ECLI:NL:TADRARN:2013:28 Raad van Discipline Arnhem 13-12

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:28
Datum uitspraak: 17-06-2013
Datum publicatie: 30-06-2013
Zaaknummer(s): 13-12
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster dat zij verzuimde om voorafgaand aan of tegelijkertijd met het aanhangig maken van het kort geding een verzoekschriftprocedure op te starten. Ook klaagt hij erover dat verweerster hem niet te woord heeft willen staan. De klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. Verweerster heeft voldoende voortvarend gehandeld. Op de dag waarop het kort geding diende is het verzoekschrift ingediend. Dat verweerster er op het door klager gekozen moment geen gelegenheid wilde bieden voor een gesprek, acht de raad begrijpelijk. Klager kwam zonder afspraak en op het moment dat hij verscheen waren zowel hij als zijn zoon erg emotioneel.

Beslissing van 17 juni 2013

in de zaak 13-12

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [  ]

adres

 klager

 tegen:

 mr. X.

advocaat te A.

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 9 januari 2013 met kenmerk 1213-9570/LB/sd, door de raad ontvangen op 10 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 april 2013 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de in de brief van de deken opgenomen inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is getrouwd geweest. Samen met zijn ex-vrouw heeft hij een dochter. Het huwelijk van klager is gesloten naar islamitisch recht als gevolg waarvan enkel de ex-vrouw van klager met het gezag over de dochter was belast.

2.3 In januari 2011 is er een einde gekomen aan de relatie tussen klager en zijn ex-vrouw. Klager heeft zich augustus 2011 tot verweerster gewend met het verzoek namens hem een procedure tot wijziging van het eenhoofdig gezag in gezamenlijk gezag aanhangig te maken.

2.4 Omdat er serieuze aanwijzingen waren dat zijn ex-vrouw met hun dochter naar Australië zou vertrekken, maakte verweerster namens klager een kort geding aanhangig. In dit kort geding vorderde klager onder meer om aan zijn ex-vrouw een verbod op te leggen om met hun dochter naar Australië af te reizen. De zitting vond plaats op 23 september 2011. Op diezelfde dag, doch pas na afloop van de zitting bij de voorzieningenrechter, diende verweerster het verzoekschrift tot wijziging van het gezag in bij de rechtbank, welk verzoek op 26 september 2011 als ingediend werd geregistreerd.

2.5 Op 7 oktober 2011 heeft de voorzieningenrechter in het kort geding de vordering van klager om het zijn ex-vrouw te verbieden naar Australië te vertrekken, afgewezen. De rechter overweegt in zijn vonnis onder meer:

‘[ klager] heeft slechts gesteld, maar heeft op geen enkele wijze met stukken onderbouwd dat hij op korte termijn procedures bij deze rechtbank aanhangig zal maken om (ook) met het gezag over N. te worden belast’ en ‘Nu thans door [klager] geen enkele indicatie is gegeven op welke gronden hij dit eventuele verzoek zal doen, waarbij komt dat niet gebleken is dat [klager] zijn verzoek reeds heeft ingediend, ziet de voorzieningenrechter thans onvoldoende aanleiding om reeds op een beslissing in de eventuele bodemprocedure vooruit te lopen.’

2.6 Op 18 oktober 2011 vertrekt de ex-vrouw met N. naar Australië, zonder achterlating van een adres. Na drie maanden keert zij weer terug.

2.7 Bij brief van 25 juni 2012 heeft mr. Roossien-Feenstra de klacht van klager verwoord.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) Klagers belangen onzorgvuldig te hebben behartigd door te verzuimen een verzoek tot verkrijging van het gezamenlijk gezag in te dienen voorafgaand aan of tegelijkertijd met het aanhangig maken van het kort geding, waarna de voorzieningenrechter de vorderingen van klager afwees, waarop de moeder van klagers kind de kans te baat nam met hun dochter naar Australië af te reizen zonder iets van zich te laten horen;

b) Klager niet te woord te staan toen hij om uitleg vroeg en de politie te bellen.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zicht tegen de klachten verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of er sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen. Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijk verwijt eerst aan de orde kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.2 De raad zal de klachtonderdelen met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

5.3 Vast staat dat verweerster besloten heeft de focus eerst te leggen op het kort geding. Dit lag –gelet op de serieuze aanwijzingen die klager had dat zijn ex-vrouw met hun dochter naar Australië zou vertrekken- ook het meest voor de hand. Tegelijkertijd heeft verweerster voorbereidingen getroffen voor de procedure waarin werd verzocht om klager mede met het gezag over zijn dochter te belasten. Het daartoe strekkende verzoekschrift heeft verweerster ingediend op de dag dat het kort geding diende. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster –mede gegeven het korte tijdsbestek waarin de zaken dienden- voldoende voortvarend gehandeld. Verweerster heeft ter zitting aangevoerd dat zij de voorzieningenrechter op de zitting expliciet heeft medegedeeld nog diezelfde dag tot indiening van het verzoekschrift over te zullen gaan. Gelet op dit verweer, dat klager onvoldoende heeft weersproken, is niet komen vast te staan dat verweerster onjuist dan wel onvoldoende voortvarend heeft gehandeld.

De raad verklaart dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

 Ad klachtonderdeel b)

5.5 Vast staat dat klager nadat hij bekend was geraakt met het feit dat zijn ex-vrouw met zijn dochter naar Australië was vertrokken, samen met zijn zoon op het kantoor van verweerster is verschenen om met haar te kunnen spreken.

Hoewel het begrijpelijk is dat de situatie op dat moment voor klager uiterst moeilijk was, kon naar het oordeel van de raad niet van verweerster worden gevergd dat zij op datzelfde moment gelegenheid bood voor het voeren van een gesprek. Klager had immers geen afspraak gemaakt en hij verscheen onaangekondigd op een moment dat verweerster andere werkzaamheden verrichtte die –zoals verweerster heeft gesteld- geen uitstel duldden. Door het aanbod te doen om een afspraak te maken voor een bespreking op een ander moment, heeft verweerster naar het oordeel van de raad zorgvuldig gehandeld.

Voor zover verweerster nog wordt verweten dat zij de politie heeft ingeschakeld, geldt dat klager niet althans onvoldoende heeft weersproken dat verweerster zijn zoon tot drie maal toe heeft verzocht het pand te verlaten, doch dat hij dit weigerde. Ook heeft klager erkend dat zijn zoon erg emotioneel reageerde. De verhouding tussen de zoon enerzijds en verweerster anderzijds was inmiddels -mede vanwege de hoog opgelopen emoties- zodanig verstoord dat niet onredelijk kan worden genoemd dat verweerster zich genoodzaakt voelde de politie in te schakelen.

De raad verklaart dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klachten ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.M. Lorist, voorzitter, mrs. F.A.M. Knüppe, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark en A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juni 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 juni 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.