ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4378 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4096/13.3

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4378
Datum uitspraak: 06-05-2013
Datum publicatie: 04-06-2013
Zaaknummer(s): R. 4096/13.3
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat treedt op voor de vennootschap onder firma tegen een der vennoten. Bepreking van de beoordeling van de raad tot al dan niet klachtwaardig handelen van verweerder in zijn rol asl advocaat van vennootschap onder firma in het geschil met klagers. Niet is gebleken dat verweerder de vrijheid heeft overschreden die hem als advocaat van de wederpartij toekomt. Er zijn evenmin reden te twijfelen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van klager. Klacht ongegrond.  

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 4 januari 2013 met kenmerk R 12/13/18, door de raad ontvangen op 8 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 maart 2013 in aanwezigheid van verweerder. Klagers zijn, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder behartigt de belangen van S Vof.

2.3 Klager sub 1 is rechtsgeldig vertegenwoordiger van een van de twee vennoten van S Vof. Klaagster sub 2 is een van de twee vennoten van S Vof.

2.4 Verweerder heeft in opdracht van de andere vennoot van S Vof opgetreden tegen klagers.

2.5 Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënte conservatoir derdenbeslag gelegd op de bankrekening van klager sub 1 en heeft een procedure jegens klagers aanhangig gemaakt.

2.6 Bij brief van 4 september 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.7 Bij beschikking van 29 januari 2013 is klager sub 2 in staat van faillissement verklaard.

3 KLACHT

Klagers verwijten verweerder dat hij:

a. ten onrechte stelt dat hij optreedt voor S Vof; deze vennootschap heeft twee vennoten, te weten B BV en de vennootschap van klager; klagers hebben niet ingestemd met inschakeling van verweerder als advocaat van S Vof;

b.  ten onrechte beslag heeft gelegd op bezittingen van klager sub 1 en in de beslagrekesten ten onrechte heeft gesteld, dat hij vooraf getracht heeft met klager sub 1 overleg te voeren;

c. ten onrechte suggereert dat overleg wordt gevoerd over de afhandeling van de boedel van S Vof, terwijl verweerder nimmer op de uitnodiging tot overleg heeft gereageerd en ook anderszins geen overlegactiviteiten heeft ontplooid;

d. nodeloos procedures voert, waardoor alle betrokkenen, waaronder klagers, op onnodige kosten worden gejaagd en waardoor zij schade lijden;

e. klagers niet op de hoogte heeft gesteld van de door hem gevraagde verlenging van de termijn om de eis in de hoofdzaak in te stellen;

f. klagers geen inzicht heeft verstrekt in zijn urenspecificaties;

g. geen rekening heeft gehouden met informatie die door klager sub 1 is aangeleverd;

h. niet is overgegaan tot opheffing van het beslag(en).

4. VERWEER

 Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1 Verweerder is van mening dat zijn cliënte, meer in het bijzonder als één van de vennoten van S Vof, bevoegd is namens de Vof op te treden en namens haar juridische activiteiten te laten ontplooien.

 Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2 Verweerder betwist dat hij ten onterechte beslagen op bezittingen van klager sub 1 heeft gelegd en stelt dat klager sub 1 een verkeerde lezing van het beslagrekest geeft. Verweerder heeft opgemerkt dat zijn cliënt heeft getracht om na ontdekking van de onterechte afschrijving contact te leggen met klager sub 1 en dat dit niet is gelukt.

 Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.3 Verweerder stelt dat hij geen instructies van zijn cliënt heeft gehad inhoudende dat overleg met klager zou moeten plaatsvinden. Verweerder houdt zich dan ook aan de instructies van zijn cliënt.

 Ten aanzien van klachtonderdeel d

4.4 Verweerder betwist dat sprake zou zijn van nodeloze procedures. Verweerder heeft zich in opdracht van zijn cliënt gefocust op het terugkrijgen van het bedrag dat klager sub 1 van de bankrekening van de Vof naar een bankrekening van zichzelf heeft overgemaakt. Het stond de Vof en daarmee ook verweerder volledig vrij zich daartoe te beperken.

 Ten aanzien van klachtonderdeel e

4.5 Verweerder was niet verplicht klager te informeren omtrent de termijnverlenging van de eis in de hoofdzaak.

 Ten aanzien van klachtonderdeel f

4.6 Verweerder moest alleen aan zijn cliënt inzicht geven in de urenspecificaties en dat heeft hij ook gedaan.

 Ten aanzien van klachtonderdeel g

4.7 Het valt onder de beleidsvrijheid van verweerder om al dan niet rekening te houden met informatie die door de wederpartij wordt aangeleverd.

  Ten aanzien van klachtonderdeel h

4.8. Het valt onder de beleidsvrijheid van verweerder om niet over te gaan tot opheffing van het beslag(en).

5 BEOORDELING

 Ten aanzien van de klachtonderdelen a t/m h

5.1 De raad ziet aanleiding de klachtonderdelen a tot en met h gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen. De onderliggende problematiek van de klachten is gelegen in het geschil tussen de twee vennoten van de vennootschap onder firma. Het betreft een zakelijk geschil waarvoor deze partijen zich inmiddels tot de rechter hebben gewend. Aan de tuchtrechter zijn diverse processtukken gezonden die beoordeeld moeten worden door de civiele rechter. Hierin heeft de tuchtrechter dan ook geen rol c.q. bevoegdheid. Het vorenstaande brengt met zich dat de raad het geschil tussen de vennoten niet inhoudelijk zal beoordelen. De raad beperkt zich in de beoordeling tot het al dan niet klachtwaardig handelen van verweerder in zijn rol als advocaat van de vennootschap onder firma in het geschil met klagers.

5.2 Vooropgesteld wordt dat verweerder de advocaat is van de wederpartij. Een advocaat van de wederpartij geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid van de advocaat te beknotten. Deze vrijheid brengt evenwel niet mee dat de advocaat de belangen van de wederpartij van zijn cliënt nodeloos en op ontoelaatbare wijze mag schaden. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde verwijten niet slagen, nu die er aan voorbij gaan dat verweerder per definitie een partijdige belangenbehartiger is. Niet is gebleken dat verweerder de vrijheid, die hem daarbij toekomt, heeft overschreden.

5.3 Er zijn voor de raad geen redenen te twijfelen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van verweerder. Door verweerder is onbetwist gesteld dat er geen overeenkomst bestaat waarin de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de vennoten is geregeld, zodat zijn cliënt gerechtigd is om namens de vof rechtsmaatregelen te treffen. Verweerder stelt zich dan ook naar het oordeel van de raad terecht op het standpunt dat hij advocaat is van de vennootschap onder firma. De klachtonderdelen f en g stuitten reeds hier op af. Indien klagers menen dat dit standpunt onjuist is staat het hen vrij dat in de (lopende) procedures te bepleiten en het oordeel van de rechter daaromtrent te vragen.

5.4 Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij voorafgaand aan de beslagrekesten en betekening van de dagvaarding kort telefonisch contact heeft gehad met klager sub 1. Tijdens dat gesprek zou klager sub 1 betwist hebben dat sprake is van toeëigening van een bedrag van € 82.000,-- van een rekening van de vennootschap onder firma. Klager sub 1 heeft gesteld dat sprake zou zijn van tekortschieten van de zijde van verweerder in zijn substantieringsplicht in de dagvaarding. De raad is van oordeel dat dit primair ter beoordeling van de civiele rechter is. In de kern heeft verweerder het standpunt van zijn cliënt weergegeven. Verweerder heeft niet onbetamelijk gehandeld door zich tot samenvattende opmerkingen te beperken. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat zijn cliënt zich in eerste instantie heeft gericht op de terugvordering van een vermeend onterecht door klager sub 1 overgeboekt bedrag van € 82.000,--. Tot het maken van die keuze en het leggen van beslagen in verband daarmee was de cliënt van verweerder gerechtigd en daarmee ook verweerder. Klager sub 1 wenst een en ander breder te trekken, maar vindt de cliënt van verweerder niet aan zijn zijde. Het is ook hier aan de civiele rechter om beslissingen te nemen. Van het voeren van een nodeloze procedure is de raad niet gebleken. Klagers dienen hun mogelijk gelijk bij de rechter te bepleiten en niet bij de raad van discipline. De raad verklaart de klachtonderdelen a tot en met h dan ook ongegrond.

6 BESLISSING

De raad:

- verklaart de klachtonderdelen a tot en met h ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 8 mei 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl