ECLI:NL:TADRARN:2013:27 Raad van Discipline Arnhem 13-131

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:27
Datum uitspraak: 24-06-2013
Datum publicatie: 30-06-2013
Zaaknummer(s): 13-131
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klachten over kwaliteit dienstverlening eigen advocaat ongegrond. Verweerder was geenszins gehouden een procedure voor klaagster aanhangig te maken. Een advocaat kan niet verplicht worden om een opdracht aan te nemen die hij onhaalbaar acht.  

Beslissing van 24 juni 2013

in de zaak 13-131

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [  ]

adres

klaagster

tegen:

mr. X

advocaat te V.

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 5 juni 2013 met kenmerk RvT 1121-9366/LB/sd, door de raad ontvangen op 6 juni 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een geschil tussen klaagster en de diaconie van de Protestantse Gemeente Rhenen over achterstallige huurpenningen. Bij vonnis van 17 november 2012 heeft de rechtbank in Utrecht klaagster veroordeeld tot het betalen van de gevorderde huurpenningen.

1.3 Verweerder heeft klaagster geadviseerd geen hoger beroep aan te tekenen, tenzij zij voor het einde van de appeltermijn aanvullend bewijsmateriaal kon overleggen. Klaagster heeft verweerder bij e-mail van 22 december 2010 bericht af te willen zien van het instellen van hoger beroep. Verweerder heeft klaagster hierbij gewezen op de mogelijkheid een andere advocaat te benaderen.

1.4 Klaagster is na het verstrijken van de appeltermijn op deze beslissing teruggekomen en heeft verweerder opdracht gegeven alsnog hoger beroep in te stellen. Volgens klaagster kon zij met behulp van doktersverklaringen aantonen dat haar medische situatie zodanig is geweest dat de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn. Verweerder heeft deze opdracht geweigerd omdat de appeltermijn was verstreken en de bewijspositie van klaagster onveranderd was gebleven.

1.5 Verweerder heeft klaagster ook nog bijgestaan in een geschil met klaagsters zorgverzekeraar. In dit geschil werd klaagster in eerste instantie bijgestaan door de Stichting MEE.

1.6 Bij e-mail van 17 januari 2012 heeft klaagster verweerder verzocht een kort geding op te starten in die zaak. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen omdat hij een dergelijke procedure niet kansrijk achtte. Verweerder heeft zijn beslissing op verzoek van klaagster heroverwogen, doch zijn standpunt niet gewijzigd. Klaagster heeft een andere advocaat bereid gevonden het kort geding aan te spannen.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a. geen beroep in te stellen in een procedure omtrent gevorderde huurpenningen;

b. geen kort geding aanhangig te maken in een procedure tussen klaagster en haar zorgverzekeraar, waardoor klaagster financiële schade heeft opgelopen;

c. geen zorg voor klaagster te hebben gedragen.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan met toepassing van art. 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

Klachtonderdeel a.

3.2 In het onderhavige geval staat vast dat klaagster in eerste instantie heeft laten weten af te willen zien van de mogelijkheid om appel aan te tekenen tegen de beslissing van de rechtbank Utrecht van 17 november 2010 en dat zij na het verstrijken van de appeltermijn op deze beslissing is teruggekomen. Zij heeft verweerder toen opdracht gegeven alsnog appel aan te tekenen en heeft in dat verband gesteld dat er vanwege haar medische situatie sprake zou zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding.

3.3 Verweerder heeft klaagster uitgelegd waarom hij geen hoger beroep wenste aan te tekenen. Zowel het verstrijken van de appeltermijn als de ongewijzigde bewijsnood aan de zijde van klaagster, speelden daarbij een rol. Verweerder heeft klaagster ook aangegeven dat de door haar overgelegde doktersverklaringen onvoldoende te vinden om de termijnoverschrijding te kunnen dekken.

3.4 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder hierdoor niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Verweerder was geenszins gehouden een procedure voor klaagster aanhangig te maken. Een advocaat kan niet verplicht worden om een opdracht aan te nemen die hij onhaalbaar acht. Het is immers ook de taak van een advocaat zijn cliënt te behoeden voor kansloze en kostbare procedures.

3.5 Dat verweerder er onder de gegeven omstandigheden voor heeft gekozen geen beroep aan te tekenen, acht de voorzitter gelet op de gegeven context alleszins begrijpelijk.

3.6 Klachtonderdeel a is daarmee kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b.

3.7 Voor klachtonderdeel b geldt hetzelfde. Verweerder kon evenmin worden verplicht een kort geding aanhangig te maken tegen de zorgverzekeraar. Het staat een advocaat vrij om een (nieuwe) opdracht van een cliënt niet te aanvaarden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. Dat verweerder niet aan die eisen zou hebben voldaan, is de voorzitter niet gebleken. Verweerder heeft in dit verband aangevoerd dat klaagster hem voor het eerst op 17 januari 2012 heeft gevraagd om een kort geding aanhangig te maken en dat hij haar korte tijd later, namelijk op 25 januari 2012, heeft bericht geen gevolg te kunnen geven aan dit verzoek. Dit is door klaagster niet weersproken.

3.8 Naar het oordeel van de voorzitter is dan ook niet komen vast te staan dat verweerder op dit punt enig tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

3.9 Dit voert tot de conclusie dat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel c.

3.10 Dit klachtonderdeel is onvoldoende onderbouwd. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder onvoldoende zorg zou hebben gedragen voor (de belangen van) klaagster.

De voorzitter beoordeelt dit klachtonderdeel dan ook als kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht wordt in al zijn onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, met bijstand van mr. G.H.J. Spee als griffier op 24 juni 2013

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 juni 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- de gemachtigde van klaagster

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-   de deken van de Nederlandse Orde van advocaten