ECLI:NL:TADRSGR:2013:112 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4153/ 13.60

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:112
Datum uitspraak: 09-09-2013
Datum publicatie: 20-09-2013
Zaaknummer(s): R.4153/ 13.60
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Door verweerder is bewust financiële informatie gebruikt waarvan hij wist althans behoorde te weten dat die niet met inachtneming van de daarvoor geldende regels was verkregen en om die reden niet aan hem had mogen worden verstrekt. Het belang van zijn cliënte vergde echter bepaaldelijk dat de door verweerder verkregen informatie gebruikt zou worden in de procedure. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad geldt dat door of na normschending verkregen bewijs niet zonder meer buiten beschouwing moet worden gelaten. Gebruik van de gegevens onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel ongegrond. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat verweerder de grenzen van het betamelijke heeft overschreden. Klachtonderdeel eveneens ongegrond.

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 20 maart 2013 met kenmerk R12/13/42 ml, door de raad ontvangen op 21 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 juli 2013 in aanwezigheid van klagers, verweerder en diens raadsman mr. L. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klagers hebben een notarieel voorkeursrecht tot koop op de woning en bijbehorende grond van de moeder van klaagster. Sedert 2011 bestaan tussen klagers en de moeder van klaagster diverse geschillen over de verkoop van de aan de moeder van klaagster in eigendom toebehorende woning en bijbehorende grond aan de G te Hummelo. Verweerder staat de moeder van klaagster daarin als raadman bij.

2.3    Tussen klagers en de moeder van klaagster bestaat voorts een geschil over de voldoening door klagers van een vordering ten bedrage van € 35.000,--. Toen betaling uitbleef, heeft verweerder bij brief van 21 september 2012 aan klagers gedreigd met de executoriale verkoop van hun woning.

2.4    Op 5 oktober 2012 is op verzoek van de moeder van klaagster een kort geding dagvaarding aan onder meer klagers betekend. Gedagvaard is tegen 24 oktober 2012. Zij had inmiddels een koper voor haar woning gevonden en inzet van het kort geding was om medewerking door klagers aan de levering van die woning te verkrijgen. Klagers hebben zich ten verwere op hun voorkeursrecht beroepen.

2.5    Bij e-mail van 12 oktober 2012 heeft de heer S namens De F H B.V. op verzoek van verweerder aan hem het volgende bericht:

“U stelde mij de vraag welk inkomen nodig is wanneer een klant een tweede woning wil kopen tegen een prijs van 306.000 euro, terwijl de klant al een eigen woning heeft met een hypotheekschuld van 120.000 euro en een private lening van 35.000 euro. (…)

Bijgevoegd een drietal berekeningen betreffende welk inkomen benodigd is voor de financierbaarheid van 425.000 euro aan hypotheek. (…)

Dat banken wat gereserveerder zijn met het verstrekken van leningen behoeft geen betoog. Zeker niet als cliënt bekend is bij het BKR(bureau krediet registratie). Nu blijkt uit het BKR, dat Dhr. B ook bekend is bij het BKR. Op zich niet vreemd, want iedereen die “rood” op zijn rekening mag staan, staat daar ook gemeld. En dat wil niet zeggen, dat de cliënt dan ook rood staat. Maar als er een A codering vermeldt staat wordt het anders. Dhr B blijkt een A codering te hebben op een RO, Dat wil zeggen, dat er meer dan 3 maanden de rekening geen positief saldo heeft gehad. Daarnaast ook nog een A2 codering op een lening.

BKR Codering A2 is een achterstandscodering waarbij de vordering opeisbaar is gesteld. Betekenis: de schuldeiser kan alle schuld in een keer opeisen. Via de rechter kan eventueel afgedwongen worden, dat er beslag wordt gelegd op uw huis, inkomen, auto en zelf uw inboedel.

Dat Dhr B nu geen hypotheek kan verkrijgen blijkt wel uit bijgevoegd document van Nationale Hypotheek Garantie. Zij zijn al milder dan een bank maar in hun voorwaarden staat dat iemand met een A2 codering geen nationale hypotheek Garantie krijgt (art. 1.13.3) Dus als NHG het uitsluit, zal er geen enkele bank zijn die een financiering zal verstrekken. Door ervaring kan ik dit met 100% zekerheid stellen. (…).”

2.6    Bij brief van 5 februari 2013 heeft de heer S aan Kifid het volgende bericht:

“B heeft mij benaderd om uit te zoeken, hoeveel iemand moet verdienen om de woning in Hummelo te kunnen financieren. Ik heb de volgende gegevens van B ontvangen: de naam, het adres en het bedrag dat gefinancierd moest worden. (…)

Ik heb diverse berekeningen gemaakt. Terwijl ik ook nog bezig was met diverse andere zaken heb ik gesproken met Westland Utrecht en gevraagd of de regels van 2012 of 2013 gelden. In het heetst van de strijd heb ik per ongeluk de BKR gegevens telefonisch opgevraagd en gekregen van de bank.

Vervolgens heb ik B gesproken en aangegeven dat ik informatie heb welke mogelijk van belang is voor de rechtszaak, maar dat ik deze gegevens mogelijk niet mag verstrekken. B gaf toen aan, dat dit niet van belang is omdat alles gebruikt mag worden voor een kort geding. Het maakt niet uit hoe deze informatie is verkregen.

Op basis van deze uitspraak heb ik aan B doorgegeven, dat er sprake is van een codering bij het BKR. (…).”

2.7    Klagers hebben bij de Westland Utrecht Bank N.V. een klacht ingediend. Westland Utrecht Bank heeft daarop bij brief van 13 november 2012 als volgt gereageerd:

“Het is juist dat wij op 11 oktober 2012 uw geregistreerde gegevens bij het BKR hebben opgevraagd. Dit hebben wij gedaan naar aanleiding van een verzoek daartoe door een met ons samenwerkende financieel adviseur, te weten F B.V. te Varsseveld.

Verzoeken als deze gaan doorgaans vooraf aan het indienen van een aanvraag voor een hypothecaire geldlening. Wij zijn er dan ook van uit gegaan dat de verzochte informatie gebruikt zou worden in het kader van zo’n aanvraag. Uiteindelijk is een dergelijke aanvraag op uw naam nooit bij ons ingediend.

Mocht de door ons opgevraagde informatie bij het BKR door de financieel adviseur aan derden zijn verstrekt, dan betreuren wij dit. Wij wijzen u erop dat wij hiervoor geen toestemming hebben gegeven. (…).”

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld is artikel 46 Advocatenwet doordat hij op onrechtmatige wijze, zonder toestemming van klagers, hun BKR-gegevens - via een financieel adviseur van F B.V.(de heer S) te V. – heeft verkregen en in het geding heeft gebracht, en dat zijn manier van werken intimiderend is.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING   

5.1    Nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.2    Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter zitting staat vast, dat verweerder aan de heer S van  F heeft verzocht een advies uit te brengen ten aanzien van de financiële mogelijkheden van klagers om een hypotheek te kunnen afsluiten ten behoeve van de aankoop van de woning van de moeder van klaagster. De heer S heeft voor dat advies bij de Westland Utrecht Bank NV geïnformeerd of klagers bekend waren bij het Bureau Krediet Registratie. De heer S heeft die informatie verkregen en heeft vervolgens met verweerder besproken dat hij informatie had die voor de procedure mogelijk van belang was maar die hij mogelijk niet mocht verstrekken.

5.3    Verder staat vast dat verweerder nadat hij met die mededeling van de heer S was geconfronteerd, heeft gezegd dat hij alles mocht gebruiken in de procedure. S heeft de BKR-gegevens vervolgens aan hem verstrekt. De Westland Utrecht Bank had hem daarvoor geen toestemming gegeven.

5.4    Gelet op het voorgaande en mede in acht genomen het ter zitting verklaarde, staat naar het oordeel van de raad vast dat de BKR-informatie door verweerder bewust is gebruikt terwijl hij wist althans behoorde te weten dat de heer S die gegevens niet met inachtneming van de daarvoor geldende regels had verkregen, zodat verweerder zich dus realiseerde althans behoorde te realiseren dat het verstrekken daarvan aan hem, laat staan het gebruik door hem van die gegevens, niet toegestaan was. Het betroffen immers beschermde persoonsgegevens.

5.5    De vraag die dan vervolgens beantwoording behoeft, is of het belang van een cliënt bepaaldelijk kan vergen dat een advocaat informatie gebruikt waarvan hij weet of behoort te weten dat deze niet rechtmatig door zijn adviseur is verkregen (dit heeft de heer S immers op zijn minst gesuggereerd) en ten aanzien van welke informatie hij weet althans behoort te weten dat het hierbij gaat om beschermde persoonsgegevens.

5.6    Daarbij neemt de raad in overweging dat de door verweerder verkregen informatie cruciaal zou zijn voor een goede afloop voor zijn cliënte in de civiele  procedure. Wanneer klagers immers geen financieringsmogelijkheden zouden hebben, was het voor hen praktisch niet mogelijk om de woning te kopen. Het was daarmee bepaaldelijk in het belang van zijn cliënte, dat verweerder deze informatie in de civiele procedure zou gebruiken.

5.7    Vervolgens is dan de vraag aan de orde onder welke omstandigheden gebruik mag worden gemaakt van door normschending verkregen informatie over de wederpartij in een civiele procedure. Hierbij neemt de Raad in overweging dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat door of na normschending verkregen bewijs, dat vervolgens wordt gebruikt in een civiele procedure, niet zonder meer geldt als onrechtmatig verkregen bewijs dat geen wettig bewijs oplevert in de betreffende civiele procedure (Hoge Raad 27 november 1992, NJ 1993, 569).

5.8    Daarbij is in het onderhavige geval van belang dat klagers zich in de civiele procedure lieten bijstaan door een advocaat, die tegenover de rechter bezwaar zou kunnen maken tegen de door verweerder ingebrachte informatie over de BKR-registratie van klagers waarmee de betreffende informatie onderwerp zou worden in een juridisch debat voor de rechter.

5.9    Onder deze omstandigheden acht de Raad het gebruik door verweerder van genoemde BKR-registratie niet tuchtrechtelijk verwijtbaar en daarmee dit klachtonderdeel ongegrond.

5.10    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de raad niet  gebleken dat door de wijze waarop verweerder zich jegens klagers heeft opgesteld en/of uitgelaten, hij de grenzen van het betamelijke heeft overschreden. Dat het optreden van verweerder door klagers als intimiderend is ervaren, maakt dit niet anders. Het staat een advocaat vrij een tegenpartij “stevig” tegemoet te treden. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

7    BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, A.J.N. van Stigt en mr J.A. van Keulen, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2013.

griffier    voorzitter              

Deze beslissing is in afschrift op 10 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl