ECLI:NL:TADRARN:2013:76 Raad van Discipline Arnhem 13-44

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:76
Datum uitspraak: 09-09-2013
Datum publicatie: 25-10-2013
Zaaknummer(s): 13-44
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerders hebben onvoldoende zorgvuldig de belangen van hun cliënte behartigd, door de minst voor de hand liggende oplossingrichting te kiezen, de cliënte niet naar een andere advocaat door te verwijzen en onvoldoende voortvarendheid te betrachten.

Beslissing van 9 september 2013

in de zaak 13-44

naar aanleiding van de klacht van:

De heer mr. L.J. Böhmer,

in zijn hoedanigheid van Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Midden-Nederland

klager

tegen:

 mrs. B. en Z.

 beiden advocaat te N.

  verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 12 februari 2013 met kenmerk RvT 1213-9596/LB/sd, door de raad ontvangen op 13 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 juni 2013 in aanwezigheid van klager en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Mevrouw A. heeft zich op 12 januari 2012 gewend tot het kantoor van verweerders. Mevrouw A. zocht hulp in verband met een korting op (het voorschot op) een WWB-uitkering die mevrouw A. van de gemeente ontving. Mevrouw A. werd gekort met een bedrag van € 287,88 per maand in verband met het feit dat mevrouw  aanspraak zou kunnen maken op kinderalimentatie. Mr. B. heeft mevrouw A. bericht dat mr. Z. haar bij zou staan in het kader van de inning van kinderalimentatie.

2.3 Mevrouw A. is in 2006 gescheiden. Zij is alleenstaande en heeft de zorg voor twee kinderen in de puberleeftijd. Bij beschikking van 14 juni 2006 is de kinderalimentatie vastgesteld op een bedrag van € 129,-- per kind per maand, in de periode dat de vader niet over een eigen woning beschikt. De rechtbank heeft voorts in de beschikking overwogen dat de vader niet in staat kan worden geacht om kinderalimentatie te voldoen, nadat hij de beschikking heeft gekregen over een eigen woning.

2.4 Op 8 maart 2012 zond mr. Z. mevrouw A. een conceptbrief gericht aan haar ex-echtgenoot, die kort daarna is verstuurd. Verweerster heeft voorts telefonisch gesproken met de wederpartij.

2.5 Op 23 mei 2012 is de grosse van de beschikking, die aanvankelijk niet in het bezit was van verweerders, gestuurd aan een deurwaarderskantoor. Verweerders hebben de inschakeling van een deurwaarder, in plaats van het LBIO niet uitdrukkelijk met mevrouw A. besproken.

2.6 De uitkering van mevrouw A. is gedurende een periode van 11 maanden gekort. Door tussenkomst van een opvolgend advocaat is uiteindelijk de korting ongedaan gemaakt.

2.7 Bij brief, die is ontvangen op 16 oktober 2012 heeft mevrouw A. zich bij de deken beklaagd over verweerders.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. Mr. B. bij de inname van de zaak zich heeft geconcentreerd op het innen van de kinderalimentatie, en daardoor van een bijzaak hoofdzaak gemaakt. Mr. B. had zich moeten concentreren op de vraag hoe een korting op de uitkering van mevrouw A. te voorkomen, dan wel haar moeten verwijzen naar een advocaat die haar daarbij behulpzaam kon zijn;

b. mr. B. niet onderkend heeft dat de beschikking kinderalimentatie de voorwaarde bevatte dat de vader van de kinderen slechts kinderalimentatie was verschuldigd als hij geen zelfstandige woonruimte had. Het enkele feit dat mr. B. de beschikking niet bij het intakegesprek heeft gezien, ontsloeg hem niet van de verantwoordelijkheid om dit punt als eindverantwoordelijk advocaat te controleren, na ontvangst van de beschikking;

c. mr. Z. evenmin aandacht heeft besteed aan de hoofdvraag wat te doen met de gemeente. Mr. Z. heeft niet geconstateerd dat de beschikking uit 2006 een voorwaarde bevatte. Mr. Z. heeft de zaak gezien de inmiddels opgetreden spoed vanwege de korting op de uitkering door de gemeente, volstrekt onvoldoende voortvarend opgepakt. Mr. Z. heeft op geen enkel moment mevrouw A. verwezen naar een advocaat die wel gespecialiseerd is in dit soort zaken. Mr. Z. heeft zonder duidelijke aanwijzing gekozen voor een incasso via een deurwaarderskantoor en de voortgang onvoldoende bewaakt.

3.2 De kwaliteit van de dienstverlening acht de Deken klachtwaardig laag. De Deken heeft aangevoerd dat noch mr. B. noch mr. Z. enig besef lijkt te hebben van het verwijt of het bezwaar dat hen wordt gemaakt.

4 VERWEER

4.1 Verweerders hebben aangevoerd dat zij mevrouw A. uitdrukkelijk er op hebben gewezen dat men haar niet bij kon staan in de kwestie tegen de gemeente. Verweerders beschikten aanvankelijk niet over de grosse van de beschikking van 2006. Al met al is de kwestie voldoende voortvarend behandeld. Gelet op de spoedeisendheid is een deurwaarder in plaats van het LBIO ingeschakeld.

5 BEOORDELING

5.1 De klachtonderdelen a. en b. hebben betrekking op de bemoeienissen van mr. B. Deze klachtonderdelen zullen gezamenlijk worden behandeld en besproken.

5.2 Klachtonderdeel a en b.

In deze kwestie waren meerdere oplossingsrichtingen denkbaar, doch mr. B. heeft zich uitsluitend geconcentreerd op één richting, de inning van de kinderalimentatie, zonder enig onderzoek te doen naar de vraag of deze nog verschuldigd was. De andere en meer voor de hand liggende oplossingsrichting, het maken van bezwaar tegen het besluit van de gemeente de uitkering te korten, heeft mr. B. ten onrechte genegeerd, en hij heeft mevrouw A. niet naar een advocaat verwezen die haar daarin wel zou kunnen bijstaan. De klachtonderdelen a. en b. zijn derhalve gegrond.

5.3 Klachtonderdeel c.

Mr. Z. had, gelet op de inhoud van de beschikking en het gegeven dat de ex-echtgenoot van mevrouw A. inmiddels in een andere gemeente woonachtig was, moeten onderzoeken of de kinderalimentatie nog verschuldigd was.

Mr. Z. heeft voorts onvoldoende voortvarend de kwestie ter hand genomen. Een eerste brief aan de ex-echtgenoot van mevrouw A. is eerst in maart 2012, twee maanden na het eerste gesprek met mr. B., opgesteld en de grosse van de beschikking is eerst in mei 2012 aan de deurwaarder gezonden. De keuze tot inschakeling van een deurwaarder, ruim vijf maanden na het eerste verzoek van mevrouw A. haar bij te staan, is niet met mevrouw A. besproken, zulks terwijl deze keuze kosten voor mevrouw met zich bracht. Mr. Z. had, indien zij mevrouw A. in de kwestie tegen de gemeente niet zelf bij kon staan, mevrouw moeten verwijzen naar een andere advocaat. Het geheel klemt te meer, gelet op de penibele financiële situatie waarin mevrouw A. verkeerde en waarvan mr. Z. zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven. Klachtonderdeel c. is derhalve eveneens gegrond.

5.4 De raad overweegt dat verweerders jegens mevrouw A. onvoldoende zorgvuldigheid hebben betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

6 MAATREGEL

6.1 De raad volstaat met oplegging van een maatregel in het kader van het ambtshalve dekenbezwaar. In de oorspronkelijke klachtzaak van mevrouw A., die op dezelfde dag als de onderhavige klachtzaak is behandeld en bekend is bij de raad onder nummer 13-43 heeft de raad afgezien van de oplegging van de maatregel. Bij het opleggen van de maatregel houdt de raad echter rekening met het gegeven dat in de klachtzaak van mevrouw A. de klacht eveneens gegrond is verklaard. Bij het opleggen van de navolgende maatregel neemt de raad voorts in ogenschouw dat verweerders weinig blijk hebben gegeven van inzicht in de aan hen gemaakte verwijten. Nu van verweerders  geen tuchtrechtelijk verleden bekend is, volstaat de raad met oplegging van de navolgende maatregel.

BESLISSING

De klacht is gegrond. De raad legt aan verweerders de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. H.J.P. Robers, C.J. Lunenberg-Demenint, F.A.M. Knüppe en E.A.T.M. Steverink leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van  9 september 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 september 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.