ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4076 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3987/12.121

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4076
Datum uitspraak: 18-03-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R. 3987/12.121
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder dat hij in een uitgebrachte kort geding dagvaarding inhoudelijk mededelingen heeft gedaan over schikkingsonderhandelingen, alsmede dat hij zonder voorafgaand overleg confraternele correspondentie in het geding heeft gebracht. Correspondentie van de ene advocaat aan de andere advocaat mag, ongeacht de inhoud ervan, niet in een procedure worden overgelegd, en evenmin mag daarop in rechte een beroep worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert en dan nog slechts na voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij en, zo nodig, na advies gevraagd te hebben aan de Deken. Vaststaat dat verweerder confraternele correspondentie in het geding heeft gebracht zonder daaraan voorafgaand klager om toestemming te vragen. Of het belang van de cliënt van verweerder overlegging van confraternele correspondentie bepaaldelijk zou vorderen, kan buiten beschouwing blijven. Het klachtonderdeel is gegrond. Het is een advocaat niet toegestaan om in een procedure, in de processtukken noch ten tijde van een mondelinge behandeling, mededelingen te doen over tussen de advocaat gevoerde schikkingsonderhandelingen. Verweerder heeft erkend dat er in de uitgebrachte kort geding dagvaarding melding is gemaakt van schikkingsonderhandelingen. Het klachtonderdeel is gegrond. Voor de gegrond bevonden klachtonderdelen legt de Raad verweerder geen maatregel op aangezien verweerder onder verantwoordelijkheid van zijn kantoorgenoot werkzaamheden heeft verricht, terwijl hij op dat moment nog stagiaire was. Verweerder heeft inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelen en zijn excuses aangeboden.

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 8 juni 2012 met kenmerk R11/12/68 cij, door de raad ontvangen op 11 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 januari 2013 in aanwezigheid van verweerder en zijn kantoorgenoot mr. S. Klager is met bericht van verhindering afwezig. Tegelijkertijd is de klacht van klager tegen mr. S. behandeld. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Klager heeft een huurder, W. BV, bijgestaan in een geschil ter zake de verhuur van bedrijfsruimte. Formeel heeft verweerders kantoorgenoot, mr. S. de belangen van de verhuurder behartigd. Verweerder is stagiaire op het kantoor van mr. S. en heeft voor mr. S. de uitgebrachte dagvaarding opgesteld.

2.2    Klager en mr. S. hebben met elkaar over het geschil gecorrespondeerd.

2.3    Bij faxbrief van 28 oktober 2011 heeft klager mr. S. gereageerd op een brief van mr. S. van 25 oktober 2011 en zijn verhinderdata doorgegeven in verband met een door mr. S. aangekondigd kort geding.

2.4    Bij e-mailbericht van 11 november 2011 heeft klager mr. S. meegedeeld dat zijn cliënte niet bereid is het tegenvoorstel te accepteren.

2.5    Op 22 november 2011 is er een kort gedingdagvaarding uitgebracht aan de cliënte van klager.

2.6    Bij deze kort gedingdagvaarding zijn als producties onder meer overgelegd het faxbericht van 28 oktober 2011 van klager aan mr. S. en het e-mailbericht van 11 november 2011 van klager aan mr. S.

2.7    In de kort gedingdagvaarding is onder punt 7 onder meer opgenomen:

"De advocaat van [de verhuurder] heeft vervolgens op 8 november 2011 (telefonisch) voorgesteld om de opvang van een groep (met de kinderen van personeelsleden die op de locatie willen blijven) op de huidige locatie te houden tot [de verhuurder] een nieuwe exploitant zou vinden."

2.8    Bij e-mailbericht van 24 november 2011 heeft klager een laatste schikkingsvoorstel gedaan. Dit voorstel is niet geaccepteerd.

2.9    Het kort geding is op 15 december 2011 behandeld. Bij de behandeling waren klager, verweerder en diens kantoorgenoot mr. S. aanwezig.

2.10    Bij vonnis in kort geding van 22 december 2011 zijn de vorderingen van de cliënte van mr. S. afgewezen en is deze veroordeeld in de kosten van de procedure.

2.11    Bij brief van 19 december 2011 heeft klager een klacht ingediend bij de deken over mr. S.

2.12    Bij brief van 31 januari 2012 heeft klager zijn klacht uitgebreid naar verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij

a.    onder punt 7 van de uitgebrachte kort gedingdagvaarding inhoudelijke mededelingen heeft gedaan over schikkingsvoorstellen die de kantoorgenoot van verweerder namens zijn cliënte heeft gedaan;

b.    zonder voorafgaand overleg confraternele correspondentie in het geding heeft gebracht, terwijl deze correspondentie niet noodzakelijk was voor de onderbouwing van de stellingen van zijn cliënte en dat daarvoor aan klager geen toestemming is gevraagd.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich bij het opstellen van de dagvaarding voor zijn kantoorgenoot mr. S. niet gerealiseerd dat er bezwaar bestond tegen het overleggen van of het citeren uit confraternele correspondentie en evenmin dat het niet is toegestaan om tussen advocaten gepleegde schikkingsonderhandelingen in een procedure naar voren te brengen.

4.2    Klager heeft niet eerder dan na de behandeling van het kort geding bezwaar gemaakt tegen de inhoud van de uitgebrachte dagvaarding en de daarbij behorende producties.

4.3    Verweerder wijst erop dat het voor de substantiëringsplicht nodig was om in de dagvaarding melding te maken van de confraternele correspondentie en de schikkingsonderhandelingen.

4.4    Verweerder betwist dat in de brief van 28 oktober 2011 die overgelegd is, iets over schikkingsonderhandelingen te lezen valt.

4.5    Verweerder heeft geleerd van de gang van zaken en, conform het advies van de deken, zijn excuses aangeboden aan klager. Verweerder begrijpt niet dat klager desondanks, mede gelet op het deken advies/oordeel, de klacht doorzet.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a.

5.1    Correspondentie van de ene advocaat aan de andere advocaat mag, ongeacht de inhoud daarvan, niet in een procedure worden overgelegd, en evenmin mag daarop in rechte een beroep op worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, en dan nog slechts na voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij en, zo nodig, na advies gevraagd te hebben aan de deken.

5.2    Ook indien het belang van de cliënt van verweerder overlegging van confraternele correspondentie bepaaldelijk zou vorderen, hetgeen de raad niet is gebleken, laat dit onverlet dat de andere advocaat om toestemming voor het overleggen van confraternele correspondentie dient te worden gevraagd. Vaststaat dat verweerder confraternele correspondentie in het geding heeft gebracht zonder daaraan voorafgaand klager om toestemming te vragen.

5.3    Het klachtonderdeel is gegrond.

Ad klachtonderdeel b.

5.4    Het is een advocaat niet toegestaan om in een procedure, in de processtukken noch ten tijde van de mondelinge behandeling, mededelingen te doen over tussen de advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen. Advocaten moeten immers de mogelijkheid hebben om een schikking te beproeven zonder dat zij bevreesd hoeven te zijn dat hetgeen daarbij is gedaan, gezegd of geschreven, later in de procedure wordt tegengeworpen.

5.5    Verweerder heeft erkend dat er in de uitgebrachte kort gedingdagvaarding melding is gemaakt van schikkingsonderhandelingen.

5.6    Het klachtonderdeel is gegrond.

5.7    Ten overvloede merkt de raad op dat ook als klager verweerder eerder (dat wil zeggen voor de zitting) op de hoogte had gesteld van de overtreding van de gedragregels, dit niet afdoet aan het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder. Weliswaar zou verweerder dan de producties hebben kunnen terugnemen of de tekst van de dagvaarding hebben kunnen wijzigen, maar dat doet niet af aan de door verweerder gemaakte fout.

6    MAATREGEL

6.1    De raad zal, hoewel de klachtonderdelen gegrond verklaard zijn, in dit geval volstaan met het gegrond verklaren zonder oplegging van een maatregel.

6.2    Verweerder heeft de werkzaamheden verricht onder verantwoordelijkheid van zijn kantoorgenoot mr. S. Verweerder was op dat moment advocaat-stagiaire en diende door zijn patroon of mr. S., als verantwoordelijk advocaat voor het dossier, begeleid te worden in de uitoefening van zijn praktijk. Het had op de weg van mr. S. gelegen om verweerder op de hoogte te brengen van het niet over mogen leggen van en het niet mogen citeren uit confraternele correspondentie, alsmede van het verbod om mededeling te doen van tussen de advocaten gepleegde schikkingsonderhandelingen. Dat mr. S. dit heeft nagelaten, valt niet verweerder niet aan te rekenen.

6.3    Verweerder heeft, nadat hem uit het dekenoordeel gebleken was dat hij niet gehandeld heeft zoals een behoorlijk advocaat betaamt, inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelen en zijn excuses aangeboden.

7    BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond zonder oplegging van een maatregel.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan,

E.J. van der Wilk, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 maart 2013.

griffier        voorzitter                          

Deze beslissing is in afschrift op 19 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl