ECLI:NL:TADRARN:2013:2 Raad van Discipline Arnhem 12-227

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:2
Datum uitspraak: 27-05-2013
Datum publicatie: 30-06-2013
Zaaknummer(s): 12-227
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Schrapping
Inhoudsindicatie: Klacht dat verweerder klaagster niet op de hoogte heeft gehouden, zeer gering beschikbaar was, verzuimd heeft om grieven aan te voeren, met als gevolg niet-ontvankelijk verklaring, onware mededelingen heeft gedaan omtrent de stand van de procedure. Gegrond. Schrapping. Patroon van laten verlopen van de termijn voor indiening van een beroepschrift c.q. grieven, het niet informeren van de cliënt daarover, het doen voorkomen dat de procedure nog loopt terwijl al een – afwijzende beslissing is genomen, het niet toezenden van kopieën van correspondentie en beslissingen en het niet correct afwikkelen van de financiële kant van de zaak. Gezien soort praktijk van verweerder als specialist in vreemdelingenzaken is de raad van oordeel dat verweerder het vertrouwen dermate heeft geschonden dat hij niet terug dient te keren in de advocatenpraktijk.

Beslissing van 27 mei 2013

in de zaak 12-227

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [A] en mevrouw [B]

klager en klaagster

gemachtigde:

mr. [C]

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief met bijlagen van 21 maart 2011 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Klager heeft op 30 januari 2012 klaagster schriftelijk gemachtigd de onderhavige klachtprocedure – mede – namens hem te voeren. Blijkens zijn verweer tegen de klacht bij brief d.d. 22 december 2011 is verweerder er ook van uit gegaan dat klaagster de klacht mede namens haar man heeft ingediend. De raad merkt dan ook zowel klaagster als klager aan als klagers.

1.2 Bij brief aan de raad van 29 november 2012 met kenmerk RvT 1011-9004/LB/sd, door de raad ontvangen op 30 november 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het voormalig arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 maart 2013 in aanwezigheid van alleen klagers. Verweerder is hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen. Het voormalig kantoor van verweerder [ ] heeft bij brief d.d. 22 februari 2013 in een andere klachtzaak aan de raad bericht dat verweerder zich wegens gezondheidsredenen van het tableau heeft laten schrappen en niet naar de zitting van de raad zou komen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen, alsmede van de beslissingen van de raad van 17 december 2012 inzake een klacht en een dekenbezwaar tegen verweerder waarbij de klacht en het bezwaar gegrond zijn geoordeeld en aan verweerder de maatregelen van berisping respectievelijk voorwaardelijke schorsing voor de duur van 8 dagen zijn opgelegd.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klagers hebben op 11 januari 2011 de zaak van klager aan verweerder overgedragen. Klaagster heeft in de desbetreffende mail benadrukt dat zij volledig op de hoogte gehouden wenste te worden van de ontwikkelingen in de zaak. Tevens heeft zij gevraagd of hij, indien hij hun casus op fora op internet zou willen bespreken, hun privacy diende te waarborgen bijvoorbeeld door het veranderen van namen en plaatsen.

2.3 Op woensdag 12 januari 2011 heeft verweerder de zaak met klaagster bij hem op kantoor besproken. Toen heeft hij in haar bijzijn gebeld met de ' Dienst terugkeer en vertrek' van de IND (hierna: de Dienst). Met de Dienst werd afgesproken dat verweerder de volgende dag een brief zou sturen. Ook zou hij hoger beroep instellen tegen de ongegrondverklaring door de rechtbank van het beroep tegen de vreemdelingenbewaring.

2.4 Op klaagsters verzoeken per e-mail van 21, 22 en 26 januari 2011 en 8 februari 2011 naar een kopie van de grieven en van de brief aan de Dienst heeft verweerder niet geantwoord.

2.5 Er is wel – blijkens de uitspraak van de afdeling rechtspraak van de Raad van State – op 11 januari 2011 beroep ingesteld, maar verweerder heeft geen grieven ingediend. Om die reden is het beroep bij beslissing van 31 januari 2011 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Klaagster is van die beslissing op de hoogte gesteld toen zij op 11 maart 2011 telefonisch contact opnam met de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). Zij heeft direct gebeld met verweerder. Blijkens klaagsters e-mail van 11 maart 2011 aan een vriendin heeft verweerder zich toen geëxcuseerd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder klaagster rechtstreeks heeft benaderd om haar over te halen de zaak van klager aan hem in behandeling te geven, terwijl klager zoals verweerder bekend was reeds door een andere advocaat werd bijgestaan;

b) verweerder, ondanks uitdrukkelijk verzoek van klaagster haar ten allen tijde op de hoogte te houden van de voortgang van de zaak, zulks heeft nagelaten, en bovendien zeer gering beschikbaar was voor klaagster;

c) verweerder weliswaar hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank d.d. 11 januari 2011, waarbij het beroep van klager tegen het voortduren van zijn vreemdelingenbewaring ongegrond was verklaard, maar verzuimd heeft om grieven aan te voeren; om die reden is het hoger beroep door de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 januari 2011 niet-ontvankelijk verklaard;

d) verweerder onware mededelingen heeft gedaan omtrent de stand van de procedure; toen klaagster hem uiteindelijk eind februari 2011 telefonisch te spreken kreeg en hem naar de stand van zaken vroeg antwoordde hij haar dat het hoger beroep nog steeds liep;

e) verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door zich zonder toestemming van klagers jegens een andere cliënte, mevrouw [K], uit te laten over klagers zaak.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt al direct in het eerste gesprek met klaagster op 12 januari 2011 te hebben besproken dat het niet zo verstandig was geweest dat haar man al naar Nederland was gekomen in plaats van de behandeling van zijn verblijfsaanvraag in België af te wachten. Toen is volgens verweerder besproken het hoger beroep niet door te zetten.

4.2 Klaagster betwist dat laatste. Zij voert aan dat verweerder het in zijn verweer ten onrechte doet voorkomen dat hij zou volstaan met het geven van een second opinion. Zij heeft niet voor niets bij herhaling gevraagd om een afschrift van de grieven.

4.3 Volgens verweerder waren klaagster en mevrouw [K] studiegenoten, en besprak klaagster zelf de zaak van haar man met mevrouw [K]. Klaagster heeft dat erkend. Zij meent dat dit verweerder nog niet het recht geeft om ook zelf zonder haar toestemming mededelingen over de zaak van haar man te doen aan [K]. 

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Uit hetgeen klaagster heeft aangevoerd kan niet worden afgeleid dat verweerder heeft getracht klagers over te halen van advocaat te wisselen. Verweerder is wel wervend actief geweest op LinkedIn maar niet is gebleken dat hij klager heeft willen bewegen zijn relatie met zijn toenmalige advocaat mr. [L] te beëindigen. Zijn e-mail aan mevrouw [K] wijst er veeleer op dat hij haar er van heeft willen overtuigen niet zelf de belangenbehartiging op zich te nemen maar deze over te laten aan hem als advocaat. Het is ook niet zo dat hij telefonisch contact met klaagster heeft opgenomen, klaagster heeft zelf contact met hem gezocht. Dit onderdeel van de klacht is daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel b, c en d)

5.2 Vast staat dat verweerder verzuimd heeft direct bij indiening van het beroep de gronden daarvan in te dienen, alsook dat dit verzuim geleid heeft tot kennelijke niet-ontvankelijkheid van het beroep. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat het niet indienen van de gronden de instemming had van klagers. Uit de verzoeken van klaagster om te worden geïnformeerd over de door hem ingediende grieven kan juist het tegendeel worden afgeleid. Indien hij al meende met klaagster te hebben afgesproken dat daarvan zou worden afgezien, dan had hij uit haar verzoeken kunnen en moeten begrijpen dat hier sprake was van een misverstand dat vroeg om onmiddellijke opheldering. Verweerder heeft daar echter niets aan gedaan. De raad is van oordeel dat verweerder door geen gronden in te dienen ernstig tekort is geschoten.

Tevens heeft verweerder verzuimd om klaagster direct omtrent de afwijzende beslissing van de Afdeling te informeren. In plaats daarvan heeft hij het doen voorkomen als zou de zaak nog in behandeling zijn.  Ook deze misleidende handelwijze is in strijd met de zorg die verweerder jegens klaagster diende te betrachten. Verweerder heeft ook nagelaten het telefoongesprek van 12 januari 2011 met de Dienst schriftelijk te bevestigen zoals was afgesproken. Dat alles is in strijd met de zorg die hij jegens klagers diende te betrachten. Deze onderdelen van de klacht zijn dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.3 Uit hetgeen klaagster in het kader van het onderzoek van de klacht naar voren heeft gebracht heeft de raad niet kunnen vast stellen dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Uit de verklaring van mevrouw [K] kan wel worden afgeleid dat er tussen haar en verweerder over de zaak van klager is gesproken, maar daaruit blijkt niet in hoeverre daar de grenzen van wat vertrouwelijk diende te blijven zijn overschreden. De raad neemt hier in aanmerking dat er kennelijk in de sociale media levendige uitwisselingen plaatsvonden omtrent kennis en ervaringen op het gebied van vreemdelingenbewaring, en dat klaagster en mevrouw [K] ook onderling de situatie van hun echtgenoten hadden vergeleken. Het is dan op zichzelf niet vreemd dat mevrouw [K], die ook cliënte was van verweerder, met hem over de situatie van klager te spreken kwam. Verweerder heeft daarbij dan wel voldoende discretie te betrachten. Niet is gebleken dat hij daarbij de betamelijkheidsgrenzen heeft overschreden. Dit onderdeel is dan ook ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder stond als advocaat ingeschreven in het voormalig arrondissement [X] sedert 21 november 1990. Hij heeft zich onlangs, begin 2013, zelf van het tableau laten schrappen. Verweerder is eerder, vanaf 1999, veelvuldig tuchtrechtelijk bestraft. Daarbij zijn hem de maatregelen opgelegd van enkele waarschuwing (3x), berisping (4X), voorwaardelijke schorsing (2X) en onvoorwaardelijke schorsing (2x). Die beslissingen en de onderhavige klachtzaak alsmede de op dezelfde dag door de raad onder nummer 12-251 behandelde klacht van een andere klaagster laten zien dat bij verweerder sprake is van een patroon van laten verlopen van de termijn voor indiening van een beroepschrift c.q. grieven, het niet informeren van de cliënt daarover, het doen voorkomen dat de procedure nog loopt terwijl al een – afwijzende beslissing is genomen, het niet toezenden van kopieën van correspondentie en beslissingen en het niet correct afwikkelen van de financiële kant van de zaak. Gezien dit patroon en de kwetsbaarheid van de cliënten in de soort praktijk van verweerder als specialist in vreemdelingenzaken is de raad van oordeel dat verweerder het vertrouwen dermate heeft geschonden dat hij niet terug dient te keren in de advocatenpraktijk. De raad zal hem dan ook de hierna te noemen maatregel opleggen.

BESLISSING

De raad van discipline:

De onderdelen b, c en d van de klacht zijn gegrond, de onderdelen a en e zijn ongegrond.

Aan verweerder wordt de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, J.H. Brouwer, M.L.C.M. van Kalmthout en R.P.F van der Mark, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2013.

griffier voorzitter