verzoekers niet toe bewijs te leveren.

2.3          Ter zitting werd verzoekers de mond gesnoerd evenals de aanwezige getuige.

2.4          Geen van de leden van de raad heeft de voorzitter op deze punten gecorrigeerd.

3                VERWEER

3.1         Een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden, waardoor de tuchtrechtelijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, aan verzoekers bekend zijn geworden. Aan deze ontvankelijkheidseis is niet voldaan. Immers geven verzoekers zelf in hun verzoek aan dat al aanstonds ter zitting bleek dat er gewraakt moest worden. Desondanks hebben zij hun schriftelijk verzoek daartoe pas op 10 maart 2013 ingediend.

3.2         Het staat een partij vrij al dan niet ter zitting te verschijnen. Indien een partij niet verschijnt, kan de andere partij volstaan met een korte toelichting op de gronden van de klacht en het verzet.

3.3         De raad heeft ter zitting van 14 januari 2013 geen getuigen gehoord, omdat er geen feiten – door verzoekers gesteld en door verweerster betwist – te bewijzen vielen.

3.4         De overige in het wrakingsverzoek genoemde feiten en omstandigheden raken niet de tuchtrechterlijke onpartijdigheid van verweerders.

4                BEOORDELING VAN HET WRAKINGSVERZOEK

4.1          Het door verzoekers ingediende verzoek tot wraking van verweerders is gebaseerd op artikel 47 lid 2 van de Advocatenwet jo de artikelen 512 t/m 519 van het Wetboek van Strafvordering. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van een dergelijk verzoek bepaalt artikel 513 lid 1 Strafvordering dat het verzoek dient te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Vanuit dit uitgangspunt zal de raad de ontvankelijkheid van verzoekers beoordelen.

4.2          Verweerders maakten allen deel uit van de kamer van de raad van discipline, die op 14 januari 2013 zitting hield in H. Op deze zitting is het verzet behandeld van verzoekers tegen een voorzittersbeslissing inzake een klacht tegen de deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement B. Uit het verzoekschrift valt op te maken dat alle feiten, die aan het verzoek ten grondslag worden gelegd, zich op deze zitting hebben voorgedaan, zodat niet valt in te zien waarom niet aanstonds ter zitting – mondeling – is gewraakt, temeer nu verzoekers in hun verzoekschrift zelf opmerken: “dat er gewraakt moet worden bleek al meteen”.

4.3          Ook indien verzoeker A– zoals hij ter zitting heeft aangegeven – nog wenste na te denken over het al of niet wraken en daarover overleg wilde plegen met zijn vrouw, die de zitting niet had kunnen bijwonen, valt niet in te zien waarom verzoekers het wrakingsverzoek niet enkele dagen nadien zouden hebben kunnen indienen.

4.4          Verzoekers hebben eveneens ter zitting aangegeven dat zij na de desbetreffende zitting van 14 januari 2013 bij de griffier het proces-verbaal van deze zitting hebben opgevraagd alsmede kopieën van de tussen de griffier en de deken gevoerde correspondentie. Uit het dossier valt op te maken dat deze stukken op 25 januari, 4 februari en 12 februari 2013 aan verzoekers zijn toegezonden. Afgezien van het feit dat verzoekers derhalve medio februari al over deze informatie beschikten, is de raad van oordeel dat deze informatie niet relevant was of kon zijn voor het indienen van een wrakingsverzoek. Immers hadden deze stukken louter en alleen betrekking op het geschil tussen verzoekers en de deken, terwijl het wrakingsverzoek diende te worden gebaseerd op het handelen van de raad zoals door verzoekers ook in het verzoekschrift wordt omschreven.

4.5          Nu verzoekers hun verzoek eerst op 10 maart 2013 hebben ingediend en verweerders te kennen hebben gegeven niet in het verzoek te berusten, zal de raad verzoekers in hun verzoek niet ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline :

-                          verklaart verzoekers niet ontvankelijk in hun verzoek.

Aldus gewezen door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mw. mr. A. Groenewoud, mw. mr. Th. Kremers, mw. mr. A.A. Freriks en mr. R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. C.M. van Lanschot als griffier , en uitgesproken op 2 mei 2013.

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op      14 mei 2013                                 per aangetekende brief  verzonden aan:

-               verzoekers

-               verweerders

Ingevolge het bepaalde in artikel 47 van de Advocatenwet jo artikel 515 Wetboek van Strafvordering staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.