ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4075 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3987/12.121 (II)

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4075
Datum uitspraak: 18-03-2013
Datum publicatie: 19-03-2013
Zaaknummer(s): R. 3987/12.121 (II)
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder dat hij in een uitgebrachte kort geding dagvaarding inhoudelijk mededelingen heeft gedaan over schikkingsonderhandelingen, alsmede dat hij zonder voorafgaand overleg confraternele correspondentie in het geding heeft gebracht, alsook dat hij tijdens de behandeling in kort geding mededelingen heeft gedaan uit confraternele correspondentie en gevoerde schikkingsonderhandelingen. Correspondentie van de ene advocaat aan de andere advocaat mag, ongeacht de inhoud ervan, niet in een procedure worden overgelegd, en evenmin mag daarop in rechte een beroep worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert en dan nog slechts na voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij en, zo nodig, na advies gevraagd te hebben aan de Deken. Vaststaat dat verweerder confraternele correspondentie in het geding heeft gebracht zonder daaraan voorafgaand klager om toestemming te vragen. Of het belang van de cliënt van verweerder overlegging van confraternele correspondentie bepaaldelijk zou vorderen, kan buiten beschouwing blijven. Het klachtonderdeel is gegrond. Het is een advocaat niet toegestaan om in een procedure, in de processtukken noch ten tijde van een mondelinge behandeling, mededelingen te doen over tussen de advocaat gevoerde schikkingsonderhandelingen. Verweerder heeft erkend dat er in de uitgebrachte kort geding dagvaarding melding is gemaakt van schikkingsonderhandelingen. Niet van belang bij de beoordeling van de klacht acht de Raad het verweer van klager dat verweerder klager niet eerder opmerkzaam heeft gemaakt van de overtreding van de gedragsregels, zodat verweerder het één en ander had kunnen herstellen. Dit doet niet af aan het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder. Het klachtonderdeel is gegrond. Dat verweerder tijdens de behandeling in kort geding mededelingen heeft gedaan over schikkingsonderhandelingen en geciteerd heeft uit confraternele correspondentie, is niet komen vast te staan. Dit klachtonderdeel is ongegrond. Voor de gegrond bevonden klachtonderdelen legt de Raad verweerder de maatregel van enkele waarschuwing.

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 8 juni 2012 met kenmerk R11/12/68 cij, door de raad ontvangen op 11 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 januari 2013 in aanwezigheid van verweerder en zijn kantoorgenoot mr. R. Klager is met bericht van verhindering afwezig. Tegelijkertijd is de klacht van klager tegen mr. R. behandeld. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Klager heeft een huurder, W. B.V., bijgestaan in een geschil ter zake de verhuur van bedrijfsruimte. Verweerder heeft formeel de belangen van de verhuurder behartigd. Mr. R., een stagiaire op het kantoor van verweerder, heeft voor verweerder de uitgebrachte dagvaarding opgesteld.

2.2    Klager en verweerder hebben met elkaar over het geschil gecorrespondeerd.

2.3    Bij faxbrief van 28 oktober 2011 heeft klager verweerder een reactie gegeven op diens brief van 25 oktober 2011 en zijn verhinderdata doorgegeven in verband met een door verweerder aangekondigd kort geding.

2.4    Bij e-mailbericht van 11 november 2011 heeft klager verweerder meegedeeld dat zijn cliënte niet bereid is het tegenvoorstel te accepteren.

2.5    Op 22 november 2011 is er een kort gedingdagvaarding uitgebracht aan de cliënte van klager.

2.6    Bij deze kort gedingdagvaarding zijn als producties onder meer  overgelegd het faxbericht van 28 oktober 2011 van klager aan verweerder en het e-mailbericht van 11 november 2011 van klager aan verweerder.

2.7    In de kort gedingdagvaarding is onder punt 7 onder meer opgenomen:

"De advocaat van [de verhuurder] heeft vervolgens op 8 november 2011 (telefonisch) voorgesteld om de opvang van een groep (met de kinderen van personeelsleden die op de locatie willen blijven) op de huidige locatie te houden tot [de verhuurder] een nieuwe exploitant zou vinden."

2.8    Bij e-mailbericht van 24 november 2011 heeft klager een laatste schikkingsvoorstel gedaan. Dit voorstel is niet geaccepteerd.

2.9    Het kort geding is op 15 december 2011 behandeld. Bij de behandeling waren klager, verweerder en diens kantoorgenoot mr. R. aanwezig.

2.10    Bij vonnis in kort geding van 22 december 2011 zijn de vorderingen van de cliënte van verweerder afgewezen en is deze veroordeeld in de kosten van de procedure.

2.11    Bij brief van 19 december 2011 heeft klager een klacht ingediend bij de deken over verweerder.

2.12    Bij brief van 31 januari 2012 heeft klager zijn klacht uitgebreid naar mr. R. aangezien laatstgenoemde de dagvaarding bleek te hebben opgesteld.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij

a.    onder punt 7 van de uitgebrachte kort gedingdagvaarding inhoudelijke mededelingen heeft gedaan over schikkingsvoorstellen, die verweerder namens zijn cliënte heeft gedaan;

b.    zonder voorafgaand overleg confraternele correspondentie in het geding heeft gebracht, terwijl deze correspondentie niet noodzakelijk was voor de onderbouwing van de stellingen van diens cliënte en dat daarvoor aan klager geen toestemming is gevraagd.;

c.    tijdens de behandeling in het kort geding mededelingen heeft gedaan uit confraternele correspondentie alsmede van gevoerde schikkingsonderhandelingen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft de dagvaarding in kort geding niet zelf opgesteld. Dat heeft zijn kantoorgenoot mr. R., stagiaire verbonden aan zijn kantoor, gedaan. Verweerder is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze dagvaarding en evenmin voor de producties die bij de dagvaarding gevoegd zijn.

4.2    Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat ten onrechte niet onderaan de dagvaarding is opgenomen dat de zaak behandeld werd door zowel hemzelf als zijn kantoorgenoot mr. R. Klager was ervan op de hoogte dat mr. R. de zaak (mede) behandelde.

4.3    Ter zitting heeft verweerder erkend dat hij, hoewel hij de dagvaarding niet zelf heeft opgesteld, wel degene is die verantwoordelijk is voor de inhoud van de dagvaarding en het feit dat er als producties confraternele correspondentie zijn overgelegd. Verweerder heeft de dagvaarding voordat deze werd uitgebracht wel onder ogen gekregen, maar hem is toen niets bijzonders opgevallen.

4.4    Verweerder erkent dat er geen confraternele correspondentie overgelegd had mogen worden. Evenmin had er in de dagvaarding melding mogen worden gemaakt van schikkingsonderhandelingen en de inhoud van confraternele correspondentie.

4.5    Verweerder betreurt het dat klager pas na de behandeling in kort geding gewezen heeft op het overtreden van de gedragsregels. Als klager verweerder hiervan eerder op de hoogte had gesteld, had verweerder nog de mogelijkheid gehad om de dagvaarding terug te nemen of te wijzigen.

4.6    Verweerder ontkent dat hij ten tijde van het kort geding mededelingen heeft gedaan over confraternele correspondentie en/of schikkingsonderhandelingen. Verweerder heeft tijdens de zitting wel een schikkingsvoorstel gedaan, doch daarbij niet gerefereerd aan eerdere schikkingsonderhandelingen tussen de advocaten.

4.7    Verweerder betwist dat in de brief van 28 oktober 2011 die overgelegd is, iets over schikkingsonderhandelingen te lezen valt.

4.1    Conform het advies van de deken heeft verweerder klager zijn excuses gemaakt. Verweerder begrijpt niet dat klager de klacht heeft doorgezet.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a.

5.1    Correspondentie van de ene advocaat aan de andere advocaat mag, ongeacht de inhoud daarvan, niet in een procedure worden overgelegd, en evenmin mag daarop in rechte een beroep op worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, en dan nog slechts na voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij en, zo nodig, na advies gevraagd te hebben aan de deken.

5.2    Ook indien het belang van de cliënt van verweerder overlegging van confraternele correspondentie bepaaldelijk zou vorderen, hetgeen de raad niet is gebleken, laat dit onverlet dat de andere advocaat om toestemming voor het overleggen van confraternele correspondentie dient te worden gevraagd. Vaststaat dat verweerder confraternele correspondentie in het geding heeft gebracht zonder daaraan voorafgaand klager om toestemming te vragen.

5.3    Het klachtonderdeel is gegrond.   

Ad klachtonderdeel b.

5.4    Het is een advocaat niet toegestaan om in een procedure, in de processtukken noch ten tijde van de mondelinge behandeling, mededelingen te doen over tussen de advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen. Advocaten moeten immers de mogelijkheid hebben om een schikking te beproeven zonder dat zij bevreesd hoeven te zijn dat hetgeen daarbij is gedaan, gezegd of geschreven, later in de procedure wordt tegengeworpen.

5.5    Verweerder heeft erkend dat er in de uitgebrachte kort gedingdagvaarding melding is gemaakt van schikkingsonderhandelingen.

5.6    Het klachtonderdeel is gegrond.

5.7    Ten overvloede merkt de raad op dat ook als klager verweerder eerder op (dat wil zeggen voor de zitting) op de hoogte had gesteld van de overtreding van de gedragregels, dit niet afdoet aan het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder. Weliswaar zou verweerder dan de producties hebben kunnen terugnemen of de tekst van de dagvaarding hebben kunnen wijzigen, maar dat doet niet af aan de door verweerder gemaakte fout.

Ad klachtonderdeel c.

5.8    Niet is komen vast te staan dat verweerder tijdens de behandeling in kort geding mededelingen heeft gedaan omtrent schikkingsonderhandelingen en geciteerd heeft uit confraternele correspondentie.

5.9    Het klachtonderdeel is ongegrond.

6    MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7    BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a. en b. gegrond;

- verklaart klachtonderdeel c. ongegrond;

- legt aan verweerder voor de gegrond bevonden klachtonderdelen de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, H.E. Meerman, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 maart 2013.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 19 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl