ECLI:NL:TADRARN:2013:19 Raad van Discipline Arnhem 12-214

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:19
Datum uitspraak: 08-04-2013
Datum publicatie: 30-06-2013
Zaaknummer(s): 12-214
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van wederpartij over uitlatingen in de processtukken van de advocaat. Deze zouden onnodig grievend en gekleurd zijn jegens klaagster. Verweerder is met gewraakte uitlatingen binnen de grenzen van het toelaatbare gebleven. Klacht ongegrond.

Beslissing van 8 april 2013

in de zaak 12-214

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 13 november 2012 met kenmerk “klacht X/mr. Y”, door de raad ontvangen op 14 november 2012, heeft de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het voormalige arrondissement Almelo de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 februari 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

de in 1.1 genoemde brief en de daaraan gehechte bijlagen 1 t/m 19.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft zijn cliënt bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Voor zover voor de klacht van belang was in geschil de omgangsregeling tussen de cliënt van verweerder en de twee minderjarige kinderen die geboren zijn uit zijn huwelijk met klaagster, A en B. Klaagster heeft ook een dochter van 21 jaar uit een eerder huwelijk, C. Na de breuk tussen klaagster en de cliënt van verweerder is door de oudste dochter van klaagster aangifte gedaan tegen de cliënt van verweerder wegens verkrachting. Vanaf dat moment gaf klaagster geen uitvoering meer aan het co-ouderschap over de twee jongste kinderen en ontstonden problemen rond hun omgangsregeling met de client van verweerder. De cliënt van verweerder wilde zo snel mogelijk op normale wijze contact met zijn kinderen.

2.3 Verweerder heeft in het verweerschrift in de echtscheidingsprocedure, van 19 juli 2011, onder meer geschreven:

“C is een probleemkind, bij wie in het verleden borderline is vastgesteld.”

“De man gaat ervan uit dat uw rechtbank bekend is met het ouder verstotingssyndroom. In deze zaak zijn er veel kenmerken welke erop wijzen dat in deze echtscheiding gevreesd moet worden voor het ouderverstotingssyndroom. Voor een toelichting op het ouderverstotingssyndroom verwijst de man naar een artikel in het echtscheidingsbulletin, Tijdschrift voor Scheidingsrecht, aflevering 7/8, juli/augustus 2004, pagina 103. De man maakt zich zorgen dat dit zich ook bij de kinderen zal voordoen, zoals dit in het verleden waarschijnlijk ook bij C is gebeurd. Vooral A heeft veel last van de veranderingen”.

In de pleitaantekeningen van 14 mei 2012 heeft verweerder opgenomen:

“Anderzijds begrijpt vader wel dat het allemaal gevoelig ligt bij moeder. Moeder is als kind misbruikt door een oom. Hier is nooit wat mee gedaan. Later, toen zij meerderjarig was en werkte voor een tandarts in Antwerpen is zij gedwongen tot prostitutie door deze tandarts. Dit heeft drie maanden geduurd.”

2.4 Bij ongedateerde brief met bijlagen heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in de processtukken onwaarheden heeft opgenomen en zich in de procedure onnodig grievend en gekleurd heeft uitgelaten jegens klaagster.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht betreft de stelling dat de verweerder, in zijn rol als advocaat van de wederpartij zich onnodig grievend en in strijd met de waarheid heeft uitgelaten, waarmee hij de belangen van klaagster heeft geschaad. Bij de beoordeling hiervan stelt de raad voorop dat het vaste jurisprudentie is dat bij de beoordeling van een klacht over het optreden van de advocaat van de tegenpartij ervan behoort te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voor komt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij daarbij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Deze begrenzing ziet op de plicht van de advocaat om zich te onthouden van stellingen waarvan hij de onwaarheid kent of aanstonds kan kennen en die schadelijk kunnen zijn voor derden. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de advocaat in beginsel mag afgaan op de feiten die zijn cliënt hem verschaft. Tevens dient de advocaat zich te onthouden van nodeloos grievende bewoordingen.

4.2 Verweerder heeft aangevoerd dat hij door zijn cliënt is geïnformeerd over alle zaken die hij in de processtukken heeft benoemd en dat hij die zaken heeft mogen noemen als achtergrondinformatie voor de rechter, bij de beoordeling van de te nemen beslissingen. Naar later is gebleken wijkt een deel van die informatie af van een rapport dat Bureau Jeugdzorg heeft geschreven. Hoewel de raad van mening is dat verweerder er beter aan had gedaan bepaalde stellingen niet als feit te poneren, maar slechts als mening van zijn cliënt te formuleren en hoewel begrijpelijk is dat klaagster zich door die stellingen gegriefd voelde, is de raad van oordeel dat verweerder met de gewraakte uitlatingen nog binnen de grenzen is gebleven van hetgeen in het licht van het voormelde criterium toelaatbaar is.  Met betrekking tot de uitlatingen die klaagster als in strijd met de waarheid kwalificeert, is daarbij van belang dat verweerder op het moment van het opstellen van het verweerschrift niet bekend was met de inhoud van het rapport van Bureau Jeugdzorg.

4.2 De raad verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

• Verklaart de klacht van klaagster ongegrond

Aldus gewezen door mr R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, I.P.A. van Heijst, P.P. Verdoorn en P.R.M. Noppen, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het voormalig arrondissement Almelo

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.