ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4068 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4089/12.223

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4068
Datum uitspraak: 08-04-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R.4089/12.223
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft in een ontslagzaak van klager een vordering wegens kennelijk onredelijk ontslag aanhangig gemaakt. Tijdens de comparitie van partijen stemt klager, na een door verweerder gevraagde schorsing voor overleg, in met doorhaling van de procedure. Klacht dat verweerder weigerde op klachten van klager te reageren, dat hij de arbeidszaak ondeskundig heeft behandeld en dat hij de zaak zonder toestemming van klager heeft laten doorhalen. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond. Naar aanleiding van het verweer, dat is gesteund door een brief van de kantonrechter over de gang van zaken ter zitting, oordeelt de raad dat niet is gebleken dat de bijstand ondeskundig was of dat verweerder onzorgvuldig met klagers belangen is omgegaan. Ook het tweede en derde klachtonderdeel zijn ongegrond.

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 13 december 2012, door de raad ontvangen op 14 december 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 februari 2013 in aanwezigheid van verweerder. Klager heeft de griffie van de raad bericht dat hij wegens autopech verhinderd was. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen, alsmede van de pleitnota die klager op 30 januari 2013 aan de raad heeft gestuurd.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is in 2010 na een dienstverband van 33 jaar door zijn werkgever ontslagen. Verweerder heeft klager rechtsbijstand verleend in het daarover gerezen geschil tussen klager en de werkgever.

2.3    Bij brief van 5 februari 2010 heeft verweerder de hem door klager verleende opdracht bevestigd en daarbij aan klager drie alternatieve prijsafspraken voorgelegd. Tevens heeft verweerder in die brief bevestigd dat hij de zaak niet op basis van gesubsidieerde rechtsbijstand zou aannemen.

2.4    Bij brief van 30 juni 2010 heeft verweerder de door klager gemaakte keuze voor optie 3, luidende:

“3. Er wordt voor het volledige dossier € 2.000,00 berekend, te vermeerderen met BTW, 5% kantoorkosten en verschotten + 15% van een eventuele opbrengst uit de zaak.”

bevestigd. Tevens heeft verweerder aan klager een voorschotnota gezonden, welke klager heeft betaald.

2.5    Verweerder heeft voor klager een rechtsvordering ter zake van kennelijk onredelijk ontslag ingesteld. De zaak is aanhangig gemaakt bij de kantonrechter te Breda.

2.6    Op 16 mei 2011 vond in die procedure te Breda een comparitie van partijen plaats. Verweerder heeft klager ter zitting bijgestaan.   

Nadat de kantonrechter zijn voorlopig oordeel over de zaak had gegeven, is de zitting op verzoek van verweerder geschorst. Tijdens de schorsing heeft verweerder met klager overleg gevoerd over de mogelijkheid van doorhaling van de procedure. Hierna is de zitting hervat en is de procedure met instemming van klager doorgehaald.

2.7    Verweerder heeft de rechtsbijstand in mei 2011 beëindigd.

2.8    Bij brief van 15 juni 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder:

a.    dat hij weigert op de klachten van klager te reageren;

b.    dat hij de arbeidszaak ondeskundig heeft behandeld;

c.    dat hij zonder toestemming van klager de zaak heeft laten doorhalen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is de gedragsregel dat de advocaat de hem opgedragen zaken zorgvuldig behoort te behandelen. 

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2    Verweerder heeft het volgende aangevoerd. Een jaar nadat hij het dossier had gesloten, werd hij gebeld door een persoon die zich voorstelde als de broer van klager. Die broer was van mening dat verweerder de belangen van klager niet goed had behartigd. Verweerder heeft de broer meegedeeld dat deze niet zijn cliënt was en dat hij het dossier niet met hem zou kunnen bespreken. Daarna ontving verweerder op 22 mei 2012 een klachtbrief. Het betrof een getypte brief met onderaan de handtekening van klager. Verweerder heeft getracht telefonisch contact op te nemen met klager, hetgeen niet is gelukt. Volgens verweerder heeft hij klager op 31 mei 2012 aangeschreven met het verzoek contact met hem op te nemen en heeft hij geen reactie van klager mogen vernemen. Kort daarna is de klacht ingediend.

5.3    Tegenover het aldus gevoerde verweer heeft klager geen stukken in het geding gebracht om dit klachtonderdeel te onderbouwen.   

Het klachtonderdeel mist aldus feitelijke grondslag en is daarom ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdelen b en c

5.4    Gelet op de samenhang zal de raad deze klachtonderdelen gezamenlijk behandelen.    

5.5    Gezien de toelichting van klager richten zijn bezwaren zich op de afwijzing van een schikkingsaanbod van de wederpartij en op de gang van zaken ter zitting, leidende tot doorhaling van de procedure.    

5.6    Verweerder heeft aangevoerd dat hij het aanbod van de wederpartij om de zaak te schikken tegen betaling van een bedrag van € 10.000,-- met klager en diens dochter heeft besproken. De vordering die voor klager in de procedure was ingesteld, betrof een bedrag van omstreeks € 200.000,--.

In de door verweerder genoemde bespreking heeft klager het aanbod van de wederpartij, aldus verweerder, resoluut van tafel geveegd.

5.7    Naar het oordeel van de raad kan gelet op het verweer niet worden vastgesteld dat verweerder de belangen van klager op dit punt onzorgvuldig of ondeskundig heeft behartigd.

5.8    Aangaande de gang van zaken ter zitting heeft verweerder betwist dat hij al met de rechter en de wederpartij aan tafel zat toen klager verscheen. Verweerder heeft er op gewezen dat hij in de wachtruimte, in afwachting van de komst van klager, een algemeen gesprek voerde met de wederpartij en diens advocaat, welke laatste in toga was.   

Niet is komen vast te staan dat verweerder buiten aanwezigheid van klager aan de behandeling van de zaak ter zitting is begonnen.

5.9    Verweerder heeft het volgende over de gang van zaken ter zitting aangevoerd. De kantonrechter heeft tijdens de behandeling van de zaak te kennen gegeven hoe hij over de zaak dacht. In de optiek van de kantonrechter had de werkgever er alles aan gedaan om klager tegemoet te komen en zag hij geen reden voor toekenning van  een ontslagvergoeding.

Verweerder heeft, naar aanleiding van een voorstel van de kantonrechter om de zaak desgewenst op verzoek van klager door te halen, waarbij iedere partij de eigen kosten zou dragen, een schorsing van de behandeling gevraagd, welke door de kantonrechter is toegestaan. Verweerder heeft tijdens de schorsing de gang van zaken aan klager uiteengezet, waarbij klager begreep wat zijn rechten waren en hoe hij ervoor stond. Klager heeft bevestigd dat hij akkoord ging met doorhaling van de procedure. Daarna is dit ter zitting aan de kantonrechter meegedeeld en is de zaak doorgehaald. Verweerder heeft het ter zitting besprokene aansluitend schriftelijk aan klager bevestigd.

5.10    De raad neemt in aanmerking dat de deken in zijn brief van 4 december 2012 aan klager heeft vermeld dat zich in het dossier een faxbrief van de Rechtbank Breda van 6 augustus 2012 bevindt, waarin mr. X, de kantonrechter, reageert op een brief van klager van 31 juli 2012 en waarin hij weergeeft wat zijn voorlopig oordeel was. De kantonrechter vond het ontslag niet kennelijk onredelijk en heeft partijen daarom in overweging gegeven om de zaak door te halen. Hij had deze suggestie gedaan opdat de werkgever geen aanspraak zou maken op een proceskostenveroordeling. Volgens de deken schrijft de kantonrechter verder dat partijen vervolgens de zittingsruimte hebben verlaten en nadat zij waren teruggekeerd, hebben gevraagd om de zaak door te halen en dat zij hebben meegedeeld dat was afgesproken dat elke partij haar eigen kosten zou dragen.

5.11    Gelet op de door verweerder in zijn verweer beschreven gang van zaken, die wordt bevestigd in de door de deken aangehaalde brief van de kantonrechter, is de raad van oordeel dat niet gebleken is dat verweerder klager ter zitting ondeskundig heeft bijgestaan of dat hij onzorgvuldig met de belangen van klager is omgegaan.

5.12    Het voorgaande brengt mee dat de klachtonderdelen b en c ongegrond zijn.

6    BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. R. de Haan, T. Hordijk, L.Ph.J. baron van Utenhove en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2013.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 10 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl