ECLI:NL:TADRARN:2013:177 Raad van Discipline Arnhem 13-291

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:177
Datum uitspraak: 11-12-2013
Datum publicatie: 08-01-2014
Zaaknummer(s): 13-291
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht tegen advocaat wederpartij dat hij klager zou bedreigen, schofferen en beledigen kennelijk ongegrond.

Beslissing van 11 december 2013

in de zaak 13-291

 naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 25 november 2013 met kenmerk RvT 13-0228 door de raad ontvangen op 27 november 2013, en van de op de bij deze brief gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd als 1 en 2.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder is de raadsman van de ex-vriendin van klager. Klager en zijn ex-vriendin hebben een dochtertje. Over de omgang van klager met zijn dochter zijn grote problemen.

1.3 De dochter van klager en zijn ex-vriendin is onder toezicht gesteld. Bureau Jeugdzorg heeft voorwaarden gesteld waaraan klager (eerst) dient te voldoen voordat aan omgang zijn dochter kan worden gedacht. De klacht ziet op verweerders optreden in deze kwestie.

1.4 Op 15 augustus 2013 schreef de raadsman van klager een e-mailbericht aan verweerder. Dit bericht is door de raadsman van klager ook aan Bureau Jeugdzorg gestuurd. Daarin schreef hij dat de impasse tussen partijen oplosbaar zou moeten zijn zonder verdere procedures, dat er een de-escalatie zou moeten volgen en dat ten onrechte met miskenning van de goede intenties van klager steeds werd teruggegrepen op een oud en negatief beeld van klager. De raadsman van klager deed in dit e-mailbericht een voorstel tot de-escalatie "opdat er omgang komt tussen cliënt en (lees: zijn dochtertje), opdat alle procedures ook daadwerkelijk gestopt kunnen worden. Doel is dat partijen zich richten op de belangen van enkel (lees: het dochtertje).”

1.5 De raadsman van klager deed in dit e-mailbericht een beroep op het feit dat klager zich heeft laten behandelen: “U bent allemaal bekend met het uitbehandelrapport van dr. [P] alsmede met hetgeen daaraan ten grondslag ligt.” Hij wees erop dat in de procedures die er zijn tussen partijen steeds maar weer allerlei e-mails van zijn cliënt aan moeder (de cliënte van verweerder) worden ingebracht, dat daarin weliswaar bedreigingen zijn opgenomen maar dat het om oude e-mails gaat en dat er al ruim 2 jaar geen bedreigingen meer zijn voorgevallen. De raadsman van klager pleit ervoor dat de omgang wordt hervat en dat zo het “communicatieprobleem van cliënt met BJZ” wordt opgelost. Dat zou moeten gebeuren door de –vooreerst begeleide- omgang te laten plaatsvinden op een neutrale plaats (“voor mijn part het politiebureau Amersfoort”) maar niet bij Bureau Jeugdzorg. De advocaat van klager drong aan op een spoedig gesprek “om de uitgangspunten voor contactherstel van cliënt met (lees het dochtertje) te bespreken”.

1.6 Verweerder reageerde daarop op in zijn e-mail aan de advocaat van klager van 21 augustus 2013. In zijn reactie schreef verweerder het volgende:

"Uw cliënt geeft er tot de dag van vandaag geen blijk van, dat hij ook maar iets veranderd is. Ik schreef u al over de bedreiging van mijn cliënte voorafgaand aan de zitting van 8 augustus jl. en de wijze waarop hij mij na de zitting bejegende. Inmiddels is cliënte gestuit op reacties van uw cliënt op internet naar aanleiding van een artikel in Nu.nl over een uithuisplaatsing. Die reacties liegen er niet om. Ook daarin komt een agressieve houding naar voren en zelfs bedreiging naar de toekomst toe van mijn cliënte en haar dochter. Onder deze omstandigheden kunt u niet de realiteit wegschuiven, door te stellen dat partijen zich op de toekomst moeten richten. Dat is veel te gemakkelijk... "

"Als uw cliënt bereid en in staat is naar zichzelf te kijken en opnieuw in therapie te gaan bij een ter zake kundig therapeut al dan niet verbonden aan een kliniek (de rapportage en bevindingen van de heer (P.) hebben nu eenmaal te weinig serieuze indruk gemaakt), dan is er misschien vooruitgang te boeken. Cliënte heeft er onder de huidige omstandigheden immers helemaal geen vertrouwen in dat uw cliënt zijn emoties onder controle heeft onder alle omstandigheden. Hij heeft te vaak laten vallen dat hij mijn cliënte en zijn kind iets zou aandoen. Deel van de oplossing is ook dat uw cliënt de inzet en bemoeienis van de gezinsvoogd accepteert en zich daar iets van aantrekt. Het zich onderwerpen aan therapie door uw cliënt is ook een bijdrage aan een structurele oplossing. Gelet op zijn gedrag en uitlatingen is het alleszins verdedigbaar omdat van hem te vragen. Als dat niet bespreekbaar is, heeft overleg met u en uw cliënt geen enkele zin...."

1.7 Middels een faxbericht met bijlagen, door de deken ontvangen op 30 augustus 2013, heeft klager de onderhavige klacht ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)  klager te beschrijven als een crimineel en hem te schofferen;

b) klager te bedreigen, vernederen, kwetsen en provoceren;

c) klager zonder bewijs te beschuldigen van het uiten van bedreigingen op internetfora;

d) te weigeren een gesprek aan te gaan met de advocaat van klager.

3 VERWEER

3.1 Het verweer komt voor zover noodzakelijk bij de bespreking van de diverse klachtonderdelen aan de orde.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

ad klachtonderdeel c)

4.2 Klachtonderdeel c) heeft direct betrekking op de e-mail van verweerder van 21 augustus 2013 die in r.o. 1.6 werd geciteerd. De berichten op internet waarnaar verweerder verwijst en waarvan de tekst zich in het dossier bevindt, liegen er niet om; zij zijn inderdaad agressief van toon. Dat verweerder zou moeten beschikken over bewijs dat die berichten van de hand van klager zijn is onjuist. Klager en -blijkens de als bijlage bij de klacht gevoegde e-mail van zijn raadsman- ook zijn raadsman, zien dat verkeerd. De advocaat van de wederpartij dient zich ten opzichte van de andere partij (in dit geval klager) te onthouden van feitelijke mededelingen waarvan hij weet of moet vermoeden dat deze feitelijk onjuist zijn. Maar het mogen wel stellingen, beweringen zijn.

4.3 Van belang is dat ook klager uitgaat van het feit dat die berichten zo en in die vorm en met die bewoordingen zijn gepubliceerd. De klacht is dat verweerder geen bewijs heeft dat die berichten van de hand van klager zijn maar, opvallend, dat dat het geval is, wordt door klager niet ontkend.

4.4 Verweerder heeft op gezag van zijn cliënte aan mogen nemen dat die berichten op het internet van de hand van klager waren. Het thema van die berichten is nauw verwant aan de problemen die er zijn tussen klager enerzijds en de cliënte van verweerder en Bureau Jeugdzorg anderzijds. De cliënte van verweerder noemde ook de naam die klager op het forum in kwestie zou gebruiken, [gebruikersnaam], een gebruikersnaam die intussen is vervallen. De cliënte van verweerder stelde te weten dat klager die naam gebruikte. Er is geen reden waarom verweerder zijn cliënte daarin niet zou mogen volgen. In deze belichting levert het geen tuchtrechtelijk verwijt op dat verweerder klager deze uitlatingen aanwreef. Klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel a)

4.5 Klachtonderdeel a) heeft geen zelfstandige betekenis, betreft in wezen dezelfde kwestie als waarom het bij klachtonderdeel c) gaat, maar dan met uitsluitend kwalificaties, want woordelijk heeft verweerder dat zo niet geschreven. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel b)

4.6 Klachtonderdeel b) is niet feitelijk uitgewerkt en deelt het lot van de andere klachtonderdelen. 

ad klachtonderdeel d)

4.7 In het licht van de tweede in r.o. 1.6 geciteerde alinea van het e-mail bericht van verweerder aan de advocaat van klager van 21 augustus 2013 valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken van het feit dat hij (vooralsnog) geen zinvolle mogelijkheden zag voor een gesprek over de kwestie met klagers raadsman. Ook dit verwijt is derhalve kennelijk ongegrond. 

BESLISSING

Wijst de klacht in al zijn onderdelen af.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 11 december 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 december 2013 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

• klager

en per gewone post aan:

• verweerder

• de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

• de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten