ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4080 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3802/11.204

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4080
Datum uitspraak: 18-03-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R. 3802/11.204
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager beklaagt zich over de wijze waarop verweerder klagers belangen behartigd heeft in een strafzaak. Klager beklaagt zich over het feit dat een zogenoemde "vrijbrief” niet door verweerder aan hem is geretourneerd. Nu niet is komen vast te staan dat verweerder deze brief in zijn bezit heeft gehad, wordt het klachtonderdeel ongegrond verklaard. Het niet dadelijk toesturen van een dichtbundel van klager, acht de Raad niet  tuchtrechtelijk verwijtbaar. De Raad neemt hierbij in aanmerking de periode die tussen het verzoek en de verzending heeft gezeten en de reden van de latere verzending, zoals door verweerder aangevoerd. Klager klaagt over het feit dat verweerder hem niet op de hoogte heeft gesteld van het uitstellen van een zitting van 4 oktober 2010, alsmede dat het meervoudig behandelen van zijn zaak aan verweerder te wijten is. Uit de correspondentie die in het klachtdossier aanwezig is, blijkt dat klager op de hoogte was van de door verweerder verzochte aanhouding en de uiteindelijke honorering van het verzoek. De Raad heeft niet kunnen vaststellen dat het aan verweerder te wijten is dat de strafzaak van klager behandeld is door de meervoudige kamer. Bovendien heeft verweerder onweersproken gesteld dat de politierechter diens zaak niet meer kon behandelen, omdat de Officier van Justitie een onderzoek van zowel een psycholoog als ook een psychiater verzocht heeft. De klacht wordt ongegrond verklaard. Klager heeft nog een verzoek gedaan om schadevergoeding. Nog daargelaten de ongegrondheid van de klacht, oordeelt de Raad dat het niet tot de taak van de tuchtrechter behoort om te oordelen over een dergelijk verzoek.

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 19 september 2011 met kenmerk R 10/11/104 cij, door de raad ontvangen op 20 september 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 januari 2013 in aanwezigheid van verweerder. Klager is met bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    Bij brief van 31 januari 2013 heeft de griffier van de raad het proces-verbaal aan klager toegestuurd met de mededeling dat klager binnen één week na dagtekening van de brief, indien gewenst, zijn reactie kan geven op het proces-verbaal. Van klager is niet vernomen.

1.4    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Verweerder heeft klager gedurende een aantal jaren in diverse strafzaken bijgestaan.

2.2    De periode 27 juli 2010 tot 12 augustus 2010 heeft klager in voorlopige hechtenis doorgebracht in verband met de verdenking van belaging van X.

2.3    Bij brief van 13 augustus 2010 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“(…)

begreep ik dat u tijdens mijn vakantie op 27 juli jl. opnieuw bent aangehouden voor belaging van mevrouw X., waarvoor u al eerder in verzekering was gesteld en in welke zaak u eigenlijk op 10 augustus jl. moest voorkomen.

Die zaak zou vanwege mijn vakantie al aangehouden worden.

In de nieuwe zaak bent u echter wel voorgeleid en in bewaring gesteld voor 14 dagen.   

Als ik het goed begrepen heb dan is er echter geen verlenging van uw voorarrest meer gevraagd middels een vordering gevangenhouding.

U bent dan vermoedelijk vandaag weer vrijgekomen!

Voor beide zaken moet u nu voor de politierechter verschijnen op 4 oktober a.s. U heeft een (nieuwe) dagvaarding gekregen ter zake.

Neem zo spoedig mogelijk contact op om een en ander te bespreken!

(…).”

2.4    Bij brief van 2 september 2010 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“(…)

De officier van justitie wil dus niet de dagvaarding intrekken, of de zaak aanhouden.

Het parket meldt dat ik dit verzoek bij de rechter moet doen. Bij deze!

Als ik dus op 4 oktober a.s. bij de rechter-commissaris zit moet jij wel aanwezig zijn en de politierechter om aanhouding vragen met de mededeling dat jij alleen mijn bijstand ter zitting wil en geen vervanger. De zaak mag dus niet behandeld worden!   

Bel mij zo nodig voor nadere toelichting.   

(…).”

2.5    Bij brief van 9 september 2010 heeft verweerder klager meegedeeld dat de rechter de zaak van 4 oktober 2010 op verweerders verzoek heeft aangehouden en dat klager op 4 oktober 2010 dus niet naar de rechtbank hoeft te gaan.

2.6    Bij brief van 30 september 2010 heeft verweerder klager onder meer afschriften van het meest recente verhoor toegezonden en hem onder meer geschreven:

“(…)

Als er na 4 oktober a.s. weer een nieuwe zitting bekend wordt gaan wij een en ander zo spoedig mogelijk bespreken.       

(…)”.

2.7    Bij brief van 11 november 2010 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“(…)

Van het parket ontving ik nadere oproepingen over uw aangehouden zaak en de vordering tenuitvoerlegging van een oudere zaak.

Hierbij herinner ik u eraan dat uw zaak dus inderdaad weer dient en nu inhoudelijk behandeld wordt op donderdag 9 december 2010 om 09.00 uur.

(…).”

2.8    Bij brief van 2 december 2010 heeft verweerder klager het hele dossier in alle zaken toegestuurd en klager onder meer geschreven:

“(…)

Minder goed nieuws ontving ik gelijk na deze zending van het parket. De nieuwe zaak kan niet meer (tijdig) bij de oude zaken worden gevoegd. De officier van justitie vindt het blijkbaar nu ook te ernstig worden. Daarom wordt de oproeping voor de zitting van 9 december ingetrokken!

(…)

Ik had de officier van justitie juist gevraagd om alles te voegen en alle zaken wel af te doen bij de politierechter op 9 december a.s. Nu heb ik hem naar zijn bedoelingen gevraagd met deze aanpak. Wil hij de zaak bij de meervoudige kamer aanbrengen en eventueel ISD gaan vorderen na een rapportage? Dat moeten wij afwachten.   

(…).”

2.9    Bij tweede brief van 2 december 2010 heeft verweerder klager een afschrift van zijn dossier gestuurd.

2.10    Bij brief van 7 december 2010 heeft verweerder klager onder meer geschreven dat hij vermoedt dat de officier van justitie de zaken wil plannen voor een meervoudige kamer op 8 maart 2011 en klager tot die datum vast wil houden.

2.11    Bij brief van 28 december 2010 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“(…)

tot tweemaal toe heb ik uw dossier gekopieerd en aan u opgestuurd. Eerst aan uw huisadres en later, op 2 december jl. aan de inrichting.

(…)

Wat de e-mails betreft twijfel ik. Daarom deze nogmaals bijgevoegd.

(…)”.

2.12    Bij brief van 30 december 2010 heeft verweerder klager meegedeeld dat de officier van justitie gevraagd heeft om een rapportage uit te laten brengen door een psycholoog en een psychiater.

2.13    Bij brief van 18 januari 2011 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“(…)

Vandaag ontving ik uw brieven.   

Het voert te ver om op al uw verzoeken en opmerkingen in te gaan.

(…)

Het spijt mij, maar als advocaat heb ik bij uw belangenbehartiging ook een eigen, professionele verantwoordelijkheid waarbij ik steeds moet afwegen welke stappen wel of niet in uw belang zijn.   

(…)

Bent u het daar (uiteindelijk) niet mee een, of wenst u in dit stadium de klacht niet in te trekken, dan moet ik mij terugtrekken en de zaak overdragen aan een andere advocaat. Gaarne verneem ik van u.   

(…)”.

2.14    Bij brief van 24 januari 2011 heeft klager verweerder onder meer geschreven:

“(…)

NOGMAALS:

Ik dank U voor alles tot zover.   

(…)

Voorts bent U in onderhavige zaak/dossier advocaat-af, ondanks welke goede bedoelingen v/ U of v/ wie dan ook.   

(…)

Desalniettemin verzoek ik U om mij die dichtbundel [titel] retour te doen svp

Ik dank U voor alles [verweerder].    

(…).”

2.15    Bij brief van 26 januari 2011 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“(…)

Hedenochtend had ik contact met het gerechtshof.

Het gerechtshof had een uitgebreide brief van u gehad, waarin u onder meer meedeelde dat ik u advocaat niet meer zou zijn!

(…)

Tot het moment waarop ik het dossier heb overgedragen aan een andere advocaat blijf ik formeel uw advocaat.

De gerechtelijke instanties zien dit ook zo en sturen mij alle stukken.

(…)

U begrijpt dat ik thans geen enkele actie in uw zaak meer kan ondernemen, totdat ik van u de opdracht heb ontvangen om het dossier aan een andere advocaat over te dragen.   

Als u zelf niet (meteen) een andere advocaat heeft of weet te vinden ben ik bereid u enkele, goede strafrechtcollega’s van mij aan te bevelen en te benaderen.

(…)”.

2.16    Bij brief van 27 januari 2011 heeft verweerder klager de ontvangst van zijn brieven van 23 en 24 januari 2011 bevestigd en klager verzocht de naam door te geven van de overnemende advocaat of verweerder te verzoeken een advocaat te zoeken.

2.17    Bij brief van 7 februari 2011 heeft verweerder klager onder meer geschreven dat hij de dichtbundel teruggevonden heeft.

2.18    Bij brief van 8 februari 2011 heeft verweerder klager meegedeeld dat hij wacht op klagers reactie op zijn aanbod om een (waarnemend) advocaat te zoeken, alsmede dat hij het niet veilig vindt om de dichtbundel naar het huis van bewaring te sturen.

2.19    Bij brief van 9 februari 2011 heeft verweerder klager een door verweerder ontvangen dossier toegestuurd.

2.20    Bij brief van 17 februari 2011 heeft verweerder klager meegedeeld dat hij een dagvaarding ontvangen heeft in klagers zaak, waaruit blijkt dat klager op 8 maart 2011 voor de meervoudige kamer moet verschijnen. Tevens heeft verweerder klager verzocht om contact met hem op te nemen omdat zich nog geen nieuwe advocaat gemeld heeft en de tijd tot de behandeling ter zitting krap wordt.

2.21    Kort voor de behandeling van 8 maart 2011 is het dossier van klager overgenomen door mr. E.

2.22    Op 8 maart 2011 is de zaak van klager behandeld bij de meervoudige kamer van de rechtbank.

2.23    Bij brief van 7 juni 2011 heeft verweerder klager, na zijn aandringen, zijn dichtbundel aangetekend met bericht van ontvangst aan de directeur van de instelling toegestuurd.

2.24    Bij brieven van 4 februari 2011 en 16 februari 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij

a.    klager niet alle stukken uit het dossier (retour) gezonden heeft en daarmee     de zaak van klager heeft vertraagd;

b.    klager niet al zijn persoonlijke spullen heeft teruggegeven, meer in het bijzonder de dichtbundel van klager en een zogenaamde “vrijbrief”;

c.    nalatig, onzorgvuldig en partijdig is geweest ten opzichte van klager en klager onheus heeft behandeld. Klager verwijst daarbij naar het hem onbekend zijn van het uitstellen van de zitting van 4 oktober 2010. Tevens is het aan verweerder te wijten dat de zaken van klager uiteindelijk meervoudig behandeld zijn.   

3.3    Klager verzoekt verweerder voorts te veroordelen om schadevergoeding aan klager te betalen.   

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft klager een aantal malen het volledige dossier toegestuurd. Het dossier is zowel naar de penitentiaire instelling als het huisadres van klager gestuurd. Verweerder heeft klager, als hij nieuwe stukken in klagers dossier ontving, deze stukken toegestuurd.

4.2    Verweerder is niet in het bezit van een zogenoemde “vrijbrief”. Verweerder heeft de dichtbundel van klager aan hem opgestuurd. Tussen het verzoek van klager en de daadwerkelijke toezending is een aantal maanden gelegen omdat verweerder vreesde dat de dichtbundel in het ongerede zou geraken als hij deze naar het huis van bewaring toe zou sturen. Uiteindelijk heeft verweerder de dichtbundel per aangetekende post en met bericht van ontvangst verzonden.

4.3    Verweerder heeft klager jaren bijgestaan. Hij heeft dit op een correcte wijze gedaan. Hem valt geen verwijt te maken. Verweerder heeft klager herhaalde malen bezocht en hem bijstand verleend bij raadkamerzittingen en voorgeleidingen. Verweerder heeft klager geïnformeerd over het niet doorgaan van de zitting van 4 oktober 2010. Verweerder had hier zelf om gevraagd omdat klager het van belang vond dat verweerder klager zelf bij kon staan ter zitting. Verweerder heeft hierover correspondentie overgelegd.

4.4    Verweerder betwist dat klager schade geleden heeft. Als klager schade geleden heeft, is dat aan klager zelf te wijten. Verweerder betwist verder dat hij, als er schade zou zijn, hiervoor aansprakelijk is.

5    BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1    Uit de door klager in het dekenonderzoek gestuurde brieven volgt dat klager voor indiening van de klacht al stukken uit zijn dossier ontvangen had. Klager stelt niet alle stukken retour te hebben ontvangen. Gelet op de betwisting van verweerder en de inhoud van de brieven van verweerder aan klager van onder meer 30 september 2010, 11 november 2010, 2 december 2010 en 28 december 2010, 9 en 17 februari 2011, heeft klager zijn klacht onvoldoende onderbouwd. De raad houdt het er voor dat verweerder klager zowel lopende de rechtsbijstand alsook na het beëindigen van zijn rechtsbijstand de dossierstukken heeft toegestuurd.

5.2    Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.3    Niet is komen vast te staan dat verweerder de door klager genoemde “vrijbrief” in zijn bezit heeft gehad.

5.4    Vaststaat dat verweerder klager diens dichtbundel toegestuurd heeft. Het feit dat tussen het verzoek om toezending en de daadwerkelijke toezending enkele maanden heeft gezeten acht de raad, mede gelet op de daarvoor door verweerder aangevoerde reden, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.5    Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.6    Uit de door verweerder overgelegde correspondentie van hem aan klager van 2, 9 en 30 september 2010 blijkt dat klager op de hoogte was van de door verweerder verzochte aanhouding en de uiteindelijke honorering van het verzoek van verweerder. Gelet op deze correspondentie valt niet in te zien waarom klager, indien hij zoals hij stelt niet door verweerder geconsulteerd is over het verzoek om aanhouding, daarover niet eerder bij verweerder heeft geklaagd.

5.7    Aan de hand van het dossier en het verhandelde ter zitting heeft de raad niet kunnen vaststellen dat het aan verweerder te wijten is dat de strafzaak van klager behandeld is door de meervoudige kamer. Verweerder heeft bovendien onweersproken gesteld dat de politierechter de zaak van klager niet meer kon behandelen omdat de officier van justitie een onderzoek van zowel een psycholoog alsook een psychiater verzocht had.

5.8    Ook overigens is de raad niet gebleken dat verweerder in de zaak van klager nalatig is geweest of onzorgvuldig en/of partijdig heeft gehandeld.

5.9    Het klachtonderdeel is ongegrond.   

Verzoek om schadevergoeding

5.10    Het behoort niet tot de taak van de tuchtrechter om te oordelen over een verzoek tot schadevergoeding. Het beoordelen van een dergelijk verzoek is voorbehouden aan de civiele rechter.

6    BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, H.E. Meerman, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 maart 2013.

griffier                                voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 19 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl