ECLI:NL:TADRSHE:2013:43 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch OB 3 -2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:43
Datum uitspraak: 26-08-2013
Datum publicatie: 20-09-2013
Zaaknummer(s): OB 3 -2013
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klachten over bijstand tijdens echtscheidingszaak ongegrond. Klacht over rol van de advocatuur bij echtscheidingen in het algemeen niet-ontvankelijk. Klacht gedeeltelijke ongegrond, gedeeltelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van 26 augustus 2013

     in de zaak OB 3-2013

naar aanleiding van de klacht van:

A

klager

tegen:

B

verweerster

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 4 januari 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 3 juni 2013 zijn klager en verweerster niet verschenen. Verschenen is mr. S. voormalig kantoorgenoot van verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 4 januari 2013 en de daarbij gevoegde stukken.

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerster heeft klager van november 2009 tot juni 2011 bijgestaan in een echtscheidingszaak.

2.2     Partijen waren op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. De onderhandelingen hebben geresulteerd in een echtscheidingsconvenant.

2.3     Klager en verweerster waren een uurtarief van € 160,-- exclusief 6% kantoorkosten en 19% BTW overeengekomen. In de declaraties vanaf januari 2011 heeft verweerster een uurtarief van € 175,-- exclusief 6% kantoorkosten en 19% BTW gehanteerd.

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.               zij de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd door eerst te stellen dat de door de vrouw gevraagde alimentatie van € 1.800,-- per maand volgens de normen was en vervolgens in te stemmen met een alimentatie van € 1.200,-- per maand waarbij werd afgezien van de vorderingen uit onverschuldigde betaling die klager op de vrouw had, en waarbij klager moest interen op zijn vermogen om aan de alimentatieverplichting te voldoen;

1.                              zij ten onrechte geen punt heeft gemaakt van het recht van de vrouw op pensioenverevening, welk recht weliswaar uit de wet voortvloeit maar in de omstandigheden van dit geval - de vrouw had “zwart inkomen” - niet (volledig) had moeten worden toegepast;

2.                              zij er ten onrechte niet tegen heeft gestreden dat aan klager een alimentatieverplichting voor de duur van 12 jaar werd opgelegd, en dat die alimentatie werd geïndexeerd;

3.                              zij tot tweemaal toe aan klager honorarium in rekening heeft gebracht voor gesprekken die niet gingen over de zaak maar over verweersters functioneren, en onaangekondigd haar tarief met 10% heeft verhoogd;

4.                              Klager beklaagt zich tot slot over de rol van de advocatuur bij echtscheidingen in het algemeen, die naar zijn oordeel zou moeten worden beperkt.

4        VERWEER

4.1     Verweerster is sinds 1 augustus 2011 niet meer op het advocatentableau ingeschreven en heeft niet op de klacht gereageerd.

4.2     Verweersters voormalige kantoorgenoot mr. O. heeft namens verweerster op de klacht gereageerd. Mr. O heeft naar voren gebracht dat hij uit het dossier afleidt dat verweerster met zorg over de zaak heeft gecorrespondeerd en dat zij steeds al haar correspondentie eerst ter beoordeling aan klager heeft verzonden alvorens die aan de wederpartij te zenden. Voorts is er meerdere malen gediscussieerd over de redelijkheid van de door de rechtspraak gehanteerde uitgangspunten en regelingen. Discussies tussen klager en verweerster hebben zich steeds opgelost. Klager is enkele malen voorgehouden dat het hem vrij stond om een andere advocaat te nemen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Op basis van de algemene voorwaarden is het kantoor gerechtigd om het uurtarief jaarlijks te verhogen. Omdat verweerster - als advocaat-stagiaire - een extra ervaringsjaar had verkregen, is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het uurtarief te verhogen.

5        BEOORDELING

        5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2         Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het - in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, meebrengen dat niet iedere misslag of ieder verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Klachtonderdeel 1

5.3     Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat na uitvoerige correspondentie tussen verweerster en de advocaat van de wederpartij een regeling is tot stand gekomen, welke regeling is opgenomen in een echtscheidingsconvenant. Klager heeft het echtscheidingsconvenant ondertekend, nadat de inhoud ervan met hem was besproken en door hem akkoord was bevonden. Daaruit volgt dat klager heeft ingestemd met de uitkomst van de onderhandelingen. Het moge zo zijn dat klager niet tevreden is met het behaalde onderhandelingsresultaat, maar dat betekent nog niet dat verweerster klager onjuist heeft geadviseerd. De raad leidt uit de overgelegde stukken geen feiten en omstandigheden af die de conclusie rechtvaardigen dat verweerster bij de behandeling van de zaak kennelijk niet naar behoren heeft opgetreden of onjuist heeft geadviseerd, waardoor de belangen van klager zijn geschaad of konden worden geschaad. Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

          Klachtonderdeel 2

5.4     Het recht op pensioenverevening vloeit voort uit de wet. Het antwoord op de vraag of de ex-echtgenote van klager al dan niet zwarte inkomsten heeft genoten is in dit verband niet relevant. Klager kan verweerster dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt maken van het feit dat pensioenverevening moest plaatsvinden, noch van het feit dat zij de beweerdelijk door de ex-echtgenote van klager genoten zwarte inkomsten niet te berde heeft gebracht. Ook dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

          Klachtonderdeel 3

5.7     De Nederlandse wet gaat uit van een alimentatieverplichting voor de duur van twaalf jaar en bepaalt tevens dat de alimentatiebedragen jaarlijks worden geïndexeerd. Verweerster kon bij de behandeling van klagers echtscheidingszaak niet van deze wettelijke uitgangspunten afwijken. De raad is dan ook van oordeel dat verweerster op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.

          Klachtonderdeel 4

5.8     Het is juist dat verweerster tot tweemaal toe aan klager honorarium in rekening heeft gebracht voor gesprekken die niet gingen over de zaak maar over verweersters functioneren, maar deze foutieve declaraties zijn vervolgens hersteld. Klager heeft bij dit onderdeel van de klacht dan ook geen belang meer.

5.9     Eveneens is juist dat verweerster onaangekondigd haar tarief heeft verhoogd. Op basis van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden was verweerster gerechtigd tot een jaarlijkse tariefverhoging. De raad is van oordeel dat het beter ware geweest indien verweerster deze tevoren had aangekondigd, maar door zulks na te laten heeft zij nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel 5

5.10   Klachtonderdeel 5 heeft betrekking op het functioneren van de advocatuur in echtscheidingszaken. Het functioneren van de advocatuur in het algemeen is echter niet ter beoordeling van de raad. De raad beoordeelt enkel gedragingen van individuele advocaten op mogelijke, tuchtrechtelijk relevante, tekortkomingen. Klager kan derhalve in dit onderdeel van de klacht niet worden ontvangen.

5.11   De raad komt tot de slotsom dat klachtonderdeel 1 tot en met 4 ongegrond moeten worden verklaard en dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in klachtonderdeel 5.

BESLISSING

De raad van discipline:

1.      verklaart de klachtonderdelen 1 tot en met 4 ongegrond;

2.      verklaart klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 5.

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, L.W.M. Caudri, I.E.M. Sutorius, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg en uitgesproken ter openbare zitting van 26 augustus 2013.

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op       27 augustus 2013.

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klager

-         verweerster

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              klager

-             verweerster

-              de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl