ECLI:NL:TADRSHE:2013:42 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch OB 73-2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:42
Datum uitspraak: 26-08-2013
Datum publicatie: 20-09-2013
Zaaknummer(s): OB 73-2013
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft bij de behandeling van het arbeidsgeschil de grenzen van de aan hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet overschreden. Bezoeken LinkedIn-profiel toelaatbaar. Niet onnodig grievend uitgelaten. Ongegrond.

Beslissing van 26 augustus 2013

     in de zaak OB73-2013

naar aanleiding van de klacht van:

                                        A

                                        klaagster

                                        tegen:

                                        B

                                        verweerder          

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 8 maart 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 3 juni 2013 zijn klaagster en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 8 maart 2013 en de daarbij gevoegde stukken.

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder treedt en trad op als advocaat van de wederpartij van klaagster, haar (voormalige) werkgever.

2.2     In 2011 heeft een kort geding plaatsgevonden tussen klaagster en haar voormalig werkgever, waarbij de werkgever niet werd bijgestaan door verweerder, maar door een andere advocaat.

2.3     In september 2011 heeft de werkgever zelfstandig, zonder de bijstand van verweerder, een ontslagaanvraag ingediend bij het U.

2.4     In december 2011 heeft de werkgever zelfstandig een ontslagaanvraag ingediend bij het U, in de tweede ronde heeft verweerder een nadere toelichting gegeven.

2.5     In de in maart 2012 door de werkgever aanhangig gemaakte ontbindingsprocedure is verweerder voor de werkgever opgetreden. 

2.6     In april 2012 heeft verweerder namens de werkgever een kort geding aanhangig gemaakt waarbij opheffing werd gevorderd van een ten laste van zijn cliënte gelegd beslag in verband met een nog door klaagster te verkrijgen vergoeding uit de ontbindingsprocedure.

2.7     Ten tijde van de beoordeling van de onderhavige klachtzaak was er een bodemprocedure aanhangig tussen klaagster en haar voormalige werkgever, die wederom werd bijgestaan door verweerder.

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1. zonder hoger beroep in te stellen tegen vijf eerdere beslissingen een nieuwe procedure is gaan voeren, waarin de eerdere procedures werden overgedaan (gedragsregel 1);

2. een financieel belang bij de uitkomst van de zaak heeft, en dus niet onafhankelijk is (gedragsregel 2);

3. in strijd met zijn verplichting daartoe niet heeft geprobeerd de zaak in der minne te regelen (gedragsregel 3);

4. in rechte een beroep heeft gedaan op confraternele correspondentie (gedragsregel 12);

5. in een brief aan de rechtbank zonder overleg met de advocaat van klaagster aanhouding heeft verzocht (gedragsregel 13);

6. aan de advocaat van klaagster producties in een kort geding heeft gezonden op een dag waarop hij wist dat deze niet op kantoor was (gedragsregel 14);

7. tweemaal eenzijdig schriftelijk bericht aan het U heeft gezonden (gedragsregel 15);

8. zonder dat te vragen het LinkedIn profiel van klaagster heeft bezocht (gedragsregel 29);

9. in rechte onwaarheid heeft geschreven en tegenstrijdige standpunten heeft ingenomen (gedragsregel 30);

10. zich onnodig grievend jegens klaagster heeft uitgelaten door haar neer te zetten als een leugenaar en oplichter (gedragsregel 31).

4        VERWEER

4.1     Klachtonderdeel 1

          Verweerder heeft slechts één procedure namens zijn cliënte aanhangig gemaakt, te weten het kort geding dat in april 2012 is gevoerd. De klacht is ongegrond.

4.2     Klachtonderdeel 2

          Het is niet aan verweerder om zich tegenover een wederpartij uit te laten over de mate waarin zijn declaraties betaald worden. Op basis van de stellingen van klaagster ziet verweerder geen schending van de gedragsregels.

4.3     Klachtonderdeel 3

          Verweerder heeft al het mogelijke gedaan om een schikking te bewerkstelligen.

4.4     Klachtonderdeel 4

          Het is juist dat verweerder een bijlage van een brief van de advocaat van klaagster heeft ingebracht in een procedure. Het betrof een verklaring van klaagster over een geschilpunt tussen partijen. Op grond van artikel 111 Rv dient verweerder niet alleen de stellingen van zijn cliënte maar ook die van de wederpartij weer te geven, hetgeen hij heeft gedaan door het inbrengen van de verklaring. De verklaring was niet gericht aan de advocaat van klaagster, maar aan haar voormalige werkgever.

4.5     Klachtonderdeel 5

          Nu het bericht niet ging over schikkingsonderhandelingen is gedragsregel 13 niet van toepassing. In ieder geval blijkt hieruit dat de nodige inspanningen zijn gedaan om een regeling te treffen.

4.6     Klachtonderdeel 6

          Helaas lukte het verweerder niet om de producties eerder aan de advocaat van klaagster toe te zenden. Klaagster advocaat heeft tijdens het kort geding inhoudelijk gereageerd op de stukken en geen bezwaar gemaakt.

4.7     Klachtonderdeel 7

          Het U is niet aan te merken als rechter. Net als de advocaat van klaagster heeft verweerder de stukken die hij aan het U heeft verzonden niet in kopie aan de advocaat van de wederpartij gezonden. Klaagster kreeg sowieso nog de gelegenheid te reageren op de stukken.

4.8     Klachtonderdeel 8

          Gedragsregel 29 ziet op het “losweken” van informatie op actieve wijze, zonder dat daarbij duidelijk wordt gemaakt in welke hoedanigheid wordt opgetreden. Bij het bezoek van een LinkedIn-profiel is er geen sprake van het zich anders voordoen en het losweken van informatie.

4.9     Klachtonderdeel 9

          Het standpunt dat verweerder heeft ingenomen namens zijn cliënte ten aanzien van de auto is gewijzigd. Diverse feiten zijn pas later aan het licht gekomen. Indien het juist is dat bijlagen bij de stukken die aan het U zijn verzonden op gespannen voet staan met de stellingen in de brief aan het U dan is dat verweerder niet opgevallen.

4.10   Het is juist dat in de laatste procedure een getekende arbeidsovereenkomst is ingebracht. De reden waarom dat is gebeurd, dient in de procedure zelf aan de orde te komen. In de ontbindingsprocedure heeft verweerder cijfers overgelegd die hem door zijn cliënte ter beschikking zijn gesteld. Verweerder is niets bekend van een voorstel tot regeling zoals dat door de advocaat van klaagster zou zijn gedaan tijdens de zitting van 30 november 2011. Verweerder heeft niet weloverwogen en bewust het U en de rechtbank misleid.

4.11   Klachtonderdeel 10

          Verweerder heeft klaagster niet uitgemaakt voor leugenaarster of oplichter. Verweerder heeft wel onderbouwd aangegeven op welke punten zij in strijd met de waarheid heeft verklaard. De woorden misleidend, fraude, frauderend en oplichtster heeft verweerder niet in de mond genomen.

5        BEOORDELING

        5.1     De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

        5.2     De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft. De advocaat mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en is slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal de klacht aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen.

        5.3     Klachtonderdeel 1

                 De raad is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij, nadat diverse korte gedingen waren gevoerd, een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt. In een kort geding wordt slechts een voorlopig oordeel gegeven en het staat een advocaat vrij om in overleg met zijn cliënt de zaak vervolgens voor te leggen aan de bodemrechter. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

        5.4     Klachtonderdeel 2

                 Klaagster heeft het vermoeden geuit dat verweerder zijn cliënte bijstaat op basis van no cure no pay. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is zulks echter niet gebleken. Evenmin is gebleken dat verweerder anderszins een financieel belang bij de uitkomst van de zaak heeft of had. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

        5.5     Klachtonderdeel 3

                 Gedragsregel 3 bepaalt dat de advocaat voor ogen dient te houden dat een regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een proces. Verweerder heeft de klacht van klager, dat verweerder in strijd met zijn verplichting daartoe niet heeft geprobeerd de zaak in der minne te regelen, weersproken. Indien het niet lukt om een regeling te bereiken en de cliënt wil procederen, is het alleszins gerechtvaardigd dat de advocaat aan die wens van zijn cliënt tegemoet komt.

        5.6     Klachtonderdeel 4

                 Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat verweerder een bijlage bij een brief van de advocaat van klaagster aan verweerder heeft ingebracht in een procedure. De bijlage was een verklaring van klaagster over een geschilpunt tussen partijen. Deze verklaring is dus geen correspondentie waarop gedragsregel 12 ziet, zodat verweerder van zijn handelwijze geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

        5.7     Klachtonderdeel 5

                 Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat verweerder aan de rechtbank heeft medegedeeld dat geen minnelijke regeling tot stand is gekomen. Het louter mededelen van het feit dat geen overeenstemming is bereikt valt niet onder vigeur van gedragsregel 13. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

        5.8     Klachtonderdeel 6

                 Verweerder heeft onweersproken gesteld dat klaagsters advocaat geen bezwaar heeft gemaakt tegen de stukken en tijdens de zitting inhoudelijk op de stukken heeft gereageerd. Derhalve moet het ervoor worden gehouden dat klaagster niet in haar verdediging is belemmerd door de late inzending van stukken. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

        5.9     Klachtonderdeel 7

                 Op basis van gedragsregel 15 is het de advocaat niet geoorloofd zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat van de wederpartij tot de rechter aan wiens of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift van de mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededelingen te reageren.

        5.10   Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat verweerder de stukken die hij aan het U heeft verzonden niet in kopie aan de advocaat van klaagster heeft gezonden. De raad is van oordeel dat verweerder aldus niet heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 15, omdat dit in procedures bij het U de gebruikelijke gang van zaken is en het U van de ene partij ontvangen stukken zelf direct doorstuurt aan de andere partij, waarna die andere partij voldoende tijd krijgt om daarop te reageren.

        5.11   Klachtonderdeel 8

                 De raad is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij klaagsters LinkedIn-profiel heeft bekeken. Gedragsregel 29, dat bepaalt dat de advocaat in zijn contacten met derden misverstand dient te vermijden over de hoedanigheid waarin hij in de gegeven situatie optreedt, is derhalve niet geschonden. Bij het enkele bekijken van een LinkedIn-profiel kan (en hoeft) iemand de hoedanigheid waarin hij dit doet niet kenbaar (te) maken. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

                        5.12     Klachtonderdeel 9

                 Gedragsregel 30 bepaalt dat de advocaat zich dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn. Door een standpunt te wijzigen heeft verweerder nog niet in strijd met deze gedragsregel gehandeld. Evenmin is uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, gebleken dat verweerder anderszins in rechte onwaarheid heeft geschreven of tegenstrijdige standpunten heeft ingenomen. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

        5.13   Klachtonderdeel 10

                 Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is niet gebleken dat verweerder klaagster als een leugenaar en oplichter heeft bestempeld. Evenmin is gebleken dat verweerder zich anderszins onnodig grievend jegens klaagster heeft uitgelaten. Het is in zijn algemeenheid vaak zo dat uitlatingen van de advocaat van een wederpartij als onaangenaam worden ervaren. Dat betekent echter niet dat die advocaat dan de grens heeft overschreden van hetgeen hem als zodanig tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond.

        5.14   De raad komt tot de slotsom dat de klacht in al haar onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, L.W.M. Caudri, I.E.M. Sutorius, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg en uitgesproken ter openbare zitting van 26 augustus 2013.

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op       27 augustus 2013.

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klaagster

-         verweerder

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              klaagster

-             verweerder

-              de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl