ECLI:NL:TADRARN:2013:YA3820 Raad van Discipline Arnhem 12-184

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:YA3820
Datum uitspraak: 21-01-2013
Datum publicatie: 25-02-2013
Zaaknummer(s): 12-184
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Deskundigen, getuigen en adviseurs
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht betreffende indienen van klacht tegen deurwaarder ivm leggen conservatoir beslag. Geen  tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

Beslissing van 21 januari 2013

in de zaak 12-184

naar aanleiding van de klacht van:

de heer L

wonende te U.

klager

tegen:

mr H.

advocaat te N.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 26 september 2012 met kenmerk 1112-9388, door de raad ontvangen op 27 september 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 december 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 4 zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is gerechtsdeurwaarder. Hij werd in november 2011 gevraagd in opdracht van een aannemingsbedrijf beslag te leggen op een uitkering toekomend aan de cliënte van verweerder. Op 3 november 2011 werd door klager dit beslag gelegd. 

2.3 Het beslagexploot (en de daaraan ten grondslag liggende beschikking) vermeldde als beslaglegger een niet bestaande vennootschap Van den Tempel B.V. in plaats van de wel bestaande v.d. Tempel B.V. 

2.4 Verweerder heeft op 4 november 2011 aan klager gemeld dat hij namens een niet bestaande vennootschap beslag heeft gelegd en dat hij het beslag derhalve niet kon plaatsen.

2.5 Bij brief van 8 november 2011 berichtte de rechtbank o.a. verweerder dat niet tot herziening van de beslagbeschikking zou worden  overgegaan.

2.6 Op 16 november 2011 stelde verweerder klager aansprakelijk voor het leggen van beslag namens een in de beschikking niet juist aangeduide vennootschap en verzocht hij klager het beslag binnen 24 uur op te heffen.

2.7 Op 17 november 2011 berichtte klager verweerder het door hem gelegde beslag op verzoek van zijn opdrachtgever te handhaven en verwees hij verweerder naar de voorzieningenrechter indien hij tot opheffing van het beslag wenste te komen.

2.8 Op 18 november 2011 diende verweerder namens zijn cliënte en haar echtgenoot een klacht in tegen klager bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders in verband met de ten uitvoerlegging van de beschikking van de rechtbank. 

2.9 Bij beschikking van 21 februari 2012 heeft de kamer voor de gerechtsdeurwaarders te Amsterdam de door verweerder ingediende klacht ongegrond verklaard. Daarbij overwoog de kamer dat het niet van de deurwaarder kan worden verwacht dat hij in de beoordeling van de gegeven beschikking treedt en dat een geschil daarover aan de voorzieningenrechter in kort geding dient te worden voorgelegd. 

2.10 Bij brief met bijlagen van 10 juli 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder ten onrechte als advocaat van de wederpartij, namens zijn cliënten, een tuchtklacht jegens klager heeft ingediend en klager aansprakelijk heeft gesteld, omdat hij als deurwaarder namens zijn opdrachtgever conservatoir beslag heeft gelegd. Deze tuchtklacht heeft verweerder ingediend met het doel de deurwaarder te bewegen tot opheffing van het gelegde beslag.

4 VERWEER

Verweerder stelt dat hij zijn klacht tegen klager heeft ingediend omdat klager het beslag nooit had mogen leggen nu uit het handelsregister kenbaar was dat Van den Tempel B.V. een niet bestaande vennootschap was en klager ten onrechte heeft geweigerd het beslag door te halen, nadat hij bekend was met de onjuiste tenaamstelling (en de uitspraak van de voorzieningenrechter hierover) en dus het niet bestaan van de beslaglegger. Zijn cliënte werd onder druk gezet door onder meer de beslaglegging maar ook in de media. Door indiening van de klacht hoopte verweerder te bewerkstelligen dat het beslag zou worden opgeheven. Het aanhangig maken van een kort geding tegen de beslaglegging was in verband met de daarmee gemoeide kosten en het daarmee gepaard gaande effect niet in het belang van zijn cliënte. Verweerder mocht deze keuze met het oog op de belangen van zijn cliënte maken.

5 BEOORDELING

Algemeen uitgangspunt is dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Daarbij dient hij in beginsel vrij te zijn om zelf de relevantie en de bruikbaarheid van zijn maatregelen te bepalen voor zover hij daarbij de belangen van anderen niet onnodig beschadigt.  

Hoewel de raad het met klager eens is dat het indienen van een klacht tegen klager vanwege het leggen van beslag op naam van een niet bestaande vennootschap niet de geëigende en aangewezen weg is, kan naar oordeel van de raad niet worden gesteld dat verweerder louter met het indienen van een klacht tegen klager de grenzen van het  tuchtrechtelijk laakbare heeft overschreden. Hoewel het, gegeven zijn stellingname,  in de rede zou hebben gelegen dat verweerder bij de voorzieningenrechter om opheffing van het beslag zou hebben gevraagd, verbiedt het tuchtrecht de advocaat echter niet om in deze situatie een klacht in te dienen jegens klager, ook niet indien het daarbij gaat om een onterechte klacht. Dit betekent dat de klacht ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr M.M. Lorist, voorzitter, mrs. P.R.M. Noppen, E.J. Verster, H.J.P. Robers en G.R.M. van den Assum, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 januari 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.