ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4094 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4146/13.53

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4094
Datum uitspraak: 26-03-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R. 4146/13.53
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Handelen van een deken, lid R.v.T, R.v.D, Hof
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De deken kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt dat hij niet heeft voldaan aan het verzoek van klager om de door hem tegen mr. D. ingediende klacht direct door te zenden naar de Raad van Discipline. Klacht kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 12 maart 2013, door de Raad ontvangen op 14  maart 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht onderzocht die klager en zijn echtgenote op 14 augustus 2002 hebben ingediend tegen mr. D. bij verweerder.

1.2    Na ontvangst van het verweer van mr. D. heeft er op 1 oktober 2012 een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden in aanwezigheid van klager, mr. D. en verweerder.

1.3    Bij brief van 4 oktober 2012 heeft klager verweerder verzocht de klacht tegen mr. D. ter kennis te brengen van de Raad van Discipline.

1.4    Bij brief van 5 oktober 2012 heeft verweerder klager bericht dat hij de klacht ter kennis zal brengen van de Raad van Discipline, zodra verweerder zijn onderzoek naar de klacht heeft voltooid en zijn visie op de klacht heeft gegeven.

1.5    Bij brief van 11 oktober 2012 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Klager verwijt verweerder in het bijzonder dat hij heeft geweigerd om de klacht van klager tegen mr. D. direct ter kennisname van de Raad van Discipline te brengen, terwijl sprake was van overtreding van de gedragsregels door mr. D.

3.    BEOORDELING

3.1    De voorzitter is van oordeel dat de klacht ongegrond is, omdat klager miskent dat de deken een klacht pas ter verdere behandeling kan doorzenden naar de Raad van Discipline nadat hij het in artikel 46c, tweede lid, van de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek heeft afgerond. Dit volgt uit artikel 46e, tweede lid, Advocatenwet. Ook als klager de deken verzoekt om de klacht onmiddellijk ter kennis te brengen van de Raad van Discipline, geldt de onderzoeksplicht van de deken onverminderd. Ook indien aannemelijk is dat de deken geen minnelijke oplossing zal kunnen bereiken dan wel sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de beklaagde advocaat, ontslaat dit hem niet van zijn wettelijke onderzoeksplicht. De deken kan er dan ook, gemeten naar voornoemde maatstaf, geen tuchtrechtelijk verwijt van worden gemaakt dat hij niet heeft voldaan aan het verzoek van klager om de door hem tegen mr. D. ingediende klacht direct door te zenden naar de Raad van Discipline.

3.2    De omstandigheid dat verweerder klagers klacht – ondanks de toezegging in zijn brief van 5 oktober 2012 – na het geven van zijn visie op 27 december 2012 nog niet heeft doorgezonden aan de Raad van Discipline, is evenmin klachtwaardig. Uit de brief van verweerder aan klager van 29 oktober 2012 blijkt dat klager een gedeelte van zijn klacht tegen mr. D. heeft ingetrokken. Gelet hierop is het niet onbegrijpelijk dat verweerder van klager opnieuw de bevestiging wenste te ontvangen dat klager de (resterende) klacht doorgezonden wilde zien naar de Raad van Discipline.

3.3    Ten slotte staat het verweerder vrij zijn visie op het handelen van de beklaagde advocaat te geven. Deze visie leidt bij een ander oordeel van de Raad van Discipline niet tot een tuchtrechtelijk verwijt aan de zijde van verweerder.

3.3    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 26 maart 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 27 maart 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.