ECLI:NL:TADRSHE:2013:15 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch OB 199 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:15
Datum uitspraak: 27-06-2013
Datum publicatie: 09-07-2013
Zaaknummer(s): OB 199 - 2013
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Essentie: Schorsing van een advocaat geen rechtstreeks belang van derden. Het indienen van een dekenbezwaar is een discretionaire bevoegdheid van een deken.   Klacht: gedeeltelijk kennelijk niet ontvankelijk             gedeeltelijk kennelijk ongegrond

Beslissing van 27 juni 2013

in de zaak OB 199 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

A

klager

tegen:

B

verweerder

De raad ontving op 24 april 2013 een brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement L, waaruit bleek dat klager bij brief d.d. 18 april 2013 een klacht tegen verweerder had ingediend. De voorzitter van de raad heeft de klacht bij beslissing van 7 mei 2013 verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement O teneinde de klacht te onderzoeken en af te handelen op de wijze als in de artikelen 46c, 46d en 46e van de Advocatenwet omschreven.

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement O d.d. 20 juni 2013, met kenmerk 48/13/086K , door de raad ontvangen op 21 juni 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1                  Klager werd bijgestaan door mr. X.

1.2                  Aan mr. X zijn door de raad en het Hof van Discipline meerdere schorsingen in de uitoefening van de praktijk opgelegd.

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.                 verweerder de justitiële belangen van klager in gevaar heeft gebracht, aangezien hij het initiatief heeft genomen om mr. X tedoen schorsen;

2.                 verweerder tijdens de schorsing van mr. X niet voor een vervangende advocaat voor klager heeft gezorgd, waardoor verweerder onzorgvuldig en klachtwaardig heeft gehandeld en klager schade heeft berokkend.

3.           VERWEER

3.1         Het is juist dat mr. X een aantal malen door de tuchtrechter is geschorst. Soms was dat naar aanleiding van klachten van derden soms ook na het indienen van een dekenbezwaar.

3.2         Verweerder heeft als deken een toezichthoudende taak. Daaronder kan begrepen zijn het indienen van een dekenbezwaar bij de tuchtrechter. De tuchtrechter bepaalt uiteindelijk de gegrondheid van een dekenbezwaar en welke maatregel daarbij al dan niet wordt opgelegd. In het geval van mr X was dat een aantal onvoorwaardelijke schorsingen. Verweerder heeft gehandeld conform de aan hem opgedragen taak. Door het voor de tuchtrechter brengen van advocaten die in strijd met artikel 46 advocatenwet handelen, versterkt verweerder juist het vertrouwen in de advocatuur.

3.3         De deken heeft geen taak om voor vervanging van een geschorste advocaat zorg te dragen. Het is de taak en de plicht van een advocaat aan wie een schorsing is opgelegd om voor vervanging zorg te dragen gedurende de duur van de aan hem opgelegde schorsing. Een deken zal zich er wel van vergewissen dat de belangen van de cliënten van de geschorste advocaat zijn gewaarborgd en dat voor vervanging is zorg gedragen Verweerder is gebleken dat de zaken van mr. X zijn waargenomen door een (toenmalige) kantoorgenoot van mr. X.

4.           BEOORDELING VAN DE KLACHT

4.1         Ingevolge artikel 46 Advocatenwet en de daarop gebaseerde, vaste rechtspraak van de tuchtrechter is voor de ontvankelijkheid van een klacht tegen een advocaat vereist dat de klager door een handelen of nalaten van die advocaat rechtstreeks in enig belang is of kan worden getroffen. De voorzitter stelt daar als uitgangspunt naast dat het tuchtrecht naar zijn aard - en ook die is in art. 46 Advocatenwet omschreven - beoogt een zorgvuldig handelen van advocaten te waarborgen, met name in de zorg voor hun cliënten. De voorzitter zal de klacht tegen de achtergrond van deze beide uitgangspunten beoordelen.

4.2       Klager stelt in klachtonderdeel 1 rechtstreeks in zijn belang te zijn getroffen door de schorsingen van mr. X, die mede het gevolg waren van het feit dat verweerder, in zijn hoedanigheid van deken, dekenbezwaren tegen mr. X heeft ingediend. Uiteraard heeft de schorsing van een advocaat - in dit geval mr. X - tot gevolg dat hij zijn cliënten – onder wie klager - gedurende de duur van de schorsing niet als zodanig kan bijstaan. Dit betreft evenwel geen rechtstreeks belang zoals hiervoor onder 4.1. in het eerste uitgangspunt is bedoeld. Op grond hiervan zal de voorzitter het eerste onderdeel van de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

4.3       Ten overvloede overweegt de voorzitter dat zowel de raad als het Hof van Discipline het oordeel van verweerder deelden, dat er gegronde bezwaren bestonden tegen het handelen van mr. X. In zoverre blijkt uit het dossier niet van enige onzorgvuldigheid van verweerder, maar integendeel van juiste keuzen bij het indienen van dekenbezwaren tegen mr. X. Overigens is zowel het indienen van een dekenbezwaar, als het achterwege laten daarvan een discretionaire bevoegdheid van de deken.

4.3   Klager heeft zich in klachtonderdeel 2 beklaagd over het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van deken, door na te laten voor vervanging van mr. X zorg te dragen. Het was de plicht van mr. X om voor de duur van de aan hem opgelegde schorsing voor vervanging zorg te dragen. Verweerder heeft zich, ter waarborging van de belangen van de cliënten van mr. X,  er van vergewist dat mr. X hiervoor had zorgdragen, zodat niet valt in te zien dat verweerder in enige zorgvuldigheidsverplichting is tekortgeschoten. De voorzitter zal het tweede klachtonderdeel als kennelijk ongegrond afwijzen.  

5.           BESLISSING

De voorzitter:

wijst onderdeel 1 van de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af;

wijst onderdeel 2 van de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier op    27 juni 2013.                           

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 juli 2013

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

                       -  klager

per gewone post verzonden aan:

                       -  verweerder

                       -  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement O

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van  Advocaten in het arrondissement O binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

      Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

a.  Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.