ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4103 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3969/12.103

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4103
Datum uitspraak: 28-01-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R. 3969/12.103
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Door toedoen van verweerder is klaagster op het verkeerde been gezet en heeft zij zich niet gesteld voor haar cliënte in een procedure. Handelen verweerder terzake tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerder heeft jegens klaagster voortdurend onduidelijkheid laten bestaan over de vraag of de cliënte van verweerster haar verplichtingen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst jegens de cliënt van verweerder was nagekomen. Niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klachten gegrond. Voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken.  

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 14 mei 2012 met kenmerk R 11/12/66 cij, door de raad ontvangen op 15 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 november 2012 in aanwezigheid van mr. de B., advocaat van klaagster, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Tussen – onder meer - klaagster en de cliënt van verweerder was een geschil ontstaan aangaande een aantal franchiseovereenkomsten c.a.

2.3    Op 5 november 2010 is tussen klaagster en de cliënt van verweerder een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin is onder meer bepaald dat partijen alle procedures zullen intrekken zodra aan de verplichtingen voortvloeiend uit deze vaststellingsovereenkomst, is voldaan.

2.4    Bij e-mail van 12 november 2010 heeft de toenmalige advocaat van klaagster, mr. C. als volgt aan verweerder bericht:

‘Graag vraag ik nog even uw aandacht voor het volgende. De zaak betreffende de juridische fusie staat op de rol voor 17 november aanstaande. Kunt u mij bevestigen dat u conform de vaststellingsovereenkomst deze zaak voor die tijd zult intrekken, zodat ik mij niet namens cliënte hoef te stellen?’

2.5    In reactie op de hiervoor genoemde e-mail van 12 november 2010 heeft verweerder bij brief van dezelfde datum aan mr. C. het volgende bericht:

‘Met betrekking tot de door u genoemde procedure kan ik u laten weten dat u zich niet voor uw cliënten behoeft te stellen.’

2.6    Op 24 november 2010 is een verstekvonnis gewezen. Verweerder heeft het verstekvonnis op 22 augustus 2011 laten betekenen.

2.7    Bij fax van 25 augustus 2011 heeft mr. de B. verweerder en zijn cliënt aansprakelijk gesteld indien hij zal overgaan tot het incasseren van dwangsommen.

2.8    Bij e-mail van 25 augustus 2011 heeft mr. de B. zich bij de deken gewend met een bemiddelingsverzoek aangaande verweerder. In het kader van die bemiddeling hebben tussen partijen gesprekken plaatsgevonden. Die hebben echter niet tot een oplossing geleid.

2.9    Mr. de B. heeft op 24 november 2011 namens klaagster aan de deken bericht de klacht te willen voortzetten.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij ondanks de mededeling in zijn brief van 12 november 2010 dat mr. C. zich niet hoefde te stellen, de door zijn cliënt aanhangig gemaakte procedure niet heeft ingetrokken, maar een verstekvonnis heeft gehaald. Verweerder dreigt vervolgens dwangsommen te executeren op basis van dit verstekvonnis, terwijl dit nooit gewezen had mogen worden. De cliënten van mr. de B. menen geheel onverplicht aan het verstekvonnis te hebben voldaan. Verweerder laat onduidelijkheid bestaan over welke informatie hij nog wenst te ontvangen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat de verhouding van verweerder tot klaagster die van advocaat van de wederpartij is, zodat hem een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknopt, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

5.2    Uit de stelling van partijen en de zich in het dossier bevindende stukken blijkt naar het oordeel van de raad genoegzaam dat de brief van 12 november 2010 van verweerder aan mr. C., aanleiding heeft gegeven voor onduidelijkheid. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat hij bewust niet de intrekking door hem van de procedure aan mr. C. heeft bevestigd maar enkel is ingegaan op de vraag of mr. C. zich voor haar cliënte wel of niet zou moeten stellen. Mr. C. is er op basis van de laatste volzin in die faxbrief van uit gegaan dat de procedure zou worden ingetrokken. Door toedoen van verweerder is zij op het verkeerde been gezet en zij heeft zich niet gesteld voor haar cliënte in de procedure. Het handelen van verweerder ter zake acht de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.3    Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken kan de raad niet vaststellen of klaagster wel of niet aan de verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst heeft voldaan. Dat geldt ook ten aanzien van het verstekvonnis. Partijen verschillen daarover van mening en het is niet aan de raad om te beoordelen of partijen verplichtingen zijn nagekomen. Voor de beoordeling van de klacht kan dat echter in het midden blijven. Klaagster klaagt er naar het oordeel van de raad namelijk terecht over dat verweerder daarover voortdurend onduidelijkheid heeft laten bestaan. Het had op de weg van verweerder gelegen om klaagster zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over de vraag welke informatie hij nog wilde hebben. Dat heeft hij eerst na het bemiddelingsgesprek bij de deken op 25 oktober 2011 gedaan (en wel bij brief van 9 november 2011). Ook in zoverre is de raad van oordeel dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. In dit verband is van belang te vermelden dat verweerder expliciet heeft toegezegd het verstekvonnis niet te zullen executeren.

5.4    De raad acht de klacht gegrond.

6    MAATREGEL

    Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding en mede in aanmerking nemend het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7    BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken op met een proeftijd van twee jaar.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mr. W.J. Hengeveld, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. G.J. Schipper en mr. C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2013.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 29 januari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl