ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4125 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4001/12.135

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4125
Datum uitspraak: 11-02-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R. 4001/12.135
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Echtscheidingsprocedure, waarbij verweerster op enig moment ook voor de wederpartij is gaan optreden door een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding in te dienen. Verweerster heeft nagelaten haar cliente te informeren over de gevolgen hiervan, in die zin dat het voor klaagster duidelijk was dat het verweerster nadien niet langer vrijstond de belangen van klaagster, haar initiele cliente, in een later geschil tegen de wederpartij te kunnen behartigen. Verweerster heeft overigens tegen voornoemde regel in klaagster later toch nog bijgestaan in een geschil tegen haar voormalig echtgenoot. Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel: een enkele waarschuwing.

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 4 juli 2012 aan de Raad van Discipline, door de raad ontvangen op 6 juli 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van 10 december 2012 van de raad in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Op 21 juni 2008 heeft klaagster zich tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan en te adviseren in verband met een echtscheidingsprocedure.

2.3    Verweerster heeft in overleg met klaagster en de voormalige echtgenoot  van klaagster een convenant opgesteld.

2.4    Verweerster heeft in overleg met klaagster een fiscalist ingeschakeld.

2.5    Over de contacten met de fiscalist heeft verweerster klaagster geïnformeerd bij e-mail van 13 november 2008.

2.6    Klaagster heeft zich na de echtscheidingsprocedure in mei 2009 tot verweerster gewend met de mededeling dat haar voormalige echtgenoot tot een wijziging van de alimentatie wenste te komen.

2.7    Verweerster heeft klaagster toen medegedeeld dat zij gelet op de gedragsregels er de voorkeur aangaf om deze procedure niet voor haar te behandelen.

2.8    In de zomer van 2011 heeft klaagster verweerster wederom benaderd met het verzoek om voor haar op te treden in verband met niet-nakoming van de afspraken in het echtscheidingsconvenant, aan welk verzoek verweerster gevolg heeft gegeven.

2.9    Verweerster heeft de voormalige echtgenote van klaagster daarop aangeschreven.

2.10    Vervolgens is er een verschil van mening ontstaan over de wijze waarop verweerster de zaak zou behandelen.

2.11    Bij e-mail van 24 november 2011 heeft verweerster klaagster geïnformeerd dat zij de opdracht aan klaagster terug gaf.

2.12    Bij brief van 5 december 2011 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a.    zij, hoewel zij aangegeven heeft klaagsters advocaat te zijn, namens klaagster en haar voormalig echtgenoot een gezamenlijk verzoekschrift heeft ingediend en klaagster over de gevolgen daarvan niet geïnformeerd heeft. Als gevolg van het door klaagster en haar voormalig echtgenoot gezamenlijk optreden, stond het verweerster niet meer vrij klaagsters belangen te behartigen en moest klaagster een andere advocaat inschakelen, terwijl verweerster door klaagster was ingeschakeld als klaagsters advocaat

b.    zij op grond van onvolledige gegevens een echtscheidingsconvenant heeft opgesteld en bij het opstellen van het convenant is uitgegaan van niet-originele stukken, die verstrekt zijn door de voormalige echtgenoot van klaagster, terwijl zij als klaagsters advocaat optrad. Verweerster heeft als belangenbehartigster van klaagster onvoldoende oog gehad voor klaagsters onbekendheid met financiële zaken, waarbij er uitgegaan zou zijn van onvolledige dan wel onjuiste gegevens

4    VERWEER

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1    Verweerster heeft gesteld dat zij erkent dat zij klaagster er niet op heeft gewezen dat de indiening van een gezamenlijk verzoekschrift ertoe zou leiden dat verweerster klaagster in een vervolgprocedure niet meer zou kunnen bijstaan. Verweerster heeft aangegeven dat zij op klaagsters verzoek en het verzoek van haar voormalige echtgenoot een concept-echtscheidingsconvenant heeft opgesteld. Daarover is enige tijd onderhandeld. Toen het convenant door partijen ondertekend was, heeft verweerster besloten om een gezamenlijk verzoekschrift in te dienen, zodat een en ander, zoals door klaagster gewenst, tot een spoedige afwikkeling zou kunnen komen. Verweerster heeft gesteld dat zij het betreurt dat zij op dat moment klaagster niet heeft geïnformeerd over het feit dat zij in een eventueel daarop volgende procedure niet meer (uitsluitend) voor klaagster zou kunnen optreden. Tijdens het bemiddelingsgesprek bij de deken heeft verweerster klaagster voor dit verzuim haar excuses aangeboden. Verweerster heeft derhalve aangegeven dat zij in haar voorlichting jegens klaagster mogelijk tekort is geschoten, maar dat zij daarbij louter en alleen klaagsters belangen voor ogen heeft gehad om tot een spoedige afwikkeling van de echtscheidingsprocedure te komen en dat zij niet klachtwaardig zou hebben gehandeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2    Verweerster heeft betwist dat zij bij het opstellen van het convenant van onvolledige gegevens is uitgegaan. Verweerster heeft gesteld dat zij vanwege de complexiteit van de waardering van aandelen van de vennootschap, met goedvinden van klaagster, bijstand heeft ingeroepen van een fiscalist te Dordrecht. Op basis van de input van deze fiscalist heeft verweerster klaagster geadviseerd. Verweerster heeft gesteld dat zij geen reden heeft gehad en nog steeds niet heeft om te veronderstellen dat de gehanteerde waarde van het stamrecht onjuist zou zijn. Ook heeft verweerster betwist dat zij de waarde van de verdeelde aandelen niet geverifieerd zou hebben. Voorts betwist verweerster dat zij onvoldoende oog zou hebben gehad voor klaagsters belangen en/of van onvolledige gegevens zou zijn uitgegaan. Verweerster heeft ten slotte gesteld dat zij in het kader van de echtscheidingsprocedure veelvuldig contact met klaagster heeft opgenomen en veel met haar heeft gesproken, juist omdat klaagster had aangegeven dat zij zich tijdens het huwelijk niet met de financiën had beziggehouden.

5    BEOORDELING

    Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1    Vooropgesteld zij dat een advocaat zich zodanig dient te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in zijn eigen beroepsuitoefening niet zal worden geschaad. Voorts geldt dat een advocaat, die in een bepaalde zaak de belangen van twee partijen heeft behartigd, in het algemeen verplicht is zich geheel uit de zaak terug te trekken, zodra een niet aanstonds overbrugbaar belangenconflict bestaat. Ook is het de advocaat in principe niet toegestaan tegen een voormalige cliënte of een bestaande cliënte van hem of een kantoorgenoot van hem op te treden.

5.2    Uit de stukken volgt dat verweerster in aanvang aan klaagster heeft laten weten, en ook aan haar voormalige echtgenoot, dat zij exclusief als advocaat van klaagster optrad. Op enig moment is verweerster ook voor de echtgenoot van klaagster opgetreden door het indienen van een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding. Als gevolg daarvan stond het verweerster niet meer vrij klaagsters belangen in een later geschil met haar voormalig echtgenoot te behartigen en diende klaagster een andere advocaat in te schakelen. Verweerster heeft erkend dat zij klaagster niet heeft geïnformeerd over de gevolgen van het gezamenlijk optreden voor klaagster en haar voormalige echtgenoot. Gelet hierop is de raad van oordeel dat verweerster zich niet heeft gedragen als een behoorlijk advocaat betaamt.

5.3    Vast staat dat verweerster klaagster na de afwikkeling van de echtscheidingsprocedure toch heeft bijgestaan in verband met de uitvoering van de afspraken in het echtscheidingsconvenant. Dit stond verweerster, gelet op vorenomschreven regels niet vrij.

5.4    Het klachtonderdeel is dan ook gegrond.

    Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.5    Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld dat verweerster op grond van onvolledige gegevens een echtscheidingsconvenant heeft opgesteld en bij het opstellen van het convenant is uitgegaan van niet-originele stukken. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij vanwege de complexiteit van de waardering van de aandelen van de stamrecht BV met klaagsters toestemming bijstand heeft ingeroepen van een fiscalist. Op basis van de gegevens en de berekening van de fiscalist heeft verweerster klaagster geadviseerd. Niet is komen vast te staan dat er voor verweerster reden was te veronderstellen dat de door de fiscalist geadviseerde waarde onjuist zou zijn. Ten aanzien van de waarde van de tussen partijen te verdelen aandelen voert het naar het oordeel van de raad te ver om verweerster te verplichten het bewijs van de verdeling van het batig saldo te eisen, nu verweerster onbetwist heeft gesteld dat beide partijen, waaronder klaagster, aan haar hebben verklaard dat dit saldo was verdeeld. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

6    MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

7    BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart klachtonderdeel b ongegrond en klachtonderdeel a gegrond en legt ter zake aan verweerster de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 februari 2013.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 13 februari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl