ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA3925 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4105/13.12b

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA3925
Datum uitspraak: 11-02-2013
Datum publicatie: 02-03-2013
Zaaknummer(s): R. 4105/13.12b
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het staat de advocaat in casu vrij het vonnis te executeren. Als zich in het kader van die executie onregelmatigheden zouden hebben voorgedaan en klagers menen dat om die reden ten onrechte aanspraak op betaling van verbeurde dwangsommen wordt gemaakt, dienen klagers zich tot de civiele executierechter te wenden. De tuchtrechter heeft geen taak bij de beantwoording van de vraag of dwangsommen al dan niet zijn verbeurd, tenzij evident zou zijn dat verweerster misbruik van recht zou maken. DIt laatste is niet gebleken.   Klacht kennelijk ongegrond.

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 14 januari 2013, door de Raad ontvangen op 15 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    In een kort geding procedure tussen verweerster en haar kantoorgenoten enerzijds en stichting H. en klagers anderzijds heeft op 27 oktober 2011 een zitting plaatsgevonden. Op diezelfde dag is door de voorzieningenrechter vonnis gewezen.

1.2    Op 31 oktober 2011 is een herstelvonnis gewezen.

1.3    In een kort geding vonnis van 31 januari 2012 van de voorzieningenrechter ’s-Hertogenbosch, gewezen tussen dezelfde partijen, is een veroordeling uitgesproken tot betaling van dwangsommen voor het geval de diverse hoofdveroordelingen zouden worden overtreden.

1.4    Bij deurwaardersexploot van 26 juli 2012 is aan klagers en Stichting H. uit krachte van het vonnis van 31 januari 2012 bevel gedaan tot betaling van verbeurde dwangsommen tot een bedrag van € 2.881.393, 97.

1.5    Bij faxbrief van 30 juli 2012 hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerster bij de deken.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Klagers verwijten verweerster in het bijzonder dat zij een onrechtmatig gewezen vonnis executeert en dat zij herhaald onrechtmatig dwangbevelen met steeds een verhoging van de dwangsommen laat uitbrengen. Klagers zijn van mening dat verweerster door haar handelen klagers opzettelijk fysiek en geestelijk stalken. Voorts verwijten klagers verweerster dat zij niet reageert op klagers brieven van 10 februari en 14 mei 2012, waarin klagers verweersters aansprakelijk stellen voor haar handelwijze.

2.3    Ten slotte verwijten klagers verweerster dat zij in strijd heeft gehandeld met artikel 3 en 6 EVRM.

3.    BEOORDELING

3.1    In deze zaak ziet de klacht rechtstreeks op een civiel geschil tussen partijen, waarbij voor de tuchtrechter geen rol is weggelegd.

3.2    Klagers hebben reeds eerder een klacht ingediend bij de deken met betrekking tot het laten betekenen van de grosse van vonnissen door de deurwaarder. Dit klachtonderdeel is reeds in 2012 door de voorzitter kennelijk ongegrond verklaard. Klagers zijn tegen deze voorzittersbeslissing in verzet gegaan.

3.3    In deze klacht verwijten klagers verweerster dat zij een deurwaarder – nu ter zake een vonnis van 31 januari 2012 – een bevel tot betaling van dwangsommen heeft laten uitbrengen. Klagers stellen dat door de rechtbank verschillende versies van het vonnis zijn uitgegeven en niet voldaan is aan de wettelijke bepalingen met betrekking tot de uitgifte van grossen. Verweerster is hiermede bekend. De beide versies van het vonnis zijn  meerdere malen in opdracht van onder meer verweerster betekend. Door het vonnis te laten betekenen en aanspraak te maken op dwangsommen maakt verweerster misbruik van bevoegdheid.

3.4    De voorzitter memoreert dat het hem ambtshalve bekend is dat klagers in de afgelopen jaren een groot aantal klachten heeft ingediend tegen verweerster en haar kantoorgenoten. Deze klachten zijn steeds niet-ontvankelijk of ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 31 januari 2012 overwogen dat klagers een kantoorgenoot van verweerster ten onrechte beschuldigen van het plegen van strafbare feiten en dat verweerster door onrechtmatige publicaties schade leidt. De voorzieningenrechter heeft een groot aantal ingrijpende voorzieningen toewijsbaar geacht. Onder deze omstandigheden staat het verweerster vrij het vonnis te executeren. Als zich in het kader van die executie onregelmatigheden zouden hebben voorgedaan en klagers menen dat om die reden ten onrechte aanspraak op betaling van verbeurde dwangsommen wordt gemaakt, dienen klagers zich tot de civiele executierechter te wenden. De tuchtrechter heeft geen taak bij de beantwoording van de vraag of dwangsommen al dan niet zijn verbeurd, tenzij evident zou zijn dat verweerster misbruik van recht zou maken. Daarvan is niet gebleken.

3.5    Het feit dat verweerster niet heeft gereageerd op klagers brieven van 10 februari en 14 mei 2012, waarin klagers verweerster aansprakelijk stellen, leidt evenmin tot de vaststelling dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het stond verweerster vrij – als civiele tegenpartij – hier niet op te reageren.

3.6    Ten slotte kan, mede gelet op het feit dat een toelichting ter zake ontbreekt, evenmin worden vastgesteld dat verweerster in strijd handelt met de artikelen 3 en 6 EVRM.

3.7    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 11 februari 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klagers

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.