ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4082 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4013/12.147

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4082
Datum uitspraak: 18-02-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R. 4013/12.147
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft na de verzettermijn zijn verzetschrift ingediend. De verzettermijn eindigde op 3 oktober 2012, terwijl het verzetschrift op 30 oktober 2012 bij de Raad binnengekomen is. Klager stelt dat hij pas op 16 oktober 2012 kennisgenomen heeft van de beslissing van de voorzitter en dat hij aanneemt dat dit komt vanwege het feit dat de postbesteller het afhaalbericht in de brievenbus van zijn oude huisadres en niet van zijn nieuwe huisadres heeft gedaan. Vaststaat dat klager zijn verhuizing niet aan de Raad heeft doorgegeven. Deze omstandigheid alsmede het feit dat de voorzittersbeslissing klager wellicht daardoor niet binnen de verzettermijn heeft bereikt, zijn voor risico van klager. Het verzet wordt niet ontvankelijk verklaard.

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 20 augustus 2012 met kenmerk K167 2011/2012 ew/kme, door de raad ontvangen op 20 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 18 september 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 19 september 2012 aan partijen is verzonden.

1.3    Bij brief van 26 oktober 2012 door de raad ontvangen op 30 oktober 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 december 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van:

    - de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

      de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

    - het verzetschrift van klager d.d. 26 oktober 2012;

    - een brief van 5 november 2012 van verweerder;

    - een brief van 26 november 2012 van klager.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Verweerder is voor klager opgetreden in een civielrechtelijke procedure tegen de voormalige echtgenote van klager. Verweerder heeft namens klager een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank ’s-Gravenhage strekkende tot nihilstelling partneralimentatie.

2.2    Bij beschikking van 22 februari 2011 van de Rechtbank ’s-Gravenhage is beslist dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure.

2.3    Klager heeft een klacht ingediend bij de Geschillencommissie Advocatuur, hierna “de Geschillencommissie”. Het geschil betrof de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat ter zake van een familierechtelijk geschil en de door de klager gevorderde schadevergoeding.

2.4    Bij brief van 15 april 2011 heeft klager verweerder in gebreke gesteld wegens wanprestatie.

2.5    Bij brief van 19 april 2011 heeft verweerder op de ingebrekestelling van klager gereageerd en deze van de hand gewezen.

2.6    Bij e-mailbericht van 21 april 2011 heeft verweerder klager een voorstel gedaan, inhoudende dat hij bereid is met klagers nieuwe advocaat over de kwestie te spreken. Verweerder heeft daarbij voorgesteld dat als verweerder gelijk krijgt klager zijn rekening betaalt, vermeerderd met € 500,00 en als klager gelijk krijgt verweerder de declaraties met een bedrag van € 1.000,00 zal crediteren.

2.7    Op 21 oktober 2011 heeft de Geschillencommissie de klacht van klager inzake het gebrek aan, althans gebrekkige, communicatie gegrond verklaard. De Geschillencommissie heeft de declaratie van verweerder gematigd met bedrag van € 500,00 in verband met de onvoldoende communicatie door verweerder. De commissie heeft klager daarmee voldoende geacht te zijn gecompenseerd en is mitsdien niet overgegaan tot het vaststellen van een in redelijkheid en billijkheid te bepalen schadevergoeding, zoals door klager was verzocht. De commissie heeft daarbij overwogen dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door het handelen of nalaten van verweerder schade heeft geleden.

2.8    Bij e-mail bericht van 21 maart 2012 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2.9    In augustus 2012 is klager verhuisd en heeft klager TNT-post verzocht om gedurende zes maanden zijn post door te sturen naar zijn nieuwe adres. Klager heeft de raad niet over zijn verhuizing geïnformeerd.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:

a.    klager een voorstel betreffende betalingen heeft gedaan, zoals verwoord in zijn e-mail bericht van 21 april 2011;

b.    klager een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven betreffende een mogelijke veroordeling van de wederpartij in de kosten van de procedure;

c.    de vertrouwelijkheid van andere cliënten heeft geschonden door klager e-mail berichten te sturen met vertrouwelijke informatie betreffende deze cliënten;

d.    klager zonder enige onderbouwing of bewijs heeft beschuldigd van oplichterij;

e.    geen gevolg geeft aan een bindende uitspraak van de Geschillencommissie;

f.    het bindend advies van de Geschillencommissie niet erkent;

g.    weigert een creditfactuur te betalen.

4    BEOORDELING

4.1    Op grond van artikel 46a lid 1 Advocatenwet kan een klager binnen 14 dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk verzet doen bij de raad. Nu vast staat dat de verzending van het afschrift geschied is op 19 september 2012, eindigt de verzet termijn op 3 oktober 2012 om 24:00 uur. Vaste jurisprudentie is dat het risico van een niet prompte postbestelling, en daarmee ook het (te) laat of niet afhalen van een aangetekende brief, voor rekening blijft van een klager, behoudens bijzondere omstandigheden die overschrijding van de verzettermijn kunnen rechtvaardigen.

4.2    Uit het dossier blijkt dat de voorzittersbeslissing bij brief van 19 september 2012 aangetekend met bericht van ontvangst aan het de raad bekende woonadres van klager is gezonden. Klager heeft toen evenwel geen kennisgenomen van de brief, naar klager aanneemt vanwege het feit de postbesteller het afhaalbericht  in de brievenbus van zijn oude huisadres en niet van zijn nieuwe huisadres heeft gedaan. Pas op 16 oktober 2012 heeft hij kennis genomen van de beslissing.

4.3    Vaststaat dat klager zijn verhuizing niet aan de raad heeft doorgegeven. Deze omstandigheid alsmede het feit dat de voorzittersbeslissing klager wellicht daardoor niet binnen de verzettermijn heeft bereikt, zijn voor risico van klager. Dat klager zijn verhuizing wel had doorgegeven aan TNT-post en ervoor had zorg gedragen dat zijn post nog zes maanden zou worden doorgestuurd, doet daaraan niet af. Zelfs indien dat anders zou zijn, dan is het verzet nog te laat, omdat het verzet niet alsnog direct na ontvangst van de voorzittersbeslissing op 16 oktober 2012 is ingediend.

4.4    Aangezien vaststaat dat het verzetschrift van klager na de verzettermijn, namelijk pas op 30 oktober 2012, bij de raad is binnengekomen, dient klager niet- ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzet.

5    BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 februari 2013.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 19 februari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.