ECLI:NL:TADRSHE:2013:4 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 6 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:4
Datum uitspraak: 24-06-2013
Datum publicatie: 25-06-2013
Zaaknummer(s): L 6 - 2013
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Essentie: Klaagster heeft haar klacht dat verweerster onvoldoende zorg aan haar zaak besteed zou hebben niet of nauwelijks onderbouwd en/of aannemelijk kunnen maken. Klacht ongegrond.

Beslissing van 24 juni 2013

in de zaak L 6 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

A

klaagster

tegen:

B

verweerster

1                Verloop van de procedure

1.1          Bij brief aan de raad van 8 januari 2013, met kenmerk 2012-045-K, door de raad ontvangen op 9 januari 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Y. de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2          De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 april 2013 in aanwezigheid van verweerster. Klaagster is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken van 8 januari 2013 met bijlagen. Voorts heeft de raad kennis genomen van de e-mail van klaagster aan de raad van 17 april 2013.

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1           Klaagster is  van X naar Nederland verhuisd. Op 2 september 2009 heeft zij zich tot verweerster gewend in verband met een echtscheidingsprocedure. Op dat moment was de echtscheiding op verzoek van de ex-man van klaagster reeds bij verstek uitgesproken en was het gezag over beide kinderen van partijen aan hem toegewezen.

2.2          Verweerster heeft aanstonds hoger beroep aangetekend tegen de echtscheidingsbeschikking en voorts wijziging van de voorlopige voorzieningen gevraagd. In het kader van deze wijzigingsprocedure zijn door de rechtbank drie beschikkingen gegeven, te weten op 9 december 2009, 22 maart 2010 en 11 februari 2011. In de beschikking van 22 maart 2010 is het verzoek tot vaststelling van alimentatie afgewezen. In de beschikking van 11 februari 2011 zijn de beide minderjarige kinderen aan klaagster toevertrouwd.

2.3          Bij verzoekschrift van 4 maart 2011 heeft verweerster nog een verzoek ingediend tot vaststelling/aanvulling van ouderlijke verantwoordelijkheden in het kader van de echtscheiding. Nadat op verzoek van de rechtbank nadere stukken waren overgelegd is de behandeling van dit verzoek vastgesteld op 1 november 2011. Na ontvangst van een aangepast verweerschrift van de man heeft klaagster per e-mail van 19 oktober 2011 aan verweerster laten weten met de inhoud daarvan akkoord te gaan, zodat de behandeling op 1 november 2011 niet door hoefde te gaan.

2.4          Bij brief van 8 maart 2012 heeft zich bij verweerster een opvolgend advocaat gemeld, waarmede de opdracht van verweerster eindigde. Zij heeft aanstonds op 9 maart 2012 het gehele dossier aan deze advocaat overgedragen.

3                klacht

          De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk           verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, immers:

3.1         Verweerster is in de echtscheidingsprocedure tekort geschoten in haar zorg voor klaagster.

3.2         Verweerster heeft de verdenking van klaagster dat haar man hun dochter seksueel misbruikte doorgespeeld naar diens advocaat.

4                VERWEER

4.1          Verweerster ontkent dat zij zou zijn tekort geschoten in de zorg voor klaagster en legt daartoe over de relevante processtukken uit de echtscheidingsprocedure en de door haar met klaagster daarover gevoerde correspondentie. Ook geeft verweerster een overzicht van de door haar (en haar kantoorgenote) aan de zaak bestede tijd.

4.2          De verdenking van klaagster omtrent het seksueel misbruik van haar dochter door haar man heeft verweerster niet aan de advocaat van de man meegedeeld. Zij heeft klaagster terzake verwezen naar de RvdK.

5                BEOORDELING

5.1         Verweerster heeft het tegen haar gerichte verwijt dat zij zou zijn tekort geschoten in haar zorg voor klaagster gemotiveerd weersproken in haar brief aan de deken van 31 augustus 2012 met overlegging van de relevante processtukken, de met klaagster gevoerde correspondentie en de door haar (en haar kantoorgenote) aan de zaak bestede tijd.

5.2         Hierna heeft de deken klaagster op 18 september 2012 uitgenodigd voor een gesprek in aanwezigheid van een tolk en de adjunct secretaris. Voor zover uit het dossier valt op te maken heeft klaagster bij die gelegenheid haar verwijt dat verweerster onvoldoende zorg aan de zaak besteed zou hebben niet verder onderbouwd en/of aannemelijk kunnen maken, zodat de raad dit onderdeel van de klacht ongegrond acht.

5.3         Voor zover de klacht betrekking heeft op het doorspelen door verweerster van informatie omtrent het seksueel misbruik van de dochter van klaagster door haar man aan diens advocaat stelt de raad vast dat klaagster zulks op geen enkele wijze heeft kunnen aantonen of zelfs maar aannemelijk heeft kunnen maken, zodat ook dit onderdeel ongegrond wordt geacht.

BESLISSING

De raad van discipline:

-                          verklaart alle onderdelen van de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mw. mr. A. Groenewoud, mw. mr. Th. Kremers, mw. mr. A.A. Freriks en mr. R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. C.M. van Lanschot als griffier , en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2013.

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op   25 juni 2013                                    per aangetekende brief  verzonden aan:

-               klaagster

-               verweerster

-               de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Y         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            verweerster

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Voor zover de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard door:

-      klaagster

-      de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl