ECLI:NL:TADRSGR:2013:130 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4188/13.95

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:130
Datum uitspraak: 16-12-2013
Datum publicatie: 25-01-2014
Zaaknummer(s): R. 4188/13.95
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft afdoende verklaring gegeven voor het feit dat de opdrachtbevestiging summier is. In een latere brief is wel uitvoerig op de zaak ingegaan. Klacht in zoverre ongegrond. Op basis van de stukken kan de Raad niet vaststellen dat evident onjuist is geadviseerd of opgetreden. Klacht ook in zoverre ongegrond. Bij aanvang van de zaak is afgesproken en ook vastgelegd dat de communicatie over de zaak met een oom van klaagster zou plaatsvinden. Aan dit familielid is later ook het dossier overgedragen. Onder gegeven omstandigheden niet klachtwaardig. Evenmin klachtwaardig acht de raad de aanwezigheid van een medewerkster van verweerster in de ruimte waar een bespreking met klaagster plaatsvond. Van een betalingsafspraak blijkt niet uit het dossier. Dreiging met beslaglegging niet klachtwaardig. Bestede tijd overeenkomstig afgesproken tarief gedeclareerd. Juistheid van de overige verwijten volgt niet uit het dossier. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 8 mei 2013 met kenmerk K036 2013 bm/ksl, door de raad ontvangen op 13 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 oktober 2013 in aanwezigheid van verweerster. Klaagster is hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Aanvankelijk werd zij bijgestaan door een andere advocaat, maar op aanraden van een familielid is zij overgestapt naar verweerster.

2.3 Bij brief van 29 augustus 2008 heeft verweerster aan klaagster bericht de zaak in de behandeling te zullen nemen. In die brief is het uurtarief van verweerster vermeld alsook de afspraak dat de heer F.P. namens klaagster de communicatie zal voeren.

2.4 Bij brief van 29 augustus 2011 heeft verweerster aan klaagster de beschikking van de rechtbank Rotterdam d.d. 26 augustus 2011 toegezonden. Daarbij heeft zij vermeld dat tegen die uitspraak binnen drie maanden na dagtekening van 26 augustus 2011 hoger beroep kon worden ingesteld.

2.5 Bij brief met bijlagen van 5 oktober 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a. onvoldoende voor haar heeft bereikt en er niet op heeft gewezen dat hoger beroep openstond tegen de uitspraak van de rechtbank. Verweerster heeft zich volgens klaagster niet laten leiden door haar belang en haar ook niet hebben geadviseerd. Op enig moment heeft zij zich zonder opgave van redenen onttrokken. Haar toezegging dat zij zich zou inzetten om het zwarte geld dat volgens klaagster in het bezit is van haar ex-echtgenoot op te sporen, is zij niet nagekomen;

b. slechts sporadisch contact met klaagster heeft opgenomen en zich tijdens de weinige besprekingen die plaats vonden onplezierig heeft gedragen. Bovendien heeft zij klaagster op enig moment dom blondje genoemd;

c. ten aanzien van de zaak van klaagster niet de vertrouwelijkheid in acht heeft genomen die van een advocaat mag worden verwacht door besprekingen te voeren in de openbare ruimte van haar kantoor en door het dossier van klaagster zonder haar toestemming mee te geven aan een van haar familieleden;

d. heeft gedreigd beslag te leggen op het appartement van klaagster vanwege onbetaald gelaten declaraties. Klaagster stelt met verweerster te hebben afgesproken dat zij haar zou betalen nadat de rechtbank zich zou hebben uitgesproken over de boedelscheiding. Bovendien is het overeengekomen uurtarief van € 150,-- eenzijdig en zonder daarvan melding te maken verhoogd naar € 185,--. Een specificatie van de declaratie is niet aan klaagster toegezonden. Een voorstel voor een betalingsregeling is niet ontvangen. Klaagster stelt sinds maart 2012 maandelijks een bedrag van € 50,-- over te maken aan verweerster.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

Klachtonderdeel a.

5.1 Vooropgesteld dient te worden dat een advocaat gehouden is zijn cliënt steeds naar behoren te informeren en duidelijk te maken hoe hij te werk wil

gaan. Deze verplichting houdt onder meer in dat de advocaat waar nodig ter voorkoming van misverstanden of onzekerheid, belangrijke informatie en

afspraken schriftelijk aan de cliënt dient te bevestigen.

5.2 De opdrachtbevestiging van 29 augustus 2008 is weliswaar summier, maar klaagster heeft ter zitting toegelicht dat de achtergrond daarvan is dat zij op dat

moment nog niet de beschikking had over een dossier of stukken en over de strategie dus nog niets kon zeggen. Zij heeft niet meer beoogd en ook niet

meer kunnen doen dan in algemene zin bevestigen bereid te zijn het dossier over te nemen. Daarbij heeft zij haar uurtarief vermeld

5.3 In de brief die verweerster ongeveer vier weken nadien zond aan de wederpartij van klaagster is verweerster wel uitvoerig op de zaak inhoudelijk ingegaan. In het licht van de gegeven omstandigheden acht de raad de verklaring van verweerster plausibel en ook afdoende. Haar treft in zoverre geen tuchtrechtelijk verwijt.

5.4 Voor wat betreft het aan verweerster gemaakte verwijt dat zij onvoldoende voor klaagster heeft bereikt, stelt de raad voorop dat op een advocaat geen resultaatsverplichting rust maar een inspanningsverplichting. Een tegenvallende uitkomst van een zaak kan dan ook niet aan de advocaat worden verweten, tenzij daarbij evident onjuist is geadviseerd of opgetreden. Dat laatste kan de raad op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet vaststellen. De klacht is in zoverre ongegrond.

5.5 Bij brief van 29 augustus 2011 heeft verweerster aan klaagster de   beschikking van de rechtbank toegezonden. Daarbij is melding gemaakt van 

de beroepstermijn. De inhoud van deze brief is naar het oordeel van de raad weliswaar wat kort door de bocht, maar ter zitting heeft verweerster onweersproken ter toelichting aangevoerd dat zij na verzending van die brief nog heeft nagebeld en daarover ook nog contact heeft gehad met de oom van klaagster, die in een eerder stadium ook de communicatie namens klaagster voerde. Gelet op deze toelichting acht de raad het handelen van verweerster ook in zoverre niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.6 Klaagster verwijt verweerster verder dat zij zich zonder opgaaf van reden aan de zaak heeft onttrokken. De juistheid van deze stelling volgt niet uit het dossier.

5.7 De raad kan voorts de juistheid van de stelling dat verweerster klaagster zou hebben toegezegd dat zij zich zou inzetten om zwart geld op te sporen, niet vaststellen.

5.8 Alles overziend acht de raad dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel b.

5.9 De raad acht het verwijt aan verweerster dat zij slechts sporadisch contact met klaagster heeft opgenomen ongegrond. Bij aanvang van de zaak is immers afgesproken en dat is ook schriftelijk bevestigd, dat de communicatie met de oom van klaagster zou plaatsvinden. Het is ook dit zelfde familielid aan wie dit dossier door verweerster is overgedragen. Onder de gegeven omstandigheden acht de raad ook dit laatste niet klachtwaardig.

5.10 Dat verweerster zich tijdens de besprekingen die plaatsvonden onplezierig jegens klaagster heeft gedragen, is door verweerster betwist. Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken kan de raad de gegrondheid van dit betwiste verwijt niet vaststellen. Dat geldt ook voor het verwijt dat verweerster klaagster “dom blondje” zou hebben genoemd.

5.11 De klacht is ook in zoverre derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel c.

5.12 Verweerster bestrijdt de vereiste vertrouwelijkheid te hebben geschonden. In dat verband heeft zij aangevoerd dat de medewerkster die in de ruimte aanwezig was, het dossier reeds kende en bovendien ook heeft getekend voor geheimhouding. Zij nam bovendien geen deel aan het gesprek maar was met haar eigen werkzaamheden bezig, aldus verweerster. De raad volgt verweerster in deze stellingname. Daar komt bij dat noch is gesteld noch gebleken dat klaagster op dat moment bezwaren heeft geuit tegen de aanwezigheid van de medewerkster.

5.13 Klachtonderdeel c. is ongegrond.

Klachtonderdeel d.

5.14 Naar het oordeel van de raad is de dreiging met beslaglegging onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Uit geen van de stukken blijkt van de door klaagster gestelde betalingsafspraak.

5.15 Uit de uitdraai van de urenadministratie van verweerster is af te leiden welke werkzaamheden op welk moment in het dossier van klaagster zijn gemaakt. De bestede uren zijn vervolgens overeenkomstig het met klaagster afgesproken uurtarief (€ 150,--) gedeclareerd. Dat met klaagster een ander uurtarief is afgesproken dan op de urenspecificatie staat vermeld (€ 185,--), acht de raad niet dermate onzorgvuldig dat dat een tuchtrechtelijk verwijt oplevert; immers, feitelijk is gedeclareerd op basis van het afgesproken uurtarief van € 150,-.

5.16 De raad acht dit klachtonderdeel derhalve eveneens ongegrond.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, G.J. Schipper, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl