ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4069 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4057/12.191

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4069
Datum uitspraak: 08-04-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R.4057/12.191
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft rechtsbijstand verleend in de echtscheidingsprocedure van klaagster. Klaagster had tegen haar echtgenoot aangifte van mishandeling gedaan. Er was een huisverbod opgelegd, dat was verlengd. Tijdens het intakegesprek heeft klaagster dit aan verweerster meegedeeld. Klaagster had bewijsstukken van de aangifte en het huisverbod voorhanden, maar daar heeft verweerster niet naar gevraagd. Verweerster heeft een verzoekschrift ingediend strekkende tot het verkrijgen van voorlopige voorzieningen. Tijdens de eerste mondelinge behandeling ervan was verweerster aanwezig. Klaagster was in het gebouw aanwezig maar heeft geen contact gehad met verweerster en heeft de zitting niet bijgewoond. De behandeling is later voortgezet. Klacht dat verweerster het proces-verbaal van de aangifte niet in het geding heeft gebracht; voorts dat verweerster klaagster niet naar behoren heeft geïnformeerd over de gang van zaken in het gerechtsgebouw. De raad oordeelt het eerste klachtonderdeel gegrond, daar hij het verwijtbaar onzorgvuldig acht dat verweerster klaagster niet heeft gevraagd of zij beschikte over de stukken van de aangifte en het huisverbod. Het tweede klachtonderdeel oordeelt de raad ongegrond, gelet op de schriftelijke oproep die verweerster aan klaagster heeft gestuurd. Maatregel: enkele waarschuwing.

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 23 oktober 1212, door de raad ontvangen op 24 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 februari 2013 in aanwezigheid van klaagster. Verweerster heeft de raad bericht gestuurd dat zij wegens ziekte verhinderd was de zitting bij te wonen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Vanaf 20 december 2011 heeft verweerster klaagster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure.

2.3    Klaagster had op 7 december 2011 – mede namens haar dochter - bij de politie aangifte gedaan tegen haar echtgenoot (hierna: de wederpartij) terzake van mishandeling. Van de aangifte is op 8 december 2011 proces-verbaal opgemaakt, waarna het proces-verbaal aan klaagster is verstrekt.

2.4    Op 8 december 2011 heeft de burgemeester van de woonplaats van klaagster aan de wederpartij een tijdelijk huisverbod opgelegd, te weten voor de periode van 8 december 2011 tot 18 december 2011.   

Het huisverbod is op 16 december 2011 met een periode van 18 dagen verlengd.

Klaagster heeft de desbetreffende beschikkingen per post van de burgemeester ontvangen.

2.5    Naar aanleiding van het op 20 december 2011 met klaagster gevoerde intakegesprek heeft verweerster op 22 december 2011 bij de Rechtbank

’s-Gravenhage een verzoekschrift ingediend strekkende tot het verkrijgen van voorlopige voorzieningen waaronder de bepaling dat klaagster bij uitsluiting gerechtigd zou zijn tot het gebruik van de echtelijke woning met inboedel.

In het verzoekschrift heeft verweerster het navolgende vermeld:

“De situatie in de echtelijke woning is volstrekt onhoudbaar. Er is sprake van huiselijk geweld en de vrouw heeft aangifte gedaan bij de plaatselijke politie. De man heeft een huisverbod opgelegd gekregen. De vrouw heeft gezien het bovenstaande belang bij na te melden voorlopige voorziening.”

2.6    Bij brief van 2 januari 2012 heeft klaagster verweerster opgeroepen voor de behandeling van het verzoekschrift ter zitting van de rechtbank.

2.7    Bij brief van 2 januari 2012 heeft verweerster aan de strafgriffie van de rechtbank, onder mededeling dat zij van haar cliënte had vernomen dat een beschikking huisverbod aan de wederpartij was uitgereikt, verzocht om haar nader te berichten over de procedure bij de politierechter, waarin de wederpartij zou zijn gedagvaard.

2.8    Het verzoekschrift is behandeld ter zitting van de rechtbank van 5 januari 2012. Klaagster was in het gerechtsgebouw aanwezig, maar heeft geen contact gehad met verweerster en klaagster heeft de zitting niet bijgewoond.

2.9    De behandeling is voortgezet op de zitting van de rechtbank van 19 januari 2012, alwaar verweerster en klaagster zijn verschenen. Tijdens de zitting heeft de rechter aan klaagster in overweging gegeven de woonruimte in de echtelijke woning te verdelen. In overleg met partijen heeft de rechtbank 26 januari 2012 vastgesteld als datum voor een bezoek aan de woning om de haalbaarheid van het voorstel te beoordelen.

2.10    Op 24 januari 2012 heeft klaagster de opdracht aan verweerster ingetrokken en haar meegedeeld zich tot een andere advocaat te wenden.

2.11    Bij brief van 25 januari 2012 heeft verweerster het dossier naar de opvolgend advocaat van klaagster gestuurd. In verband met deze ontwikkeling heeft het op 26 januari 2012 geplande huisbezoek geen doorgang gevonden.

2.12    Bij brief van 30 juni 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster:

a.    dat zij in de procedure strekkende tot een voorlopige voorziening het proces-verbaal van de aangifte van klaagster en haar dochter van mishandeling door de wederpartij niet in het geding heeft gebracht;

b.    dat zij klaagster niet naar behoren heeft geïnformeerd over de gang van zaken in het gerechtsgebouw, ten gevolge waarvan klaagster op 5 januari 2012 niet ter zitting aanwezig was.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Uitgangspunt is de gedragsregel dat de advocaat de hem opgedragen zaken zorgvuldig behoort te behandelen.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2    Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting staat vast dat verweerster tijdens het intakegesprek van 20 december 2012 aan klaagster niet heeft gevraagd om kopieën van de strafrechtelijke aangifte en van de beschikkingen van de burgemeester houdende het opleggen van een huisverbod.

Klaagster heeft onweersproken aangevoerd dat zij die stukken, die zij ruim voor de bespreking van 20 december had ontvangen, tijdens de bespreking bij zich had, maar dat verweerster er niet om heeft gevraagd.    

Klaagster heeft desgevraagd verklaard dat zij niet op de hoogte was van het verzoek van verweerster in haar brief van 2 januari 2012 aan de strafgriffie van de rechtbank en dat zij van de betreffende brief geen kopie heeft ontvangen.

5.3    Gelet op het belang van de stukken met betrekking tot de strafrechtelijke aangifte en de huisverboden voor de onderbouwing van het verzoekschrift, waarin verweerster slechts kort heeft aangeduid dat er sprake was van huiselijk geweld, dat klaagster aangifte had gedaan bij de plaatselijke politie en dat de wederpartij een huisverbod opgelegd had gekregen, valt het verweerster als verwijtbaar onzorgvuldig aan te rekenen dat zij klaagster niet heeft gevraagd  of zij over de betreffende stukken beschikte. De raad is hierom van oordeel dat klachtonderdeel a gegrond is.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.4    Uit de stukken blijkt dat verweerster klaagster bij brief van 2 januari 2012 heeft bericht dat de rechtbank de zitting inzake de voorlopige voorzieningenprocedure had vastgesteld op 5 januari 2012 om 13.35 uur. Tevens heeft verweerster daarbij bericht dat klaagster aanwezig diende te zijn in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te ’s-Gravenhage.

Voorts blijkt dat verweerster klaagster bij brief van 6 januari 2012 op bijna gelijke wijze heeft geïnformeerd over de rechtbankzitting van 19 januari 2012.

5.5    Gelet op deze stukken is de raad van oordeel dat verweerster geen verwijt treft dat zij klaagster niet behoorlijk over de behandeling ter zitting heeft geïnformeerd.

Dit oordeel neemt niet weg dat het de voorkeur had verdiend indien verweerster klaagster ook schriftelijk had geïnformeerd over de gang van zaken voorafgaande aan de zitting en ter zitting.

6    MAATREGEL

    Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7    BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond;

- legt als maatregel op een enkele waarschuwing;

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. R. de Haan, T. Hordijk, L.Ph.J. baron van Utenhove en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2013.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 10 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl