ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4120 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4118/13.25

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4120
Datum uitspraak: 20-02-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R. 4118/13.25
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Vastgesteld kan worden dat verweerder verantwoordelijk is voor twee uitgebrachte exploiten, waarbij de tenaamstelling onjuist is geweest. Dit laatste brengt  evenwel niet zonder meer mee dat verweerder enige gedragsregel heeft overtreden. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij de identiteit van zijn cliënt heeft vergewist middels een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Relevant daarbij is dat het verschil tussen de informatie zoals die uit het Handelsregister blijkt en de naam van de eisende partij in de procedure zich beperkt tot de letter “C”. Het heeft er dan ook de schijn van dat abusievelijk door verweerder vergeten is de letter “C” ook in de exploiten een plaats te geven. Dit is slordig geweest van verweerder, doch leidt niet tot de vaststelling dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 25 januari 2013, door de Raad ontvangen op 28 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerder heeft de belangen behartigd van klagers wederpartij en heeft op 15 en 23 november 2004 een dagvaarding laten betekenen aan de gedaagde partijen, waaronder klager.

1.2    Vervolgens is de behandeling van verweerders zaak overgenomen door mr. R. Laatstgenoemde heeft op 11 januari 2005 een herstelexploit laten betekenen en de zaak aangebracht bij de rechtbank Rotterdam.

1.3    In voornoemde procedure heeft de rechtbank op 8 juni 2011 vonnis gewezen, waarbij de eisende partij is veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van klager.

1.4    Nadien is gebleken dat de in de processtukken vermelde eisende partij, een vennootschap, niet bestond, waardoor de gemachtigde van klager de proceskosten niet heeft kunnen incasseren.

1.5    Bij brief van 25 september 2012 heeft de gemachtigde van klager bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij is opgetreden voor een niet bestaande vennootschap. De identiteit van de cliënt van verweerder zou door hem op onjuiste wijze zijn vastgesteld. Verweerder zou daarbij in strijd hebben gehandeld met artikel 7 van de Verordening op de administratie en financiële integriteit (Vafi). Verweerder heeft daarom ook in strijd gehandeld met de gedragsregels 1, 4 en 30.

3.    BEOORDELING

3.1    Uit de stukken volgt dat de opvolgend advocaat van verweerder op 11 januari 2005 bij herstelexploit de door verweerder opgestelde inleidende dagvaarding van 23 november 2004 heeft betekend aan de gedaagde partijen, waaronder klager. De opvolgend advocaat van verweerder heeft daarbij dezelfde partijgegevens gebruikt als verweerder had gedaan in zijn dagvaarding van 23 november 2004. De procedure is daarmee uiteindelijk aangebracht door de opvolgend advocaat. Op laatstgenoemde rustte de eindverantwoordelijkheid om de partijgegevens te verifiëren.

 3.2    Deze verantwoordelijkheid rustte ook op verweerder. Vastgesteld kan worden dat verweerder verantwoordelijk is voor twee uitgebrachte exploiten, waarbij de tenaamstelling onjuist is geweest. Dit laatste brengt  evenwel niet zonder meer mee dat verweerder enige gedragsregel heeft overtreden.

3.2    De Vafi waarop (de gemachtigde van) klager zich beroept is eerst op 1 juli 2009 in werking getreden, derhalve meer dan 4 jaar nadat verweerder de litigieuze exploiten heeft laten uitbrengen. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij de identiteit van zijn cliënt heeft vergewist middels een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Relevant daarbij is dat het verschil tussen de informatie zoals die uit het Handelsregister blijkt en de naam van de eisende partij in de procedure zich beperkt tot de letter “C”. Het heeft er dan ook de schijn van dat abusievelijk door verweerder vergeten is de letter “C” ook in de exploiten een plaats te geven. Dit is slordig geweest van verweerder, doch leidt niet tot de vaststelling dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

3.4    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 20 februari 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    (de gemachtigde van) klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.