ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4073 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4002/12.136

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4073
Datum uitspraak: 25-03-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R. 4002/12.136
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. Hoewel de handelingen van verweerder en de wijze waarop hij zich jegens klager heeft opgesteld niet de schoonheidsprijs verdienen, heeft de behandeling van het verzet niet tot andere beschouwingen of conclusies geleid. Verzet ongegrond

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 5 juli 2012  met kenmerk R 11/12/74/ml, door de raad ontvangen op 6 juli 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 10 juli 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 13 juli 2012 aan partijen is verzonden.

1.3    Bij brief van 14 juli 2012, door de raad ontvangen op 16 juli 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 januari 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waartegen klager met uitzondering van de datum dat de werkzaamheden door verweerder zijn beëindigd, niet opkomt. Volgens klager heeft verweerder zijn werkzaamheden niet eind mei maar op 12 juli 2011 beëindigd.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de plaatsvervangend voorzitter ten onrechte als vaststaand feit heeft aangenomen dat verweerder eind mei 2011 de werkzaamheden heeft beëindigd. Verweerder heeft zich op 12 juli 2011 onttrokken. Verweerder geeft in zijn verzetschrift voorts aan dat het hem bevreemdt dat de plaatsvervangend voorzitter schrijft dat klager ongelijk heeft gekregen omdat hij niet kan bewijzen welke producties door verweerder niet zijn ingediend bij de rechtbank. Noch verweerder, noch de opvolgend advocaat noch de rechtbank kan bewijs leveren dat er door verweerder producties bij de conclusie van antwoord waren gevoegd. 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2    De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht(onderdelen) en maakt die tot de zijne. Dat de plaatsvervangend voorzitter er in zijn beslissing ten onrechte van uit is gegaan dat verweerder zijn werkzaamheden eind mei 2011 heeft beëindigd (in plaats van op 12 juli 2011), maakt dat niet anders aangezien dit feit niet van oordeel is/was op de (beoordeling van de) klacht. Een en ander brengt mee dat het verzet ongegrond is.

5.3    Het voorgaande neemt overigens niet weg dat de handelingen van verweerder en de wijze waarop hij zich jegens klager heeft opgesteld, niet de schoonheidsprijs verdienen. In de conclusie van antwoord ontbreekt een inventarisstaat zodat de raad niet in staat is te controleren welke producties daarbij waren gevoegd. Het had op de weg van verweerder gelegen daarvoor zorg te dragen. Een tuchtrechtelijk verwijt levert dat evenwel niet op.

6    BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, E.J. van der Wilk en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 maart 2013.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.