ECLI:NL:TADRSGR:2013:2 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4060/12.194

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:2
Datum uitspraak: 15-04-2013
Datum publicatie: 10-07-2013
Zaaknummer(s): R. 4060/12.194
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerster dat zij haar geen, althans onvoldoende, professioneel juridisch advies heeft gegeven met betrekking tot de consequenties van het starten van een aantal procedures, alsmede met betrekking tot het niet intrekken van diverse procedures. Met betrekking tot het laatste punt overweegt de raad dat dit klachtonderdeel niet meegenomen wordt bij de behandeling van de klachten tegen verweerster. Deze wordt meegenomen bij de klacht die ingediend is tegen de kantoorgenoot van verweerster. Uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting is de raad niet gebleken dat verweerster tekort geschoten is in de op haar rustende zorgplicht jegens klaagster. Hoewel verweerster klaagster bij het starten van de bodemprocedure uitgebreider had kunnen informeren, is gelet op de duidelijke wens van klaagster met betrekking tot de voormalige echtelijke woning van tuchtrechterlijk verwijtbaar handelen geen sprake. De klacht is ongegrond.

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 25 oktober 2012 met kenmerk R 12/13/04 ml, door de raad ontvangen op 26 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 februari 2013 in aanwezigheid van klaagster met haar zuster alsmede verweerster en haar kantoorgenoot mr. M. Deze klacht is gelijktijdig behandeld met de klacht van klaagster tegen mr. M. behandeld. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Verweerster heeft de belangen van klaagster behartigd in een echtscheidingsprocedure en een alimentatieprocedure, alsmede met de echtscheiding verband houdende procedures. Mr. M. heeft op 19 augustus 2011 de belangenbehartiging overgenomen.

2.2    Bij beschikking van 1 november 2010 is tussen klaagster en haar toenmalige echtgenoot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld, waarbij de voormalige echtelijke woning aan de man is toegedeeld.

2.3    Verweerster heeft een dagvaardingsprocedure geëntameerd, teneinde te komen tot wijziging van de beschikking van 1 november 2010 op het punt van de toedeling van de voormalige echtelijke woning. De dagvaarding is op 21 juli 2011 uitgebracht aan de wederpartij van klaagster.

2.4    Klaagster is bij vonnis in kort geding van 29 juli 2011 veroordeeld om tot het ontruimen van de voormalige echtelijke woning te komen binnen zes weken na betekening van het vonnis.

2.5    Bij e-mailbericht van 19 augustus 2011 heeft verweerder klaagster onder meer een bericht van mr. J. toegestuurd van 19 augustus 2011 waarin is vermeld dat mr. J. gehoor geeft aan het verzoek van klaagster om de zaak verder te laten behandelen door verweerder.

2.6    Mr. M. heeft namens klaagster hoger beroep aangetekend van het kort gedingvonnis van 29 juli 2011.

2.7    Bij e-mailbericht van 26 augustus 2011 heeft mr. M. klaagster een afschrift toegestuurd van de hoger beroep dagvaarding en meegedeeld dat in het hoger beroep, bij voorlopige voorziening, om opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 29 juli 2011 wordt verzocht.

2.8    De voormalige echtelijke woning is op 20 september 2011 ontruimd. Vanaf die datum verblijft klaagster niet meer in de voormalige echtelijke woning.

2.9    Bij brieven van 22 en 26 september 2010, alsmede 7 oktober 2011, heeft de advocaat van de wederpartij van klaagster mr. M. verzocht om overleg te plegen over de lopende procedures bij de rechtbank en het hof en het beëindigen van de procedures, teneinde het maken van kosten verder te voorkomen.

2.10    Bij e-mailbericht van 7 oktober 2011 heeft mr. M. klaagster een afschrift van de brief van de advocaat van de wederpartij toegestuurd en gevraagd of dit enig ander licht op de zaak werpt.

2.11    Bij e-mailbericht van 10 oktober 2011 heeft de zuster van klaagster, namens klaagster, onder meer geschreven:   

"(…)

Zij zal dan ook niet afwijken van het hoger beroep kort geding ontruiming alsmede de nieuwe bodemprocedure.   

(…)".

2.12    Bij faxbericht van 24 oktober 2011 heeft de advocaat van de wederpartij onder meer geschreven:

“(…)

Het lijkt mij dat genoemde ontwikkeling het onnodig maakt om de lopende procedures (bij het hof en de rechtbank) voort te zetten. Wellicht kunt u het één en ander met uw cliënte bespreken)?).

(…)”

2.13    Bij e-mailbericht van 25 oktober 2011 heeft mr. M. het faxbericht van 24 oktober 2011 aan klaagster toegestuurd en onder meer geschreven:

“(…)

Bijgaand doe ik u toekomen een afschrift van het schrijven van [advocaat wederpartij] naar de inhoud waarvan ik u verwijs. Graag verneem ik uw reactie.

(…)”

2.14    Op 31 oktober 2011 heeft de advocaat van de wederpartij van klaagster een memorie van antwoord in incident genomen en geconcludeerd tot niet ontvankelijk verklaring van klaagster in haar appel in verband met een gebrek aan belang.

2.15    In november 2011 heeft mr. A., de huidige advocaat van klaagster, de behandeling van de twee lopende procedures overgenomen.

2.16    De advocaat van de wederpartij heeft bij faxbericht van 9 december 2011 mr. A. onder meer geschreven:

“(…)

Uw cliënte wil de procedure begrijpelijkerwijs intrekken/royeren.

(…)

Indien uw cliënte akkoord gaat met het betalen van de proceskosten, dan stelt cliënt als bijkomende voorwaarde dat dit bedrag verrekend wordt met het bedrag dat aan uw cliënte toekomt uit hoofde van de levensverzekering.

(…)".

2.17    Mr. A. heeft beide procedures doen beëindigen door doorhaling c.q. royement.

2.18    Mr. A. heeft verweerder en haar kantoorgenoot aansprakelijk gesteld voor de schade die klaagster heeft geleden doordat de procedures onnodig zijn gestart c.q. onnodig zijn voortgezet. Klaagster vordert een bedrag van

€ 2.665,-- aan vergoeding.

2.19    Verweerster en haar kantoorgenoot hebben elke aansprakelijkheid afgewezen.

2.20    Bij brief van 25 mei 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat deze klaagster geen, althans onvoldoende professioneel juridisch advies heeft gegeven met betrekking tot de consequenties van het starten van een hoger beroep procedure en een bodemprocedure aangaande de echtelijke woning.

De klacht die betrekking heeft op het niet intrekken van de diverse procedures, wordt meegenomen bij de behandeling van de klacht tegen mr. M. aangezien de klacht betrekking heeft op een periode waarin mr. M. de belangen van klaagster behartigde en niet meer verweerster.   

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft de belangen van klaagster behoorlijk behartigd. Verweerster heeft de uitdrukkelijke instructie van klaagster gehad om ervoor te zorgen dat zij zo lang mogelijk in de echtelijke woning kon blijven wonen. In dat kader zijn de procedures gestart zowel voor als na het vonnis in kort geding.

4.2    Van tuchtrechtelijk verwijt behandelen is geen sprake.   

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat alleen  het handelen van  verweerster heeft getoetst tot het moment zij de behandeling van de zaak met instemming van  klaagster heeft overgedragen aan haar kantoorgenoot.

5.2    De raad is uit de dossierstukken of het verhandelde ter zitting niet gebleken dat verweerster tekortgeschoten is in de op haar rustende zorgplicht jegens klaagster. Verweerster heeft ter zitting onweersproken gesteld dat zij conform de eerdere instructies van klaagster heeft gehandeld bij het opstarten van de procedure betreffende het wijzigen van een in een bodemprocedure gegeven beslissing aangaande de echtelijke woning. Hoewel verweerster klaagster bij het starten van de bodemprocedure uitgebreider had kunnen informeren, is, gelet op de  duidelijke wensen van klaagster  met betrekking tot de voormalig echtelijke woning,  van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake.

5.3    De klacht is ongegrond.

6    BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard,T. Hordijk, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 april 2013.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klaagster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl